Oefentoets 3.2 Verpleegkunde Medische kennis en Gedragswetenschappen - Zorg - GGZ
Vraag 1
Wat is de psychopathologie?
A. Het studiegebied dat zich bezighoudt met het beschrijven van de diverse vormen van
afwijkende emoties, gedachten en afwijkend gedrag
B. Het studiegebied dat zich bezighoudt met beschrijving, oorzaken en behandeling van
psychische stoornissen
C. Het studiegebied dat zich bezighoudt met diverse vormen van afwijkende emoties,
denkbeelden en afwijkend gedrag, de oorzaken daarvan en de behandelmogelijkheden
D. Het studiegebied dat zich bezig houdt met sport en spel of lichaamsgeoriënteerde
oefeningen, waardoor de cliënt leert om lichaamssignalen, gevoelens en gedragspatronen te
herkennen, te verwoorden en begrijpen
Vraag 2
In Nederland zijn veel mensen erover verbijsterd dat in China hond wordt gegeten. Om wat voor
criteria van afwijkend gedrag gaat het hier?
A. Foute perceptie of interpretatie van de realiteit
B. Sociaal afwijkend
C. Ongepast of contraproductief gedrag
D. Gevaar
Vraag 3
Hoeveel % van alle Nederlanders tussen de 18 en 65 jaar heeft ooit een psychiatrische aandoening
gehad?
A. 41,2 %
B. 5,7%
C. 19,3 %
D. 75,9 %
Vraag 4
Welke uitspraak over de culturele achtergronden van afwijkend gedrag is onjuist?
A. In Westerse culturen legt men in het algemeen een sterkere nadruk op fysieke of somatische
symptomen van depressie, zoals hoofdpijn, vermoeidheid en zwakte, terwijl in China en in
andere landen in het Verre Oosten de nadruk meer op schuldgevoel en somberheid ligt
B. In een aantal Afrikaanse culturen neemt angst vaak de vorm aan van vrees dat men zich niet
kan voortplanten, wat zich uit in dromen en klachten over hekserij
C. Indianen maken onderscheid tussen ziekten die in hun ogen het gevolg zijn van invloeden
van buiten de eigen cultuur, de ‘ziekten van de blanke man’, zoals alcoholisme en
drugsverslaving, en ziekten die ontstaan door een verstoorde relatie met het traditionele
stamleven en denken, de ‘indiaanse ziekten’
D. In sommige talen bestaat geen equivalent voor de woorden waarmee we psychische
stoornissen beschrijven, zoals depressie en geestelijke gezondheid
,Vraag 5
Volgens Hippocrates was een verstoring van het evenwicht tussen de lichaamssappen
verantwoordelijk voor afwijkend gedrag. Wat was volgens Hippocrates het gevolg van een overvloed
aan bloed?
A. Sanguinische dispositie
B. Depressie
C. ´Korzelig´ en cholerisch gedrag
D. Traagheid
Vraag 6
Freud onderscheidde in onze persoonlijkheid drie psychische structuren. Welke psychische structuur
bestaat uit onze lagere driften en instinctieve impulsen?
A. ID
B. Ego
C. Super-ego
D. Zowel ID als Ego
Vraag 7
Een studenten verklaart haar spiekgedrag door te zeggen dat de docent het lokaal verliet tijdens een
tentamen. Om wat voor afweermechanisme gaat het hier?
A. Verplaatsing
B. Verdringing
C. Regressie
D. Rationalisatie
Vraag 8
Freud meende dat de fundamentele relatie van het kind met de wereld in zijn eerste levensjaar
gebaseerd is op het nastreven van sensueel of seksueel genot. Freud omschreef hierbij vijf
psychoseksuele stadia. In welke stadium ervaart het kind seksueel genot door samentrekking en
ontspanning van de sluitspieren rond de anus?
A. Anale stadium
B. Fallische stadium
C. Genitale stadium
D. Orale stadium
Vraag 9
Tijdens het expirement van Pavlov met zijn hond werd steeds de bel geluid op het moment dat er
voedsel op de tong van de hond werd gelegd. Na een tijdje zorgde alleen het geluid van de bel voor
de productie van speeksel. Het luiden van de bel is hierin de …
A. Geconditioneerde stimulus
B. Ongeconditoneerde stimulus
C. Ongeconditioneerde respons
D. Geconditioneerde respons
,Vraag 10
Psycholoog Albert Ellis meent dat nare gebeurtenissen op zichzelf niet tot angst, depressie of
gestoord gedrag leiden. Het zijn irrationele opvattingen over de onfortuinlijke ervaringen die een
voedingsbodem kunnen vormen voor negatieve emoties en ongepast gedrag. Hij beschreef hierbij
de ABC-benadering. Waar staat de ABC-benadering voor?
A. (A) = Activerende gebeurtenis (B) = Oorzaak (C) = Consequenties
B. (A) = Adaptatie (B) = Opvattingen (C) = Controle
C. (A) = Activerende gebeurtenis (B) = Opvattingen (C) = Consequenties
D. (A) = Advies (B) = Beloning (C) = Consequenties
Vraag 11
In Nederland is de ABC-methode uitgewerkt in de vijf G’s. Wat is de juiste volgorde van deze vijf G’s?
A. Gedrag → Gevoel → Gedachte → Gebeurtenis → Gevolg
B. Gebeurtenis → Gedachte → Gevoel → Gedrag → Gevolg
C. Gedrag → Gevolg → Gebeurtenis → Gedachte → Gevoel
D. Gedachte → Gevoel → Gevolg → Gebeurtenis → Gedrag
Vraag 12
Aaron Beck omschreef vier basistypen van cognitieve vervorming die bijdragen aan emotioneel
lijden. Voorbeeld: Iemand die een keer is afgewezen denkt dat ze nooit zal trouwen
Om welke type cognitieve vervorming gaat het hier?
A. Overgeneralisatie
B. Absoluut denken
C. Selectieve abstractie
D. Uitvergroting
Vraag 13
Vanuit het hoger beroepsonderwijs zijn er verschillende beroepsgroepen die zich bezighouden met
patienten met psychische stoornissen. Welke soort hulpverlener helpt mensen met psychische
problemen door middel van sportoefeningen, waarbij mensen meer in contact worden gebracht met
hun lichaam?
A. Psychomotorisch therapeut
B. Ergotherapeut
C. Creatief therapeut
D. Sociaalpedagogisch hulpverlener
Vraag 14
Elk neuron heeft een cellichaam. Daarin bevindt zich de celkern waarin zuurstof wordt omgezet in
energie, zodat de cel zijn werk kan doen. Uit het cellichaam steken korte vezels naar buiten. Hoe
worden deze vezels genoemd?
A. Dendrieten
B. Neurotransmitters
C. Eindknopjes
D. Axons
, Vraag 15
In de literatuur worden enkele functies van neurotransmitters beschreven in verband met
abnormale gedragspatronen. Welke neurotransmitter reguleert stemmingen, verzadiging en slaap?
A. Serotonine
B. Acetylcholine
C. Dopamine
D. Norepinefrine
Vraag 16
Hoe wordt de verbinding tussen de grote hersenen en de kleine hersenen genoemd?
A. Brug van Varol
B. Limbische systeem
C. Het verlengde merg
D. Hypothalamus
Vraag 17
Welke van de onderstaande speelt een essentiele rol in de regulatie van de lichaamstemperatuur,
concentratie van vloeistoffen, opslag van voedingsstoffen en motivatie en emotie?
A. Hypothalamus
B. Kleine hersenen
C. Thalamus
D. Grote hersenen
Vraag 18
Wat wordt aangegeven met het blauw gekleurde gebied?
A. Occipitaalkwab
B. Frontaalkwab
C. Temporaalkwab
D. Pariëtaalkwab