Leisure vraagzijde
Les 1
Multidisciplinair= kennis vanuit meerdere disciplines gecombineerd wordt
Filosofie= het nut van het leven. Betekenis van vrije tijd van ons leven.
Psychologie= individu, motivatie
Economie
Geografie= hoe ver zijn mensen bereid om te reizen
Sociologie= grotere groepen, culturele context
Geschiedenis
Vraagzijde= gedrag van mensen en de keuzes die ze maken
- Wensen en behoeften
- Beïnvloedende factoren, trends
Wat is vrije tijd?
- Geen definitie omdat het niet tastbaar is
- Niet werken
- Leuke dingen
- Geen verplichtingen
3 soorten benadering
Objectieve benadering= tijd en gedrag meten. Gebaseerd op feiten. De objectieve
benadering van vrije tijd wil zeggen dat vrije tijd zo omschreven wordt dat er geen
interpretatieverschillen mogelijk zijn. De objectieve benadering wordt als volgt
geformuleerd:
Vrije tijd= alle tijd- arbeid- onderwijs- zorgtaken- persoonlijke tijd
Residu definitie= tijd die overblijft. Er wordt niet omschreven wat vrije tijd wel is, maar wat
het in ieder geval niet is.
Wat is het nut van de objectieve benadering? Het is alleen zinvol als er kwantitatief
onderzoek wordt gedaan. Dus waar cijfers geanalyseerd worden. Zoals bij SCP (sociaal en
cultureel planbureau) en CBS (centraal bureau voor statistiek). Zij brengen in kaart hoeveel
vrije tijd mensen hebben en hoe dat zich ontwikkelt.
Economisch perspectief: vrije tijd als tijdbesteding. Een tijdsaanduiding
Subjectieve benadering= motieven, gevoel. Dingen die ik leuk vind
Afhankelijk van de persoonlijke zienswijze. Hoe ervaartie iemand bepaalde dingen?
Individuele beleving= wat iemand ervaart als vrijetijd.
Is uiteten gaan in een restaurant vrije tijd? Volgens de subjectieve benadering is dat moeilijk
te zeggen. Persoonlijke tijd? Waaronder eten valt of toch vrije tijd omdat je naar een
restaurant gaat. Dat hangt af van degene die naar het restaurant toe gaat.
Het gaat dus niet om kwantiteit (de hoeveelheid vrije tijd in uren of percentages) maar om
kwaliteit (ervaring, beleving)= kwalitatieve benadering
Psychologische perspectief: Leisure, vrijetijd, vrijetijd als beleving, onze sector
,Conclusie: aan de ene kant is het belangrijk om te weten hoeveel tijd een bepaalde
bevolkingsgroep besteed aan vrije tijd, aan de andere kant is het belangrijk te weten hoe
mensen vrije tijd ervaren en wanneer ze een activiteit als vrije tijd ervaren.
Contextuele benadering= vrijetijd wordt verschillend ervaren omdat deze afhankelijk is van:
De culturele context: elke cultuur heeft eigen opvattingen over vrijetijd. Als je in de leisure
werkt moet je goed kijken naar in welke culturele context je werkt en wat mensen onder
leisure verstaan.
De Zeitgeist: elke tijd heeft eigen opvattingen over vrijetijd: trends en modes beinvloeden de
vrijetijdsbestedingen en -beleving
Sociologisch en historisch perspectief== pp 2, les 2
Tijd, gedrag & beleving
Het is moeilijk om één definitie van vrije tijd te hebben. De objectieve en subjectieve
benadering heeft voor en nadelen.
3 manieren om vrije tijd te onderscheiden:
- Tijd, hoeveel uur. Een meetbare tijdseenheid, de objectieve benadering.
- Gedrag, welke activiteiten doen we, passief of actief. De gedragsbenadering, alle
activiteiten die behoren tot leisure of vrije tijd. Gaat dieper dan de objectieve
benadering, concreter en beter zichtbaar dan de subjectieve benadering.
- Mentaal/ beleving, hoe beleeft iemand vrije tijd. De leisurebeleving van het individu.
De subjectieve benadering.
Als je je commercieel met leisure bezighoud, zal de subjectieve benadering vaak centraal
staan. Hoe meer er te beleven is, hoe meer geld mensen bereid zijn uit te geven.
Sleutelbegrippen:
- Arbeid: alle tijd waarin we een inkomen verdienen.
- Zorgtaken: alle tijd die we besteden aan het zorgen voor anderen, zoals kinderen of
zieken.
- Persoonlijke verzorging: alle tijd die we besteden aan onze eigen persoonlijke
verzorging, inclusief slapen.
- Residuele definitie: ook wel objectief genoemd, alles wat overblijft.
- Contextueel: verbondenheid
- Cultuurafhankelijk: Hoe ver ontwikkeld is een cultuur, wij zijn technisch ver
ontwikkeld dus we hebben meer mogelijkheden.
, Historisch perspectief. Pp week 1 tweede pp
Sociaal fenomeen: menselijk handelen
Tot circa 1850
Tot de negentiende eeuw was het begrip vrije tijd niet of nauwelijks bekend.
In de late middeleeuwen was de samenleving verdeeld in een aantal standen:
maatschappelijke groepen met alle hun eigen rechten en plichten. In deze
standenmaatschappij werd onderscheid gemaakt tussen de geestelijkheid, de adel en de
groep van burgers en boeren.
Iedere stand kende zijn eigen taken: de geestelijken waren grootgrondbezitters en baden
voor het volk. De adel was sterk verbonden met de geestelijkheid en diende het volk te
beschermen tegen vijanden. De burgers en boeren waren rechteloze mensen die eigendom
waren van de heer voor wie ze werkten. Opstanden, oorlog en overheersing waren aan de
orde van de dag.
De vrije tijd die er was, was alleen voor de elite. Ze hielden ridder toernooien of sporadische
feesten vaak gelinkt aan jaargetijden of oogst. Het was amateuristisch opgesteld zonder
organisatie, het waren feesten waar iedereen bij elkaar kwam om te eten, drinken en
verhalen te vertellen.
1850 tot 1920
Les 2 sociologisch perspectief h3.1 en 3.2
Sociale structuur: een netwerk van mensen die met elkaar verbonden zijn.
Sociologie: de wetenschap die bestudeert hoe verschillende groepen mensen met elkaar
samenleven en hoe verschillen tussen hen te verklaren zijn.
- Organisatie van een samenleving
- Sociale netwerken (studie, woning, werk)
- Binnen een overheid dus de wetten en regels
- Binnen informele netwerken: normen en waarden, ongeschreven gedragsregels
- Machtsafstand, wij hebben een kleine machtsafstand. Wij gaan goed om met
meningen
- Sociale afstand (opleiding, inkomen, milieu)
Rollen in de sociale structuur:
- Een persoon speelt verschillende rollen in verschillende posities
- De verzorgingspositie is een belangrijke positie= maatschappelijke positie van het
individu, die wordt bepaald door werk, studie en zorgtaken
Kapitalen:
Verschillende kapitaalsoorten= middelen die het mogelijk maken om deel te nemen aan de
samenleving en aan vrijetijdsactiviteiten.
Cultureel kapitaal: politiek, kennis, skills, vaardigheden
Economisch kapitaal: hoeveel geld, huis, auto
Sociaal kapitaal: relaties, netwerk, wie je kent