Ouderenpsychologie
-1-
, Studietaak 1.1 - Ouderenpsychologie en beeldvorming over ouder worden
Nadat u deze studietaak hebt afgerond, kunt u
• een beschrijving geven van de veranderende maatschappelijke visie op gezondheid en zorg van de afgelopen
jaren
• uitleggen waar de ouderenpsychologie zich mee bezig houdt en waarom deze een steeds belangrijke rol zal
spelen in onze samenleving
• de factoren noemen die deel uitmaken van het Contextual Lifespan Theory for Adapting Psychotherapy
(CALTAP) model
• uw eigen (voor)oordelen en attitude ten aanzien van ouder worden herkennen
• uitleggen wat gemeten kan worden met de Aging Perception Questionnaire.
Hoofdstuk 1 Ouder worden en ouderen
2 Wat is oud?
2.1 Veranderende levensloop indelingen
- Kalenderleeftijd speelt een belangrijke rol in de constructie van de ouderdom. Lange tijd is het begin
van de ouderdom gemarkeerd geweest door de pensioenleeftijd van 65 jaar
- In de jaren 80 en 90 was dit lager vanwege regelingen voor prepensioen
- Tegenwoordig worden allerlei verschillende grenzen gehanteerd (mede door pensioenleeftijd 67 jaar,
lid ouderenbond vanaf 50 jaar, seniorenbeleid op werk vanaf 40/45 jaar, etc.)
In wetenschappelijk onderzoek wordt onderscheid gemaakt in jongere en oude of oudere ouderen; de laatste
zijn 75+/80+.
Met de ontwikkeling van de moderne samenleving kwam de bekende driedeling in de levensloop:
- Kinderen en jeugdigen: 0-20 jaar
- Volwassen: 20-65 jaar
- Ouderen: 65+
Vanwege de toename in levensverwachting en stijging van het aantal mensen in hogere leeftijd, is de indeling
veranderd en is er meer differentiatie in de groepen ontstaan.
2.2 Beeldvorming
Ouder worden wordt in de media vaak op een eenzijdige wijze weergeven: vergrijzing – het pensioensysteem en
het zorgsysteem is vastgelopen.
Zo eenzijdig is het niet: aan de ene kant zijn er ouderen voor wie gezorgd moet worden en die veel geld kosten
vanwege gezondheidsproblemen, anderzijds kunnen ouderen aangesproken worden op hun potentie om mee te
blijven doen in de maatschappij na hun pensioen.
2.3 Feit en fictie
Fictie: hedendaagse ouderen hebben een betere gezondheid dan ouderen uit voorgaande generaties à ouderen
hebben de afgelopen 10-15 jaar meer gezondheidsproblemen gekregen en behoeven meer zorg. Dit heeft
gevolgen voor hun participatie in de samenleving, maar ook voor de mate waarin zij zelf zorg geven en krijgen.
Pensionering: een steeds grotere groep mensen wil na de pensionering doorwerken in hun oude baan of juist
een andersoortige situatie: ze vinden werken fijn, plezierig en vinden dat het zin geeft aan hun leven. Anderen
zijn blij dat ze van de werkdruk af zijn en kiezen voor een andere invulling; velen doen vrijwilligerswerk.
2.4 Diversiteit in ouder worden
Er kan niet gesproken worden van ‘de oudere’, er is een grote diversiteit die deels te maken heeft met de
- maatschappelijke positie: Cohortverschillen, geslacht, sociaal-economische status en
migratiegeschiedenis
- individuele verschillen: persoonlijkheid, omgaan met ouder worden en de individuele
levensgeschiedenis
-2-
, - diversiteit binnen het individu zelf: een persoon kan in een bepaald domein (bijv. Lichamelijke
gezondheid) verlies ervaren, maar in een ander domein zoals sociale relaties continuïteit of groei ervaren.
Daarnaast zijn er nog:
- Cohortverschillen:
o babyboomers worden ouder dan de generatie ervoor
o Ze zullen zich minder in voorgeprogrammeerde kaders laten plaatsen
o Meer hoger opgeleide mensen
- Diversiteit binnen cohorten ouderen:
o vrouwen worden ouder dan mannen, maar maken deze extra jaren vaak door met
gezondheidsproblemen
o vrouwen zijn vaker weduwe
- Sociaal-economische verschillen
o hoogopgeleiden worden ouder,
- Migratie achtergrond:
o door stress slechtere gezondheid
- individuele verschillen in persoonlijkheid, de manier waarop ze omgaan met het ouder worden en
de individuele levensgeschiedenis: mensen dragen bij aan hun eigen levensloopontwikkeling door
keuzes en beslissingen die ze maken, maar ook door de manier waarop ze met gebeurtenissen in hun
leven omgaan. Gedurende de levensloop stapelen zich zo ervaringen op, waardoor elke levensloop
unieke aspecten krijgt.
à een complex samenspel van biologische, sociale en psychologische factoren draagt ertoe bij dat sommigen
vitaler zijn.
3 Ontwikkelingen in visie op gezondheid en zorgbeleid
Door veranderingen in de medische zorg blijven mensen met ziekten, zoals hartziekten en kanker, tegenwoordig
steeds langer leven.
Healthy ageing-model van het WHO gaat ervan uit dat gezond ouder worden van belang is voor iedereen om
het functioneren zo veel mogelijk te bevorderen en te behouden.
- Investeren in capitaal en functioneren zal hen in staat stellen om zo lang mogelijk die dingen te blijven
doen die voor hen van belang zijn en aan hun welbevinden bijdragen.
- Toenemen aandacht voor veerkracht om het eigen functioneren zo optimaal mogelijk te houden, ook
wanneer men met tegenslagen te maken krijgt, is hierbij van belang
- Ontwikkeling wordt gezien als groei, maar ook als behoud van functioneren en als omgaan tegenslagen
en verlies
- Voorheen werd gesproken van een verzorgingsstaat, tegenwoordig over een participatiesamenleving
waarin burgers zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen gezondheid en welzijn.
o Andere veranderingen hebben als doel om burgers meer autonomie te verlenen
o Dit vereist een andere opstelling van hulpverleners: meer begeleidend dan probleemoplossend
3.1 Zorg voor ouderen
Door een te grote nadruk op eigen verantwoordelijkheid kunnen problemen ontstaan voor ouderen die minder
goed in staat zijn om hun belangen in te schatten (bijv. Een oudere met dementie en daarmee samenhangende
sociale isolatie betekent niet dat hij verstoken moet blijven van de benodigde hulp).
Eenzijdige nadruk op autonomie en zelfbeschikking brengt dus problemen met zich mee voor kwetsbare mensen.
Hulpverleners moeten zich constant afvragen hoe ouderen zo veel mogelijk hun leven op een passende wijze
kunnen vormgeven. Per persoon moet worden afgewogen waar belangenbehartiging gerechtvaardigd is, om te
voorkomen dat iemand van de noodzakelijke hulp verstoken blijft.
Belangrijk om niet alleen oog te hebben voor autonomie, maar om hen ook te ondersteunen bij het loslaten van
doelen die niet meer haalbaar zijn en het durven afhankelijk zijn van anderen.
-3-
, 4 Ouderenpsychologie
Door de vergrijzing neemt de maatschappelijke relevantie van dit vakgebied snel toe.
4.1 Psychologische hulpverlening aan ouderen
Wat maakt de psychologie voor ouderen anders dan jongeren?
- Veel is hetzelfde
- Aantal aspecten die het werken met ouderen anders maakt:
o Leeftijd gerelateerde factoren kunnen invloed hebben op de cliënt, de therapeut en de
voortgang van het therapeutische proces.
o Aspecten van de werkrelatie tussen de therapeut en de oudere cliënt
§ Grote valkuil is dat problemen van ouderen vaak klakkeloos worden toegeschreven
aan ouderdom en daarmee als onoplosbaar worden gezien à missen behandelbare
aspecten en geen ruimte voor hoop op verbetering
• Dit kan worden omzeild door samen met de cliënt zorgvuldig te analyseren
welke klachten toe te schrijven zijn aan leeftijd en welke aan andere oorzaken
• Belangrijk om uit te leggen dat er vaak iets gedaan kan worden om lijden te
verlichten en kwaliteit van leven te verbeteren
Factoren die van belang zijn voor aanpassing van psychologische behandeling wordt toegelicht in het Contextual
Lifespan Theory for Adapting Psychotherapy (CALTAP).
Het model helpt om benodigde aanpassingen te bepalen vanuit de verschillende relevante perspectieven. Dit
mogelijk kan ook de vraag beantwoorden ‘Wat heeft leeftijd met het probleem van doen?’.
- Het model stimuleert om zowel aan positieve (positive maturation) als de negatieve (negative
maturation) biopsychosociale aspecten van het ouder worden aandacht te besteden (bijv. Afname
uithoudingsvermogen, toename levenservaring).
- Belangrijk om bedacht te zijn op meer ingrijpende veranderingen of specifieke aandoeningen die zich
relatief vaak voordoen bij ouderen, maar niet een natuurlijk onderdeel van het ouder worden betreffen
(verlies gehoor, chronische ziekte, mantelzorgtaken, overlijden partner).
- Het model legt veel nadruk op de sociale context van ouderen en op hun bredere sociaal-historische
context als behorend tot een specifieke cultuur/subcultuur en tot een specifiek cohort: bijvoorbeeld een
oudere zich omringd weet door betrokken mensen in een omgeving waarin hij zich gewaardeerd voelt
een afnemende zelfredzaamheid anders ervaren dan iemand die een weinig begripvolle context kent.
- Cognities en attitude van de hulpverlener worden ook meegenomen: hulpverleners kunnen vanuit hun
eigen cohort (vaak onbewuste) gevoelens en stereotype beelden hebben van ouderdom die een
negatieve invloed kan uitoefenen op het vertrouwen dat verandering mogelijk is en hun motivatie om
hun therapeutische kwaliteiten ook bij deze doelgroepen in te zetten
-4-