PV Hoofdstuk 1 week 1
in het verbintenissenrecht staat de relatie tussen personen onderling centraal.
Rechtsrelatie= een verbintenis= een rechtsverhouding
Het goederenrecht is het rechtsgebied dat de relatie tussen persoon en goed bestrijkt. Het verbintenissenrecht
en het goederenrecht vormen samen het vermogensrecht. Het privaatrecht gaat tussen burgers onderling, ook
wel het burgerlijk recht of civiel recht genoemd.
Natuurlijk persoon-> is een mens van vlees en bloed
Rechtspersoon-> staat gelijk aan een natuurlijk persoon. Bv. Stichting, nv, bv, enz.
Een verbintenis rechtsrelatie tussen twee personen, waarbij de ene partij verplicht is om een prestatie te
leveren, terwijl de andere partij hier recht op heeft. Een prestatie houdt in de meeste gevallen in: iets doen of
iets geven. Degene die moet presteren wordt ook wel de schuldenaar genoemd, degene die recht heeft op de
prestatie is de schuldeiser.
Een rechtsfeit is een feit dat een rechtsgevolg heeft , met andere woorden: het heeft een gevolg volgens het
geldende recht. Gewone feiten hebben geen rechtsgevolg.
Rechtsfeiten kunnen worden onderverdeeld:
1. blote rechtsfeiten zijn geen handelingen, maar hebben toch rechtsgevolg. Dit soort rechtsfeit in de vinden
hoe dan ook plaats de zonder dat er feitelijke handelingen aan te pas komen. Voorbeeld: overlijden van een
persoon, vermogen gaat naar een ander persoon.
2. Een rechtens relevante handeling is een handeling die relevantie heeft een voor het recht. Met andere
woorden: een handeling die direct gevolg heeft.
Rechtens relevante handeling kan worden onderverdeeld:
1. Feitelijke handelingen zijn handelingen die wel rechtsgevolg hebben, maar die daar niet op gericht
zijn. De handelende persoon had dus niet de bedoeling het rechtsgevolg tot stand te brengen.
2. Een rechtshandeling is een handeling, maar deze is gericht op een rechtsgevolg. De handelende
persoon wil een bepaald rechtsgevolg tot stand brengen. Voor dit soort handelingen is een zogeheten
wilsuiting van handelende persoon noodzakelijk. De bedoeling wordt ook wel het oogmerk genoemd,
van de handelende persoon een doorslaggevende rol. Art. 3:33 BW, eisen: een op een rechtsgevolg
gerichte wil; die wil heeft zich door een verklaring geopenbaard.
Rechtshandeling kan worden onderverdeeld:
1. Bij een eenzijdige rechtshandeling wordt het rechtsgevolg tot stand gebracht door een persoon,
zonder dat de medewerking van een ander persoon nodig is. Er is sprake van een wilsuiting van een
persoon, gericht op een bepaald rechtsgevolg. Vb. testament opstellen.
2. Voor een meerzijdige rechtshandeling is het noodzakelijk dat twee personen een bepaald rechtsgevolg
tot stand willen brengen. De wilsuiting van beide partijen zijn vereist en gericht op hetzelfde
rechtsgevolg.
Eenzijdige rechtshandeling kan worden onderverdeeld:
1. Persoonsgerichte eenzijdige rechtshandeling worden verricht door een van beide partijen en zijn
gericht tot de andere partij. Vb. opzeggen van huur.
2. Niet-persoonsgerichte eenzijdige rechtshandeling/ ongerichte rechtshandeling is een handeling die
eveneens door 1 partij wordt verricht, maar die niet tot een specifiek persoon is gericht. Vb. aangifte
van geboorte
Meerzijdige rechtshandelingen kunnen worden onderverdeeld:
, 1. Overeenkomsten, art. 6:213 lid 1 BW, voorwaarden: ze moet een meerzijdige rechtshandeling zijn;
een of meer partijen gaan jegens een of meer partijen een verbintenis aan.
2. Andere meerzijdige rechtshandelingen, vb. het vaststellen van de notulen tijdens een vergadering.
Overeenkomsten kunnen worden onderverdeeld:
1. Verbintenisscheppende overeenkomsten/ obligatoire overeenkomst ontstaat er een of meerdere
verbintenissen tussen partijen
2. Andere overeenkomsten, vb. huwelijk. De verplichtingen die door het sluiten van een huwelijk
ontstaan, zijn in de wet geregeld en vloeien niet voort uit de wilsuiting van partijen.
Verbintenisscheppende overeenkomsten kunnen worden onderverdeeld:
1. Eenzijdige overeenkomst schept slechts voor een van beide partijen een verplichting.
2. Meerzijdige overeenkomst/ wederkerige overeenkomst , beide partijen hebben verplichtingen jegens
elkaar. De ene partij komt een verplichting na ‘in ruil voor’ de verplichting van de andere partij art.
6:261 lid 1 BW. Er moet sprake zijn van een verbintenis voor beide partijen.
PV hoofdstuk 2 2 § 2.1.3, 2.1.5, 2.3, 2.4 week 1
art. 3:33 BW, rechtshandeling-> zijn wil is gericht op een bepaald rechtsgevolg; hij openbaart zijn wil door
verklaring.
Wilsverklaring-> de verklaring kan zowel mondeling als schriftelijk worden gedaan. In art. 3:37 lid 1 BW is
opgenomen dat wilsverklaringen in beginsel in elke vorm kan plaatsvinden. De verklaring kan mondeling of
schriftelijk worden gedaan, maar er kan ook sprake zijn van een stilzwijgende wilsverklaring. Dit is een
wilsuiting die uit een bepaalde gedraging blijkt, zoals een handgebaar.
Art. 3:37 lid 3 BW bepaalt dat een wilsuiting pas effect heeft op het moment dat deze verklaring de persoon tot
wie zij is gericht heeft bereikt.
Art. 3: 37 lid 5 BW bepaalt dat een verklaring die tot een persoon is gericht kan worden ingetrokken tot het
moment dat deze de betreffende persoon heeft bereikt. De verklaring verliest haar werking. Wordt de
verklaring ingetrokken op het moment dat deze de persoon bereikt, of daarna, dan heeft de verklaring wel
werking: de intrekking heeft geen effect.
Vertrouwensbeginsel, art. 3:35 BW, komt op het volgende neer: wanneer iemand een verklaring doet waaraan
een ander een bepaalde betekenis geeft, die hij daar redelijkwijs aan mag geven, dan kan de handelende
persoon zich er vervolgens niet op beroepen dat hij de verklaring zonder een daarmee overeenstemmende wil
heeft gedaan. Voorwaarden: er is een verklaring gedaan richting een persoon; deze persoon heeft een
bepaalde betekenis gegeven aan de verklaring; gelet op de omstandigheden mocht deze persoon die betekenis
daar redelijkwijs aan toekennen. Let op: er moet sprake zijn van een gerechtvaardigd vertrouwen aan de zijde
van de ontvanger van de verklaring.
Goede trouw-> art. 3:11 BW is bepaald dat iemand te goeder trouw is wanneer hij niet wist en niet hoefde te
weten dat feiten of het recht waarop zijn goede trouw betrekking heeft niet juist waren. Degene die de
verklaring op een bepaalde manier opvat weet niet beter dan dat de verklaring op die manier bedoeld heeft. Is
er sprake van een rechtshandeling, voorwaarden: er is sprake van een wil die is gericht op een bepaald
rechtsgevolg; deze wil wordt geopenbaard door een verklaring.
Wanneer een overeenkomst apart in de wet wordt geregeld, zoals een huurovereenkomst, wordt dit een
bijzondere overeenkomst genoemd. Als er niks bijzonders is geregeld in de wet dan zijn de algemene regels
voor overeenkomsten van toepassing , beginnend bij art. 6:213 BW. In art. 6:217 BW wordt de totstandkoming
van een overeenkomst omschreven. Voorwaarden: er is een aanbod; het aanbod wordt aanvaard. Het doen
van een aanbod en de aanvaarding daarvan zijn beide wilsverklaringen, gericht op de totstandkoming van een
overeenkomst.