Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1: inleiding: de Romeinse wereld getransformeerd..................................................2
Hoofdstuk 2: de opkomst van ‘sibling cultures’ (c. 600-c. 750).................................................8
Het Byzantijnse Rijk...........................................................................................................8
De Arabieren en de Islam..................................................................................................11
West-Europa......................................................................................................................14
Hoofdstuk 3: het creëren van nieuwe identiteiten (c. 750-c. 900)............................................21
Het Byzantijnse Rijk.........................................................................................................21
De Arabieren en de Islam..................................................................................................24
West-Europa......................................................................................................................28
Hoofdstuk 4: gereorganiseerde politieke gemeenschappen (c. 900-c. 1050)...........................35
Byzantium.........................................................................................................................35
Islamitische wereld...........................................................................................................39
West-Europa......................................................................................................................43
Hoofdstuk 5: nieuwe configuraties (c. 1050-c. 1150)...............................................................54
De Islamitische wereld......................................................................................................54
Byzantium.........................................................................................................................57
West-Europa......................................................................................................................58
Hoofdstuk 6: institutionaliserende ambities (c. 1150-c. 1250).................................................72
De Islamitische wereld......................................................................................................72
Byzantium.........................................................................................................................73
West-Europa......................................................................................................................74
Hoofdstuk 7: spanningen en verzoeningen (c. 1250-c. 1350)...................................................90
De islamitische wereld......................................................................................................90
West-Europa......................................................................................................................92
Hoofdstuk 8: catastrofe en creativiteit (c. 1350-c. 1500)........................................................107
,Hoofdstuk 1: inleiding: de Romeinse wereld
getransformeerd
p. 10-11:
De bronnen van Gods Gratie.
De allerbelangrijkste bevoegdheden van het binden (boetedoening
opleggen) en het verliezen (vergeven) van zondaren lagen in de handen
van de aardse erfgenamen van Christus, de priesters en de bisschoppen.
Door de Mis werden de gelovigen aan elkaar, aan de zielen van de doden
(herinnerd in de liturgie) en aan Christus zelf verbonden. De Mis was
daardoor zeer belangrijk, wat ook duidelijk is in de architectuur en
decoratie van Christelijke kerken. De Eucharistie (dankzegging, brood en
wijn) was een krachtige bron van Gods Gratie, maar er waren ook andere
bronnen zoals heiligen. In het vroege Christendom waren heiligen
martelaren geweest, maar na keizer Constantijn waren er geen Christelijke
martelaren meer. Nieuwe heiligen, in de 4e en 5e eeuw, moesten andere
manieren vinden om levend martelaren te worden, zoals Saint Antony
(250-356). De heiligen waren de ‘atleten van Christus’. Behalve model
staan voor Christelijke deugd moesten heiligen ook bemiddelen met God
namens hun buren, en moesten ze handelen als sociale vredebewaarders.
De macht van heiligen kon bruikbaar gemaakt worden door over ze te
schrijven, of via hun relieken (wat ze hebben achter gelaten, zoals haar,
botten, kleren etc.). Vrome mensen wilden toegang hebben tot deze
relieken en rijke Romeinen namen heilige botten in hun huis. Sommige
mannen (zoals St. Ambrose (339-397), de bisschop van Milaan) wilden dat
geestelijken de opzichters werden van de relieken, en niet de vrome
leken. Sommige relieken werden in kerken en kathedralen opgeborgen,
maar sommige leken vonden toch een manier om stukjes heiligen bij zich
te houden, door ze te dragen in ringen of medaillons.
p. 21-36:
De Barbaren
In 410 werd Rome geplunderd door de Visigoten. De Romeinen en de
Goten hadden elkaar ooit nagejaagd, ze waren wederzijds afhankelijk
geworden en uiteindelijk vielen ze uit elkaar in verraad en conflict. Dit was
niet alleen zo met de Visigoten, maar ook met de Franken en de
Bourgondiërs. Rome noemden al deze volkeren ‘barbaren’. Deze volkeren
waren niet nomadisch, ze waren gewend aan een gevestigd bestaan. Een
nederzetting in Wijster (c. 150-400) is een goed archeologisch voorbeeld
van een gemeenschap van de barbaren: zo’n vijftig grote rechthoekige
houten huizen. De mensen daar verbouwde graan en hoedde vee. Er
waren ook ambachtsmannen en vrouwen. De gemeenschap in Wijster was
niet egalitair; er zat een verschil in de grootte van huizen en in schatten in
graven. Toch waren zelfs de rijken in Wijster niet heel machtig. Ze hadden
,wel toegang tot een aantal Romeinse producten, waarschijnlijk door het
landbouwoverschot te verhandelen voor andere goederen.
De Romeinen en barbaren verschilden fysiek gezien niet van elkaar, maar
er bestonden wel veel etnische verschillen op het gebied van voorkeuren
en gewoonten op het gebied van taal, voedsel, kleren, haarstijl en gedrag.
Ze verschilden dus in hun identiteit. Deze identiteiten veranderden wel
vaak, doordat bijvoorbeeld stammen bij elkaar kwamen of juist weer uit
elkaar gingen.
De Goten waren multi-etnisch: hun etniciteiten kwamen samen en
veranderden in de loop van de tijd. Zo werden zijn niet één volk maar
meerderen.
De Goten van de Zwarte Zee namen hun voordeel tijdens de crisis van de
3e eeuw en vielen het Romeinse Rijk binnen. Zij plunderden de
nabijgelegen provincies van Rome. Rond 250 plunderden Gotische en
andere overvallers delen van de Balkan en Anatolië (modern Turkije).
Nadat dit eindelijk opgelost was door de Romeinen veranderden de Goten
in twee groepen: oostelijke Ostrogoten (ten noorden van de Zwarte Zee)
en westelijke Visigoten (modern Roemenië). Ten midden van de jaren 330
waren de Visigoten bondgenoten van de Romeinen. Dit bondgenootschap
ging kapot in de latere 4e eeuw, toen de eerst de Visigoten en daarna
andere barbarische groepen toegang eisten tot het Romeinse Rijk. Dit was
omdat ze vluchtten voor de hunnen, die in 376 het Zwarte zeegebied
waren binnengevallen en naar het westen trokken. De Romeinen waren
overweldigd, onvoorbereid en wrokkig toen de barbaren het rijk
binnenvielen. In 378 werd keizer Valens (regeerde 364-378) vermoord
door Visigoten en andere barbaren. Dit zorgde voor een sterke
verzwakking van het Romeinse leger; er werden verdragen getekend die
de Visigoten tot een federatie maakten, met beloftes van betaling en
beloning. Dit werkte niet lang en in 410 werd Rome geplunderd, door de
Visigoten geleid door Alaric. Ze bleven niet lang in Italië. Ze werden
vergezeld door andere barbaarse groepen en ontsnapte Romeinse slaven
en settelden in zuid Gallië in 418. In 484 hadden ze het grootste deel van
Spanje ook veroverd. Vanaf 406 vielen er ook andere barbaarse groepen
(zoals Vandalen en Sueven) het rijk binnen door de Rijn te doorkruizen. De
Vandalen ging naar Noord Afrika, de Sueven bleven in Spanje (hun gebied
werd door de Visigoten veroverd in de 6e eeuw). Toen het machtige rijk
van de Hunnen in 453 viel, kwamen er nog meer barbaren (Ostrogoten,
Rugiërs en Gepiden) het Rijk binnen. In 476 werd de laatste keizer van het
Westen, Romulus Augustulus (regeerde 475-476) vermoord door
Odoacer (van de skiren) die zichzelf tot koning van Italië kroonde. De
oostelijke keizer Zeno gaf Theodoric (koning van de Ostrogoten) de
opdracht om Odoacer aan te vallen in 489. Theodoric veroverde in vier
jaar het hele Italië. De Franken veroverde Gallië onder leiding van Clovis.
Andere barbaarse groepen richtten ook koninkrijken op.
, Rond 500 had je het Vandaalse Koninkrijk in Noord-Afrika, het Visigotische
koninkrijk in Spanje, het Frankische koninkrijk in Gallië en het
Ostrogotische koninkrijk in Italië.
In de 6e eeuw stond het westen in teken van het verval van steden
(tegenover de levendigheid van het platteland), de toenemende
dominantie van de rijken en de stille verspreiding en gewenning van het
Christendom. In het oosten faalde het Romeinse Rijk in een poging tot
expansie en bleef daarna een autonome eenheid: het Byzantijnse Rijk.
Toen de Barbaren in het Romeinse Rijk settelden waren er maar kleine
uitingen van ontevredenheid vanuit de Romeinse elite. Meerdere historici
(met verschillende theorieën) komen tot de conclusie dat het eindresultaat
was dat de Romeinse en Barbaarse elite geleidelijk aan tot de zelfde
gemeenschap van vrije landbezitters behoorden. Voordat deze fusie plaats
kon vinden moest een grote barrière overkomen worden: de verschillende
religies. Veel Barbaarse groepen geloofde in het arianisme, terwijl de
Romeinen katholiek waren. Clovis zou de eerste Germaanse koning zijn die
de Romeinse versie koos.
Een ander punt van assimilatie was dat de nieuwe, Barbaarse leiders de
Romeinse instituties overnamen, door wetten te maken op basis van
Romeinse imperiale precedenten, op Romeinse provinciale wetboeken en
mogelijk ook op gewoonterecht van de stammen. De Barbaarse
wetboeken toonden Romeinse invloed in de gebruikte taal, omdat de
Barbaarse koningen afhingen van klassiek getrainde (Romeinse) adviseurs
om de wetten op te schrijven.
Sinds de 4e eeuw waren de Romeinen gewend geraakt aan de Barbaarse
leiders, vanaf de 6e eeuw was er niks geks meer aan dat ze hun koningen
waren.
Wat wel opvallend was, was de verdwijning van de stedelijke
middenklasse. De nieuwe belasting van de 4e eeuw had er voor gezorgd
dat de curiales (raadsleden van de stad) armer werden, zodat zij de
belasting die niet betaald konden worden door boeren niet meer konden
aanvullen. De belastingdruk lag nu op de schouders van de armere
mensen, terwijl rijke mensen op het platteland simpelweg niet
meebetaalden. Veel armen trokken in bij de grote landgoederen van die
rijke mensen; door hun vrije status op te geven kregen ze land en
bescherming. In de 7e eeuw hadden de rijken gewonnen de Barbaarse
koningen hieven geen algemene belasting meer.
De steden waren niet langer welvarend en dichtbevolkt, hun functie was
vooral nog als politiek en religieus centrum. De verschuiving van stedelijke
naar plattelandsnederzettingen nam een nieuw lokalisme met zich mee.
De actieve lange-afstandshandel van het Middellande zeegebied nam af.
Dit was bijvoorbeeld zichtbaar in aardenwerken: lang de Middellandse
zeekust gebruikte men de Afrikaanse aardewerken, maar binnenlands
gebruikten men voornamelijk lokale, handgemaakte aardenwerken. Er