Samenvatting Leerdoelen Inleiding Privaatrecht
Aangezien er geen specifieke leerdoelen zijn benoemd bij dit vak, heb ik ervoor gekozen
om zelf leerdoelen te formuleren en te beantwoorden a.d.h.v. de voorgeschreven
literatuur, de hoorcolleges, opdrachten en de werkgroepen.
Week 1 – Verbintenissen recht, rechtshandeling, de natuurlijke
verbintenis
Literatuur:
1. Reehuis Hoofdstuk 1, 13, 14, 24
2. ‘De vergeten kunst van het arrest lezen’ – Van Klink & Broekers-Knol
3. ‘Rechtsgeschiedenis zei u? Eh…hoezo?’ – Asser
Jurisprudentie:
1. Quint/ Te Poel
2. Goudse Bouwmeester
Inleiding privaatrecht
Privaatrecht is onder te verdelen in twee kanten:
1. Materiële privaatrecht – geeft inhoudelijke rechten en plichten.
2. Formele privaatrecht – burgerlijke procesrecht. Dus de wijze waarop de burgers
jegens elkaar hun rechten kunnen handhaven met behulp van rechterlijke
tussenkomst.
In het vak Inleiding Privaatrecht wordt alleen ingegaan op het materiële privaatrecht.
Materiële privaatrecht is te onderscheiden in het:
1. Personenrecht – personen- en familierecht en het rechtspersonenrecht. Wordt
niet in dit vak behandeld.
2. Vermogensrecht
Wat houdt het vermogensrecht in? En hoe staat dit in verbinding met het
verbintenissenrecht?
Vermogen houdt in het geheel van op geld waardeerbare – althans in de economische
sfeer liggende – rechten en verplichtingen die iemand (een mens of een
rechtspersoon) heeft. Dus het geheel van zijn activa en passiva. Hiermee wordt dus de
eigendomsrechten waaronder ook schulden bedoeld. De meeste vermogensrechten
worden gekenmerkt door het feit dat ze aan een ander kunnen worden overgedragen.
Denk aan betalingsverplichting of het recht op een levering van een auto. Voorbeelden
zijn: Een veiling, dit is het verkoop van spullen. Maar ook je laten verloven, je moet een
afspraak nakomen, namelijk dat je gaat trouwen. Maar bijvoorbeeld ook het recht op geld
van een concert die niet doorgaat waarvoor je al wel een ticket hebt gekocht.
Het begrip vermogensrecht is dubbelzinnig. Dit komt door het woord ‘recht’. Recht kan
namelijk objectief of subjectief zijn:
Objectief recht – Het geldende recht. Dus de regels die binnen een bepaald
rechtsgebied op een bepaald tijdstip gelden. In dit geval houdt het
vermogensrecht in: ‘Alle regels met betrekking tot de subjectieve
rechten en plichten die onderdeel van een vermogen kunnen vormen.
Subjectief recht – Het recht is een aan iemand toekomende ‘bevoegdheid’. In
dit geval houdt het vermogensrecht in: ‘ Een aan een bepaald persoon toekomend
recht dat deel uitmaakt van zijn vermogen, bijv. een eigendomsrecht of een
vorderingsrecht.
< Bestaat slechts bij de gratie van een regel van objectief recht.
1
,De objectieve vermogensrechten zijn te onderscheiden in rechten met betrekking tot
goederen en rechten met betrekking tot personen:
1. Goederenrecht – rechtsverhouding tussen persoon en goed, zoals een
huis/auto/computer. Aan wie behoort het goed toe? Wie mag er over beschikken?
Hierbij hebben we te maken met rechten op goederen die de rechthebbende in
beginsel tegenover iedereen kan inroepen <> Derden-werking. Dit is een absoluut
recht. Als mijn telefoon wordt gestolen en wordt doorverkocht, blijf ik recht
hebben op mijn telefoon. Dus dan wordt de afspraak met de derden verbroken.
Het goederenrecht heeft een gesloten systeem van recht. Zie boek 2 en 5.
Dit is dwingend recht. Het goederenrecht is er voor de rechtszekerheid.
(Wordt niet behandeld in dit vak).
2. Verbintenissenrecht – rechtsverhouding/rechtsbetrekking tussen (rechts)personen.
Dus de regels betreffende verbintenissen. Hierin zijn de rechten geregeld die de
rechthebbende aanspraak geven op een bepaalde prestatie door een ander, zoals
het recht op betaling op grond van een contract (overeenkomst) of op grond van
onrechtmatige daad (Heeft een persoon recht op schadevergoeding door degene
die hem schade heeft toegebracht?)
Hierbij hebben we te maken met rechten die NIET tegenover iedereen
inroepbaar zijn, maar slechts tegenover een bepaald persoon, namelijk degene
met wie in een verbintenisrechtelijke verhouding staat. <> Tweede-recht. Dit is
een relatief recht. De rechthebbende (schuldeiser) kan enkel tegen een bepaald
persoon (de schuldenaar/schuldenaren) de bevoegdheid handhaven.
Het verbintenissenrecht heeft een opensysteem van rechten. Dit is dus
regelend recht. Ook is het verbintenissenrecht er voor de flexibiliteit.
Karakteristiek aan hert verbintenissenrecht is dat het uiteindelijk gaat om
de verdeling van de bepaalde (financiële) risico’s. Dus het is
vermogensrechtelijk van aard.
Verbintenissenrecht wordt daarom ook vaan risicoverdeling genoemd.
Let Op: Immateriële belangen, dus als er geen geld belangen zijn, vinden
niet plaats in de wet. Denk aan het Jeffrey-Arrest. De moeder wilde alleen
weten wie de schuldenaar was, zonder daarbij een vermogen te eisen. Dit
viel niet onder het verbintenissenrecht aangezien er geen vermogen werd
geëist.
Verbintenis is dus een vermogensrechtelijke band tussen twee (of meer) personen
waarbij de één tot een prestatie is gerechtig (de crediteur) en de ander tot deze prestatie
is verplicht (de debiteur). Een verbintenis heeft altijd twee kanten:
1. De plicht van de één tot het verrichten van een prestatie
2. En de recht van de ander op die prestatie.
Een verbintenis kent drie elementen:
Actieve kant Passieve kant
(schuldeiserskant) / (Schuldenaarskant) /
Crediteur Debiteur
1. Kern Vorderingsrecht Schuld
2. Veroordelingsmog Rechtsvordering Aansprakelijkheid
elijkheid
3. Executiemogelijkh Executierecht Uitwindbaarheid
eid
Vorderingsrecht is dus het bestanddeel van de verbintenis. En is de bevoegdheid die de
rechthebbende (schuldeiser) enkel kan handhaven tegenover een bepaald persoon (de
2
,schuldenaar) of een bepaalde personen (de schuldenaren). = Een relatief recht. Dit is
de ‘enge’ betekenis van het begrip.
Ruime betekenis vorderingsrecht = men kijkt niet uitsluitend naar de bevoegdheid van de
schuldeiser, maar men calculeert direct in dat geen bevoegdheid denkbaar is zonder dat
er van de andere zijde een verplichting tegenover staat. Hierdoor omvat het
vorderingsrecht de gehele verbintenis.
Uitwindbaarheid houdt in dat indien hij niet vrijwillig aan zijn verplichtingen voldoet, hij
moet toestaan dat de schuldeiser verhaal zoekt op zijn vermogen.
Hierbij hoort ook draagplicht. Dit is als iemand degene is die rechtens uiteindelijke de
gevolgen van de uitwinning in zijn vermogen behoort te voelen. Wie als debiteur
aansprakelijk is en dientengevolge ook uitwindbaar, is meestal ook draagplichtig.
Goederenrecht en verbintenissenrecht zijn niet van elkaar te scheiden. Ze zijn als
onderdelen van het vermogensrecht onlosmakelijk met elkaar verbonden. In de praktijk
zijn ze vervlochten met elkaar.
Dus het verbintenissenrecht is een onderdeel van het vermogensrecht.
Hoe ziet de opbouw van het BW eruit? Hierbij benoemd de gelaagde
structuur en de schakelbepalingen
Het burgerlijk wetboek (BW) gaat o.a. over het vermogensrecht. Voornamelijk de
volgende boeken gaan over het vermogensrecht:
1. Boek 2 – Rechtspersonenrecht Goederenrecht
2. Boek 3 – Vermogensrecht in het algemeen
3. Boek 5 – Zakelijke rechten Goederenrecht
4. Boek 6 – Verbintenissen in het algemeen
5. Boek 7 – Bijzondere overeenkomsten
Er is sprake van een gelaagde structuur aangezien er bij de indeling van het
vermogensrecht gekozen is voor de systematiek van algemeen naar bijzonder. We
kunnen in het BW verschillende lagen onderkennen. Van een meer algemeen gestelde
basis laag via één of meer tussenlagen naar een meer specifiek gestelde regeling. De
laagsgewijze opbouw brengt een trapsgewijze werking mee.
Ook is er spraken van schakelbepaling aangezien het van algemene bepalingen naar
specifieke bepalingen gaat en andersom. Dus ze schakelen andere wetsbepalingen in
door deze van overeenkomstige toepassing te verklaren.
Wat is de relatie tussen de begrippen rechtshandeling, overeenkomst en
verbintenis?
Definitie staat in art. 6:213 BW = Een algemene overeenkomst is een meerzijdige
rechtshandeling, waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere een verbintenis
aangaan.
Verbintenis is dus = het recht van de een op een prestatie waartoe de ander verplicht is.
Kenmerkend is dat een persoon een recht heeft op een door een andere persoon te
verrichten prestatie, terwijl de ander tegenover de eerste verplicht is tot het verrichten
van die prestatie.
Rechtshandeling is als je de gevolgen van het rechtsfeit wel had bedoeld. Dus dat je
expres de wereld van het recht veranderd.
3
, Een overeenkomst is dus geen verbintenis. Uit een overeenkomst, de wet of uit een
eenzijdige rechtshandeling kan een verbintenis ontstaan, maar dit hoeft niet perse. Je kan
er namelijk ook afstand van doen. Denk aan als je erfgenaam wordt.
Wat is de verhouding tussen een rechtsfeit en een rechtshandeling?
Een rechtsfeit is een feit met een rechtsgevolg. Zoals bijvoorbeeld inbreken bij de
buurvrouw. Het is een rechtsfeit aangezien er een rechtsgevolg bij komt kijken, maar het
is geen rechtshandeling aangezien je de gevolgen die voortvloeien uit het rechtsfeit (dus
de schade vergoeding) niet had bedoeld.
Rechtsgevolg. dus het
Rechtsfeit bijvoorbeeld een
Rechtsregel (objectief recht) Bijvoorbeeld art. 6:313 BW subjectief recht tussen twee
overeenkomst
personen
Als je de gevolgen van het rechtsfeit wel had bedoeld is het dus een rechtshandeling. Bij
de rechtshandeling gaat het er dus om of je bewust de wereld van het recht wil
veranderen. Iedere rechtshandeling is een rechtsfeit. Bijvoorbeeld het kopen van een
brood. Je moet betalen voor het brood, dit is dus een rechtsgevolg. Dus er zijn gevolgen
aan verbonden wat het een rechtsfeit maakt. Maar het is ook een rechtshandeling,
aangezien je het recht beoogd. Het is de bedoeling dat je eigenaar wordt van dat brood.
De basis van de rechtshandeling is benoemd in art. 3:33 BW. een rechtshandeling
vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft
geopenbaard.
<> Dus Een rechtshandeling beoogt een rechtsgevolg in het leven te roepen. Dit geldt
niet alleen voor verbintenissen, vandaar dat het in het derde boek (algemene deel van
het vermogensrecht) staat. Voorbeeld van een gelaagde structuur. (Zie punt 339
boek).
Voorbeelden rechtshandelingen, rechtsfeiten en geen rechtsfeiten =
Rechstfeit Rechtshandeling Geen rechtsfeit
Geboorte van een baby. Tennis afspraak maken.
Er is een rechtsgevolg Er zijn geen rechtsgevolgen
bij betrokken. Namelijk aan verbonden. Als je een
dat de baby een naam baan huurt op de
moet krijgen en dat het tennisbaan, is er een
moet worden huurovereenkomst en dan
aangegeven bij de is het dus wel een
gemeente. rechtshandeling en een
rechtsfeit.
Inbreken bij de buurvrouw. Je partner ten huwelijk
Er komt een rechtsgevolg vragen. Dit veranderd niks
bij kijken. Maar het gevolg in de wereld van het recht
is niet het gewenste art. 1:49 BW. Het is
gevolg. Het was niet expres gewoon een vraag. Net
de bedoeling geweest dat zoals je iemand vraagt om
je schade moest mee uit eten te gaan.
vergoeden.
Een brood kopen. Dit is dus Een brood kopen.
een rechtsfeit en een
rechtshandeling aangezien
er rechtsgevolgen aan
verbonden zijn die expres
zijn verricht. Je moet
betalen voor het brood en
hierdoor wordt je eigenaar
4