Samenvatting Klinische Neuropsychologie
2020/2021
Hoofdstuk 1 – Klinische neuropsychologie: een historische schets
Inleiding
• Klinisch neuropsycholoog: psycholoog werkzaam in gezondheidszorg op gebied van diagnostiek en
behandeling van problemen die samenhangen met hersenaandoeningen
• Klassieke Oudheid: al samenhang tussen hersenen en gedrag
o Hippocrates (400 v.Chr.): (afwijkend) gedrag en gevoel komt voort uit werking hersenen
o Grieken en Romeinen: geneeskunde; menselijk lichaam is samenstel elementen water, vuur,
bloed en slijm —> Claudius Galenus (129-217)
• Renaissance: opbloei wetenschap en geneeskunde
o René Descartes (1596-1650): ziel is ongedeelde, zelfstandige maar immateriële eenheid, ziel zit
in pijnappelklier/epifyse
o Franz Joseph Gall (1758-1828): groot aantal mentale organen in grijze schors —> frenologie
▪ Clinicoanatomische methode: men bestuurde patiënten met hersenletsel, na hun
dood werd plaats van de laesie gerelateerd aan aard functionele stoornis
De celtheorie
• Lokalisatie(vraagstuk): waar moeten we de ziel of geest lokaliseren, hoe werkt de geest op het lichaam
en welke organen spelen hier een rol?
o Grieken kenden 3 zielen
1. Overleving: via voedselopname, plant
2. Activiteiten organisme in relatie tot omgeving: zoals bij dier
3. Hogere ordeziel: onderscheid tussen goed en slecht —> psychikon hegemonikon, later
spiritus animalis
• Filosofen ontdekten holtes (vroeger ‘cellen’) in de hersenen, de hersenventrikels, hierin werd de ‘ziel’
geplaatst
o Cel 1, sensus communis: hier zouden zintuigen binnenkomen
o Cel 2: hier werd beeld geïnterpreteerd
o Cel 3, memoria: hierin werd het beeld opgeslagen
• Celtheorie is tot op heden basis voor cognitieve psychologie: algemeen systeem voor
informatieverwerking
o Theorie gaat ook niet in op individuele verschillen
o Cognitieve modellen: beschrijven werking van mentale processen in het algemeen
• Fysiognomie: interpretatie van het gelaat
Descartes: een ongedeelde geest
• Trok alles in twijfel; ‘ik denk dus ik ben’
• Mens kon worden ingedeeld in 2 substanties:
o Res extensa: het lichaam, soort bestuurder
o Res cogitans: de geest, niet materieel, maar wel in de epifyse/pijnappelklier
• Zenuwen gaven via het lichaam berichten over de buitenwereld
o Op basis van herinneringen (volgens Descartes opgeslagen in het weefsel van de hersenen)
werden boodschappen teruggestuurd waardoor ledematen konden bewegen —> idee van de
reflex
Gall en het lokalisatievraagstuk
• Gedrag is gevolg van de werking van de hersenen —> gedrag aflezen uit gelaatstrekken (Lavater) is dus
niet logisch
1
, • Frenologie ontstond, enkele principes bleken correct
o Cortex is cruciaal en bepaalde functies kennen wel degelijk een strikte lokalisatie
• Zijn ideeën vormen basis van hedendaagse cognitieve neurowetenschappen
• Alle psychologische functies waren volgens Gall aangeboren
o Al deze functies waren een eigenstandig orgaan
o Dus GEEN algemeen informatieverwerkende geest
• Functies volgens Gall niet ergens midden in de hersenen, maar aan de buitenkant, de cortex
• Belangrijkste stelling: sprake van onafhankelijke functies
o Volledige breuk met oude idee van ziel en ongedeelde geest
• Betere functie? Beter georganiseerd en groter in omvang —> hier omheen vormt de schedel zich en
vertoont een knobbel
• Jean Pierre Flourens (1794-1867): experimenten die aantoonden dat het niet om de plaats van een
laesie maar om de omvang van een beschadiging ging
De clinicoanatomische methode
• Clinicoanatomische methode: werkwijze om lokalisatie-ideeën te toetsen door bij patiënten met een
focaal hersenletsel de specifieke uitvalsverschijnselen in kaart te brengen
• Paul Broca: vond het gebied van Broca, en volgde Bouillaud in de interpretatie van de functie die daar
gelokaliseerd zou zijn
o Niet de taal in het geheel, maar alleen het mechanisme om woorden uit te spreken
o Specifiek mechanisme: niet zomaar klanken produceren maar om een sequentie van klanken
die past bij een woord
o Onderzocht het principe van ongelijkheid van de twee hersenen
• Werd koppeling gelegd tussen asymmetrie in lokalisatie van taal en handvoorkeur bij de mens
• Werden meer mensen met taalstoornissen gezien, idee ontstond dat taal gezien kon worden als een
geheel van functies: voor productie, maar ook voor opname
o Modellen met centra voor te onderscheiden deelfuncties
• Wernicke: apart centrum voor het herkennen van woordbeelden (gesproken woord!)
o Lokalisatie in de temporaalkwab (want eindpunt gehoorbaan)
• Verbindingsbaan tussen woordproductiecentrum van Broca en woordbegripcentrum van Wernicke
o Stoornis wanneer laesie ontstond in een centrum of de verbindingsbaan (disconnectie)
• Wernicke beschouwde de hersenen als een instrument waarin sensorische prikkels werden gekoppeld
aan motorische reacties —> associationisme
• John Locke: voorstander van het empirisme; geloofde niet in aangeboren eigenschappen en kennis
o Alles wordt aangeleerd en verloopt via het beschreven principe van de associatie (Aristoteles)
Holisme
• Rond 1900 in Europa een verzet tegen de lokalisatiebeweging
• Pierre Marie: geloofde in slechts één stoornis van de taalfunctie, sommige patiënten hadden daar
bovenop nog extra problematiek
• Constantin von Monakow: samenhang van zenuwstelsel is veel sterker dan lokalisationisten ons doen
geloven
• Kurt Goldstein: een goed functioneren van de hersenen is vooral van belang om te kunnen reflecteren
op binnenkomende stimuli, in plaats van daar direct op te reageren
o Abstracte attitude
Luria: een globaal model
• Synthese maken van op dat moment bestaande neuro(psycho)logische feiten en theorieën, en
integreerde die met zijn talloze eigen klinische waarnemingen
o Zocht evenwicht tussen holistische en lokalisationistische opvattingen
2
, • Hersenen-als-geheel is één complex functioneel systeem, waarbinnen diverse subsystemen een eigen
bijdrage aan de gezamenlijke activiteit leveren
o Buitengewoon flexibel en adaptief
• Luria omvatte de functionele architectuur van de hersenen samen aan de hand van 3 globale
indelingen:
o Drie voortdurende interacterende functionele eenheden (units); gerelateerd aan
respectievelijk subcorticale, posterieure en anterieure hersengebieden
▪ Respectievelijk activatie, input en output
▪ Regulatie van waakzaamheid en aandacht
▪ Stoornissen: letsel in hersenstam, diëncefalon en mediale gebieden grote hersenen
o Drie hiërarchische geordende niveaus van verwerking; gerelateerd aan de primaire, secundaire
en tertiaire ‘zones’ in de hersenen
▪ Cognitieve informatieverwerking; waarneming, verwerking en opslag van informatie
▪ Stoornissen: letsel achter centrale fissuur, posterieure gebieden van de laterale
cortex
o Gedrag dat wel of niet gereguleerd wordt door taalprocessen; gerelateerd aan respectievelijk
de linker- en rechterhemisfeer
▪ Organisatie van gedrag; planning, regulatie en monitoring van doelgerichte
activiteiten
▪ Stoornissen; letsel in de gebieden vóór de centrale fissuur; motorische,
premotorische en prefrontale cortex
• Primaire zones: projectiegebieden van zintuigen en motoriek
o Modaliteitsspecifiek occipitaal gebied (visueel) —> eerste eenheid
o Temporaal gebied (auditief) —> eerste eenheid
o Postcenrtale gebieden (sensibel) —> tweede eenheid
o Precentrale gebied (motorisch) —> derde eenheid
• Secundaire zones: grenzen aan de primaire zone en zijn eveneens nog grotendeels modaliteitsspecifiek
o Tweede eenheid; verdere verwerking van, en betekenisverlening aan de binnenkomende
informatie
o Derde eenheid; voorbereiding van motoriek
• Tertiaire zones: overblijvende gebieden, met name het temporo-pariëto-occipitale overgangsgebied en
de prefrontale cortex
o Meest-specifieke menselijke structuren
o Noodzakelijk voor multimodale en cognitieve integratie (door de tweede eenheid)
o Vormen van intenties en plannen en evalueren van eigen gedrag (derde eenheid)
Een eerste aanzet: de testbatterij
• Franz: inhoudelijke vraagstukken, afasie en lokalisatie
o Gebruikte klinische tests om eventuele stoornissen in waarneming, geheugen en taal te
detecteren
• Halstead: verrichtte onderzoek naar het effect van hersenletsel, met name frontale laesies, op
intelligentie
o Ontwikkelde allerlei kleine proefjes
• Vervolgens: Halstead-Reitan-testbatterij; conceptuele onderbouwing ontbreekt, meer een
screeningsinstrument
De neuropsychologie als zelfstandige discipline
• Norman Geschwind: schreef groot en invloedrijk artikel over disconnecties, en ging op zoek naar
dubbele dissociaties
• Roger Sperry: onderzocht de effecten van de split-brain operaties bij epilepsie
o Epilepsie kwam onder controle en negatieve effecten waren eigenlijk niet zo groot
• Snelle ontwikkeling van onderzoek naar taalstoornissen en hemisfeerverschillen zorgde ervoor dat de
neuropsychologie een eigenstandig specialisme werd
3
, Cognitieve neuropsychologie
Modules
• Module: vergelijkbaar met een subroutine van een computerprogramma; subroutine kan snel en
efficiënt bepaalde informatie opnemen, verwerken en het resultaat weer teruggeven
o Onderscheid tussen representatie: informatie die door een module verwerkt kan worden of als
output wordt opgeleverd
o Proces: berekeningen, computations of transformaties die op de representaties worden
uitgevoerd
• Een module moet voldoen aan een aantal kenmerken volgens Fodor:
o Domain specific: kan alleen bepaalde informatie verwerken
o Innateness: is aangeboren
o Encapsulated: doet zijn werk ongeacht wat andere processen doen, wat wil zeggen dat andere
processen de werking van de module niet kunnen beïnvloeden
o Fixed neural structure: een module is een computationeel autonoom en beschikt over zijn
eigen neurale structuur, hetgeen betekent dat een module geen aandachtscapaciteit,
geheugenprocessen of andere processen deelt met andere modules
• Cognitieve neuropsychologie: analyseert systematisch effecten van hersenbeschadiging op cognitieve
functies, vooral door naar de aard van de fouten te kijken
• Marr: bij een cognitieve functie gaat het om de omzetting van informatie van een bepaalde soort nar
een andere soort
o Seriële verwerking: omzetting van informatie naar een volgend niveau van representatie
▪ Maar er kan ook parallelle verwerking plaatsvinden
▪ Distributed: object in het geheugen is niet op een specifieke plaats gelokaliseerd,
maar bestaat uit elementen die wijd verspreid in het netwerk (de hersenen) kunnen
liggen
Neurale netwerken
• Neurale netwerken: computersimulaties die bepaalde cognitieve functies nabootsen
o Systeem bestaat uit grote verzameling knopen (cellen) die met elkaar verbonden zijn (door
dendrieten)
o Door leerprocessen worden bepaalde verbindingen versterkt
o Ook wel connectionistiche modellen
• Emergente eigenschap: eigenschap die als vanzelf naar voren komt
• Graceful degradation: door beschadiging valt niet de hele functie uit, maar wordt een deel van de
informatie niet meegewogen
• Content addressability: bij neurale netwerken kan een klein deel van de informatie al het gehele
geheugenspoor activeren
Neurobeeldvorming
• Bijvoorbeeld CT-scan, MRI, ERP: kunnen functionele eigenschappen van het brein meten en niet per se
de anatomische structuur
• Sommige technieken maken een zeer nauwkeurige analyse van processen in de tijd mogelijk, andere
juist om de precieze plaats ervan in beeld te brengen
4