H1 Contact maken
Waardering en respect:
Waardering hebben voor jezelf en voor anderen betekent dat je om jezelf en de ander geeft. Je vindt jezelf en
de ander de moeite waard. Respect hebben betekent dat je rekening houdt met de ander. Respect hebben
gaat over eerbied. Respect hebben voor jezelf en de ander houdt in dat jij en de ander er onvoorwaardelijk
mogen zijn met je eigen gedachten, gevoelens en meningen.
Pas bij de aanwezigheid van een gezonde mate van zelfwaardering en zelfrespect kun je onderzoeken hoe je
waardering en respect voor de ander kunt opbrengen. Daarbij het van belang om jezelf niet als norm voor de
ander te stellen. Als je jezelf wel als norm zou stellen, zou je méér waardering en respect hebben voor jezelf
dan voor de ander!
Conclusie:
Om naar een ander te luisteren en om een ander van dienst te kunnen zijn heb je:
Waardering en respect nodig voor jezelf
Waardering en respect nodig voor de ander
Basishouding:
Je basishouding heeft te maken met hoe je over jezelf en anderen denkt. Voel je je bijvoorbeeld onzeker of ben
je bang om afgewezen te worden, dan houd je je eerder op de vlakte of pas je je mening aan, aan die van de
ander. Je ziet dan dat de waardering en het respect voor jezelf niet in balans zijn met de waardering en het
respect voor de ander.
In je basishouding zitten je motieven om anderen te helpen verpakt. Deze motieven zijn voelbaar en zichtbaar
in je handelen. Het is belangrijk om jezelf af te vragen wat jouw motieven zijn om anderen te helpen. Het is erg
nuttig je daarover te laten bevragen door anderen.
Mensen ontwikkelen in hun leven een basishouding door wat ze meemaken. Als je voor je jongere broertje of
zusje moet zorgen, ontwikkel je een andere basishouding dan wanneer je zelf de jongste bent en waarschijnlijk
veel minder hoeft te zorgen voor anderen. Je ontwikkelt een andere basishouding als je bent gepest en
belachelijk bent gemaakt, dan wanneer je altijd de populairste van de klas was.
De theorie van Transactionele Analyse beschrijft vier basishoudingen:
Houding jij / ik Ik ben oké Ik ben niet oké
Jij bent oké Ik + / jij - Ik - / jij +
Jij bent niet oké Ik + / jij - Ik - / jij -
Ik ben oké, jij bent oké:
Hier is sprake van onvoorwaardelijke acceptatie van jezelf en van de ander. Enerzijds is er sprake van
onafhankelijkheid, ongeacht van wie de ander is heb je waardering voor jezelf. Anderzijds is er afhankelijkheid.
Of de ander zich door jou onvoorwaardelijk geaccepteerd voelt heb je namelijk niet zelf in de hand.
Vanuit deze basishouding waardeer je jezelf en de ander evenveel, je krijgt vanuit een gelijkwaardige positie
oog voor wat een ander nodig heeft.
Ik ben oké, jij bent niet oké:
Vanuit deze houding bepaal jij wat goed is voor de ander. ‘Ik weet het beter dan jij en ik zal vertellen wat je wel
of niet moet doen’. De ander is wel interessant voor je, maar niet gelijkwaardig!
Als je klein denkt over de ander, zal je ervaren dat het moeilijk wordt de ander gepast te ondersteunen. De
ander krijgt niet de ruimte om te ontdekken hoe hij uit zijn problemen kan komen of om te ontdekken wat hij
zelf wil en kan. De ander voelt zich niet in zijn waarde gelaten.
Ik ben niet oké, jij bent wel oké:
In deze basishouding plaats je jezelf onder de ander: ‘Ik doe wat jij wilt, jij bent de leidende figuur. Zeg jij het
maar, jij weet het beter dan ik.’
,Als je klein denkt over jezelf en jezelf niet de moeite waard vindt, dan is het lastig om er voor de ander te zijn.
Het kan zijn dat je anderen nodig hebt om gewaardeerd te worden. Je kunt je niet op de hulpvraag van de
ander richten, maar bent druk bezig met jezelf en met de vraag: ‘Hoe kom ik over bij de ander?’
Ik ben niet oké, jij bent niet oké:
In deze basishouding heb je elkaar niets belangrijks te vertellen. Je kunt geen echte aandacht voor de ander
opbrengen. Vanuit deze basishouding is het leven niet de moeite waard om te leven. Het is onmogelijk hulp te
verlenen, omdat je niet goed kunt onderscheiden wat je eigen behoeften zijn en wat de behoeften zijn van de
ander.
Eigen kracht:
Binnen het social work is het van belang de ander te benaderen vanuit een ‘jij bent oké-houding’. Je ziet de
ander met zijn mogelijkheden en kwaliteiten. Het alternatief, ‘jij bent niet oké’, zorgt ervoor dat je de ander
miskent en/of hem afhankelijk maakt. Dan waardeer je de ander niet om wie hij is, hoe hij onderdeel is van een
groter geheel en hoe hij daarin van betekenis is.
Anders gezegd: hulp bieden vanuit de eigen kracht van de cliënt vraagt van jou als hulpverlener een
fundamenteel geloof in de capaciteiten van de cliënt.
Eigen kracht versterken:
Als hulpverleners wil je cliënten zelfstandig maken, zodat ze zo min mogelijk afhankelijk zijn van de hulp.
Daarom doe je een maximaal appel op de ‘eigen kracht’ van cliënten. Je wilt dat cliënten hun leven of de
situaties waarin ze verkeren optimaal vormgeven. Het idee van ‘eigen kracht’ gaat uit van de overtuiging dat
ieder mens krachten in zich heeft die hij kan aanboren. Als hulpverlener wil je een proces stimuleren waarin je
de ander bewust maakt van zijn eigen kracht en/of hoe hij die kan vergroten. Je sluit zo veel mogelijk aan bij die
eigen kracht van de cliënt én zijn sociale omgeving. “In je kracht staan” is uitgaan van je mogelijkheden en van
het inzetten van je talenten die je hebt gekregen.
Een ‘jij bent oké-houding’ gaat uit van het feit dat de ander (soms verborgen) drijfveren en talenten heeft.
Talenten waarnaar je op zoek gaat. Talenten van de ander kunnen zich ook bevinden in zijn omgeving. Denk
daarbij aan steunfiguren en netwerken. Door deze zichtbaar te maken voor de cliënten en door erop verder te
bouwen in de hulpverlening werk je versterkend en ook verbindend.
Zelfregie, eigen kracht en verantwoordelijkheid:
Als gesproken wordt over ‘eigen kracht’ dan horen daar ook begrippen bij als zelfregie en eigen
verantwoordelijkheid.
Begrip Kern Kernvraag
Zelfregie Zelf bepalen Wat wil ik?
Eigen kracht Zelf kunnen Wat kan ik?
Eigen verantwoordelijkheid Zelf moeten of mogen Wat moet of mag ik zelf doen?
Aspecten van communicatie:
In elke boodschap die je communiceert zitten verschillende aspecten verborgen. Een inhoudelijk, een
expressief, een relationeel en een appellerend aspect. Daarnaast zijn er ook technisch-functionele aspecten
waarmee je rekening moet houden.
Het inhoudelijk aspect van communicatie:
Binnen de communicatietheorie spreken we over een zender, een boodschap en een ontvanger.
Zie schema blz. 20.
Bij het inhoudelijk aspect staat de boodschap ofwel de inhoud centraal. Het gaat in het gesprek net name om
de uitwisseling van informatie. Toch is het inhoudelijk aspect van de communicatie moeilijk los te koppelen van
andere aspecten. Bij het maken van contact spelen altijd méér dan alleen inhoudelijke zaken een rol.
Richt je je aandacht op de inhoudelijke kant, dan let je vooral op de feiten. Bijvoorbeeld: je komt te weten wie
er aan de steur staat of je weet of iemand koffie of thee wil drinken.
, Binnen het social work heeft de inhoud van de communicatie meestal te maken met de hulpvraag, dat is
immers de reden waarom je begeleiding biedt.
Het expressieve aspect van communicatie:
Iedere boodschap bevat niet alleen informatie over ‘de zaak’ die aan de orde is, maar ook over de persoon die
de boodschap brengt. Een goede luisteraar krijgt ook informatie over de gevoelens van de spreker. Aan
iemands houding kun je zien of hij blij is en opgewekt, bang of teleurgesteld, maar ook of hij tijd voor je heeft
of erg druk is.
Bij het expressieve aspect draait het om het waarnemen wat vanbinnen leeft. Mensen laten verbaal en non-
verbaal veel van zichzelf zien. Soms gewild en bewust, maar veel vaker niet gewild en onbewust. Expressie is
wat iemand bijvoorbeeld met zijn gebaren, gezichtsuitdrukking en lichaamshouding laat zien. Met je expressie
geef je uitdrukking aan je gemoedstoestand.
Het relationele aspect van communicatie:
Uit het relationele aspect blijkt hoe je tegenover elkaar staat en hoe je elkaar ziet. Dat valt bijvoorbeeld op te
merken uit de intonatie (stemgebruik) en andere non-verbale signalen: denk daarbij aan gezichtsuitdrukking,
oogcontact en lichaamshouding. Mensen zijn bijzonder gevoelig voor non-verbale signalen. Dus als je contact
maakt, betekent dat ook altijd dat je met je woorden, maar zeker ook met je non-verbale communicatie een
bepaalde relatie tot uitdrukking brengt.
Het relationele aspect wordt ook wel het betrekkingsaspect genoemd. Het drukt uit hoe we ons tot elkaar
willen verhouden. Onbewust en soms ongewild communiceren we hoe we elkaar zien. Een cliënt die bij je
uithuilt laat niet alleen zien dat hij verdrietig is, maar geeft ook aan dat hij zich bij jou voldoende veilig voelt.
Het appellerend aspect van communicatie:
De communicatieleer stelt dat mensen in elkaars aanwezigheid per definitie invloed op elkaar uitoefenen. Het
is onmogelijk om niet te communiceren, net zomin als het onmogelijk is om niet een bepaald gedrag te
vertonen. Het appellerend aspect gaat over de roep om een actie die er in elke communicatie verscholen ligt.
We willen, soms onbedoeld, iets bij de ander voor elkaar krijgen. Bijvoorbeeld als iemand vraagt: ‘Kun je mij
vertellen waar de wc is?’ en het antwoord luidt: ‘Ja’, dan is de vragensteller ongetwijfeld niet tevreden. Hij wil
tenslotte de weg naar de wc weten, al vraagt hij letterlijk iets anders.
Ook kan de ander in een bepaalde positie worden gemanoeuvreerd door het appels dat op hem wordt gedaan.
Allemaal zijn we vertrouwd met verschillende manieren waarop een boodschap kan worden overgebracht:
bevelend, vragend, verzoekend, smekend, informerend, enzovoort. Het appel kan overduidelijk zijn of op
slinkse wijze worden uitgeoefend. In dat laatste geval wordt de ander ongemerkt beïnvloed en spreken we van
manipulatie.
Inhoud en appel gaan vaak samen. Bijvoorbeeld: ‘Doe je jas even uit’, ‘Wacht even’ en ‘Ga maar even zitten’.
Dit zijn voorbeelden van een expliciete appellerende boodschappen. Moeilijker wordt het bij verborgen
boodschappen. Dan lijkt het er op het eerste gezicht helemaal geen appel op de ander te worden gedaan, maar
de werkelijkheid is anders. Er wordt dan bewust of onbewust gemanipuleerd. Het effect is vaak dat de ander
iets gaat doen of nalaten zonder dat daarom is gevraagd.
Inhoud: ‘Sta je daar nog steeds?’
Appel: ‘Ga even zitten’ of ‘Ben je nog niet weg?’
Het relationele aspect en het appellerende aspect zijn niet overal even scherp te onderscheiden, maar zijn
nauw met elkaar verweven.
Het technisch-functionele aspect van communicatie:
Om op een goede manier contact te maken zijn er ook technisch-functionele aspecten waarmee je als
hulpverlener rekening moet houden. Denk daarbij aan:
De voorbereiding
Het gespreksdoel
De begroeting