Hoofdstuk 6 Angst en gerelateerde stoornissen
Er is veel discussie over of er sprake is van een duidelijk onderscheidt tussen de verschillende angstdiagnoses
die in het DSM worden gerapporteerd als afzonderlijke stoornissen. Dit komt doordat:
- Risicofactoren dragen bij aan een variëteit van stoornissen
- Veel van de internaliserende stoornissen komen gelijktijdig voor.
Het wordt ook gesuggereerd dat wat gezien wordt als afzonderlijke stoornissen eigenlijk uiteenlopende ex-
pressies zijn van één of meerdere generale disposities die leiden tot de ontwikkeling van internaliserende proble-
matiek. Bepaalde omgevingen of ervaringen vormen deze algemene disposities die leiden tot een bepaald patroon
van symptomen of stoornis leiden.
Het is niet duidelijk of er verschillen zijn in de algemene prevalentie van angststoornissen terwijl er wel cultu-
rele verschillen gezien wordt in de prevalentie van specifieke angststoornissen en types van symptomen.
Er wordt bijvoorbeeld meer separatieangst in latijns amerikaanse kinderen gezien dan bij europees ameri-
kaanse kinderen, wat waarschijnlijk te maken heeft met het sterke gemeenschapsgevoel binnen deze cultuur.
Definiëren en Classificeren van Angststoornissen
(Barlow) Angst: een toekomstgerichte emotie, gekarakteriseerd door percepties van oncontroleerbaarheid en on-
voorspelbaarheid over potentiële aversieve evenementen en een snelle shift in aandacht op de potentieel gevaar-
lijke gebeurtenissen of de eigen reactie daarop.
Angst is een complex patroon van 3 types van reacties op een waargenomen dreiging:
1. Gedragsmatige reacties
2. Cognitieve reacties
3. Fysiologische reacties
Zorgen maken: gedachtes over mogelijk slechte uitkomsten, deze zijn intrusief en moeilijk te controleren en
wordt gezien als de cognitieve component.
Het is moeilijk om het onderscheidt te maken tussen atypische en algemene angst.
Normale angsten en zorgen
Sekse, leeftijd en culturele verschillen
Met name als meisjes ouder worden ervaren ze meer angst en is de intensiteit van angst ook hoger. Deze verschil-
len in perceptie kunnen echter wel beïnvloedt worden door de rolverwachtingen.
Bepaalde angsten komen vaker voor in bepaalde leeftijdsgroepen:
- 6 tot 9 maanden – angst voor vreemdelingen
- 4 jaar – angst voor het donker
- Oudere kinderen en adolescenten – sociale angst en faalangst
Zorgen:
- Peuters – denkbeeldige dreigingen
- Jonge kinderen – fysieke veiligheid
- Adolescenten – sociale situaties en competentie
Er lijken overeenkomsten te zijn in de gebruikelijke angsten over de verschillende culturen.
Classificatie van Angststoornissen
DSM –aanpak: maakt onderscheid tussen verschillende angsten en daaraan gerelateerde stoornissen. Kinderen
kunnen voor 1 of meerdere gediagnosticeerd worden
,Het DSM angst hoofdstuk bestaat uit:
- Separatie Angst Stoornis
- Specifieke Fobieën
- Sociale angst stoornis
- Selectief mutisme
- Paniek stoornis
- Agorafobie
- Generale Angststoornis
Hiernaast zijn er nog afzonderlijke, maar er aan gerelateerde stoornissen zoals:
- OCD (dwangstoornis)
- Posttraumatische stress stoornis
- Acute stress stoornis
- Reactieve hechtingsstoornis
- Ontremde maatschappelijke betrokkenheid stoornis
Empirische -aanpak: Gebaseerd op statistische procedures hebben geleidt tot subcategorieën van internalise-
rende stoornissen die angst gerelateerde problemen omvatten. Achenbach omschrijft bijvoorbeeld het angstig/de-
pressieve syndroom die bestaat uit gedragsproblemen zoals te zien is in tabel 6.1 bladz. 112. Er is echter geen
sprake van een afzonderlijk angstsyndroom die overeenkomt met de classificatie van DSM
Hiermee wordt de suggestie gewekt dat verschillende angst en depressiesymptomen gezamenlijk voorkomen in de
jeugd.
Accent: Cultuur, Etniciteit en Stoornis
Cultuur en etniciteit beïnvloeden het kind en de adolescent psychopathologie op veel manieren. Sommige
stoornissen komen vaker voor in bepaalde culturen of etnische groeperingen. Het is de vraag of er echt sprake
is van verschillende prevalentie over groepen. Er kunnen cultuur/etnische verschillen zijn in hoe angst zich
presenteert.
Epidemiologie van Angststoornissen
Het voorkomen van angststoornissen varieert nogal waarbij aan de ene kant 2,5 tot 5 % wordt gerapporteerd,
maar er aan de andere kant ook sprake is van 12 tot 25 %.
Specifieke fobieën
Zijn excessief, kunnen niet wegberedeneerd worden, oncontroleerbaar en leiden tot vermijding en interfereren
met het functioneren.
Diagnostische criteria
Een duidelijke angst voor een specifiek object of situatie. Daarbij moet het volgende aanwezig zijn:
1. Een onmiddellijke angstreactie wat bijna elke keer voorkomt bij een stimulus.
2. Er moet sprake zijn van vermijding of angst en distress bij het doormaken van een situatie
3. De angst is disproportioneel tot het risico.
4. De angst is aanhoudend (6 of meer maanden)
De angst moet ook interfereren met de sociale, academische en normale routines van de jongeren.
Omschrijving
Gedragsmatig proberen de jongeren de specifieke fobieën te vermijden. Vaak is dit in combinatie met gedachtes
over catastrofale gevolgen die kunnen gebeuren als iemand blootgesteld wordt als iemand in aanraking komt met
de gevreesde situatie. Fysieke reactie (misselijkheid, verhoogde hartslag, enz.). Dit gedrag doet zich ook voor in
afwachting van het gevreesde moment, wat dus niet alleen invloed heeft op het kind zelf, maar ook op de rest van
de familie.
Epidemiologie
,Een van de meer voorkomende diagnoses onder angststoornissen bij kinderen en adolescenten. 3 – 4 % bij steek-
proeven in gemeenschappen, komt vaker voor bij meisjes dan jongens. Hebben vaak meer dan 1 fobie. Er is daar-
naast ook vaak sprake van dat de kinderen voldoen aan de criteria van andere stoornissen. Uit onderzoek bleek
dat bijna de helft van de jongeren met een specifiek fobie, ook voldeed aan de criteria van een andere angststoor-
nis, en depressieve en somatoforme stoornissen kwam ook vaak voor.
Ontwikkelingsverloop
Het overgrote deel van specifieke fobieën lijkt zich te ontwikkelen in het begin of het midden van de kindertijd. Dit
gaat over het algemeen over, maar voor sommige zullen deze fobieën echter doorzetten in het latere leven.
Sociale angststoornis
Diagnostische criteria
Het essentiële onderdeel bij deze stoornis is een duidelijk en persistente angst voor het gedragen op een bescha-
mende of vernederende manier in sociale of prestatie situaties. Bij kinderen komt het ook voor in contact met leef-
tijdsgenoten naast dat om het contact met volwassenen gaat. Het beïnvloedt de dagelijkse, sociale en academische
routine en duurt langer dan 6 maanden.
Omschrijving
Angst voor sociale activiteiten en situaties (spreken, lezen schrijven met publiek, initiëren en in stand houden van
gesprekken, enz.)
- Gedragsmatige component – uit zich het meest in het vermijden van situaties die bestaan uit sociale
interacties en evaluatie. Dit kunnen al hele gewone dingen zijn zoals in het openbaar eten.
- Cognitieve component – zorgen over in verlegenheid te worden gebracht. Focussen zich op de eigen
negatieve attributen – beoordelen zichzelf ook negatiever
- Somatische symptomen – blozen, zweten, enz.
Jongere kinderen vermijden sociale gelegenheden, waardoor ze school kunnen missen en niet mee doen aan re-
creatieve evenementen. Adolescenten gaan bijvoorbeeld niet naar schoolfeesten. Dit leidt ertoe dat kinderen een-
zaam zijn, minder zelf-waarde hebben en minder goed gaan presteren op school.
Selectieve mutisme en Sociale angst
Selectieve mutisme: praten in specifieke sociale situaties. Komt tot uiting rond de 2,5 tot 4 jaar, maar is af en toe
pas duidelijk bij het naar school gaan. Deze jongeren worden omschreven als verlegen, teruggetrokken, angstig en
aanhankelijk. Komt misschien tot ontwikkeling als gevolg van samenspel tussen omgevings- en genetische invloe-
den. Het is niet duidelijk hoe de relatie tussen sociale angst en selectieve mutisme in elkaar zit, maar er wordt ge-
dacht dat selectieve mutisme een ernstige vorm van sociale angst is.
Epidemiologie
Sociale angststoornis komt voor bij 1-2 % van de kinderen, 3 – 4 % van de adolescenten en 9% van de adolescen-
ten met sociale angststoornis heeft een life-time prevalentie. Uit onderzoek blijkt dat hoewel de stoornis het
vaakst gediagnosticeerd wordt tijdens de adolescentie, het ook daarvoor voorkomt.
Midden tot late adolescentie is de onset voor SAS
Problemen met het vroeg spotten van SAS komt omdat kinderen zich graag voordoen op een manier die accepta-
bel is.
Bij een onderzoek bij kinderen tussen de 7 – 10 jaar, die gediagnosticeerd waren met sociale angst stoornis, bleek
84 % aan de criteria te voldoen voor te minste 2 andere gelijktijdig voorkomende stoornissen (zie bladz. 116).
De meest voorkomende comorbiditeit voor sociale angst stoornis is:
- GAS 73 %
- Separatie angst 51 %
- Specifieke fobie 36 %
- ADHD 9 %
Ontwikkeling
Zelfbewustzijn is nodig om te kunnen spreken van SAS. Jezelf zien als een sociaal concept ontwikkeld zich rond 4-
5 jaar.
Het perspectief van een ander kunnen indenken kom pas naar voren vanaf 8 jaar.
, Tegen de adolescentie wordt er van de jeugd verwacht om meer in het openbaar toe te treden en deel te nemen →
verhoogd de kans op sociale angst.
Scheidingsangst
Diagnostiek en Classificatie
Angst om te scheiden van een belangrijk hechtingsfiguur of de thuis. Dit zijn zorgen die buiten de norm vallen van
wat men kan verwachten van kinderen van deze leeftijd. Diagnostische criteria bestaat uit 8 symptomen die zor-
gen beschrijven over zorgen om gescheiden te zijn van, afgezonderd te zijn van, of dat er iets gebeurt met belang-
rijke hechtingsfiguren.
Deze zorgen komen voor samen met distress en slaap- en fysieke problemen.
Om gediagnosticeerd te worden met deze stoornis moeten ten minste 3 of meer symptomen voor te minste 4 we-
ken aanwezig zijn en zorgen voor significante distress of beperking zorgen op sociaal, school of ander functione-
ren.
Omschrijving
Kinderen zijn aanhankelijk aan de ouders. Hiernaast hebben ze nachtmerries en klagen over somatische sympto-
men. Oudere kinderen maken zich met name zorgen om de gezondheid van de ouders → kunnen depressief zijn
en dreigen met zichzelf pijn te doen.
Epidemiologie
3- 12 % bij jonge mensen. Komt vaker voor bij jonge kinderen en nauwelijks in adolescenten. Kinderen worden
ook vaak voor andere angststoornissen gediagnosticeerd, met name GAS. Er is geen duidelijk onderscheidt te zien
tussen sekse of etnische achtergrond.
Ontwikkelingsverloop
Bij kinderen met separatieangst ontwikkeld het zich over het algemeen van kwaad tot erger.
Meeste kinderen komen er uiteindelijk zelf overheen.
Een milde vorm van separatieangst is normaal, een gebrek daaraan kan een teken zijn van een verstoorde hech-
ting.
Als de symptomen erger worden en blijven voortbestaan loopt dit vaak over in een andere stoornis zoals bijvoor-
beeld depressie. Separatie stoornis in de adolescentie is vaak een voorloper van ernstigere problemen.
Schoolweigering
Veel van wat over schoolweigering is geschreven, is geschreven uit een perspectief van separatieangst.
Definitie
Niet alle kinderen met separatieangst weigeren naar school te gaan maar het is wel 1 van de 8 symptomen van se-
paratieangst.
Het kan zijn dat een kind voor 1 aspect van school bang is → dit wordt dan gediagnosticeerd als een fobie
Schoolweigering wordt geclassificeerd aan de hand van een functie-analyse, niet aan de hand van de symptomen.
Er zijn een aantal factoren die mee spelen waarom kinderen weigeren om naar school te gaan die minder met
angst omtrent school te maken hebben. Zo kan het zijn dat kinderen niet naar school willen vanwege sociale situa-
ties, of dat als ze niet naar school gaan aandacht krijgen van hun ouders. Hiernaast kan er ook sprake zijn van po-
sitieve bekrachtiging omdat ze tv mogen kijken of spelletjes mogen spelen. Hiervoor is functie-analyse dan beter
gepast in plaats van symptomen.
Omschrijving
Zijn vaak niet op school aanwezig en academische prestaties gaan achteruit.
Onset is vaak het gevolg van levensstress, zoals overlijden, ziekte of het wisselen van school of omgeving.
Spijbelen is niet een kenmerk van schoolweigering
Epidemiologie en Ontwikkeling
1-2 % van de populatie, komt net zo vaak voor meisjes als bij jongens. Bij jonge kinderen lijkt het een gevolg van
separatie angst, maar bij adolescenten zijn het vaak een mix van uitingen van angst en depressie. Prognose is het
best voor kinderen onder de 10 jaar, daarboven is behandeling lastig.