Farmacologie samenvatting
Hoofdstuk 3 Bijwerkingen, interacties en farmacokinetiek
Farmacodynamiek = heeft betrekking op de effecten van geneesmiddelen op het lichaam (vooral het
therapeutische effect).
Farmacokinetiek = bestudeert wat er in het lichaam met het geneesmiddel gebeurt (absorptie,
verdeling, metabolisme, uitscheiding).
3.1 Farmacokinetiek: wat het lichaam met geneesmiddelen doet
Metaboliseren = het veranderen door een biochemische reactie. De metabolisering van
geneesmiddelen vindt vooral in de lever plaats. De biochemische reactie verandert het geneesmiddel
in metabolieten.
- Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen ‘goede en slechte’ lichaamsvreemde stoffen. Alle
geneesmiddelen worden beschouwt als lichaamsvreemde stoffen.
Wat het lichaam doet met geneesmiddelen kunnen we in 4 fasen indelen:
- Het lichaam neemt het geneesmiddel op (absorptie of resorptie)
- Het lichaam verdeelt het geneesmiddel over de weefsels van het lichaam (distributie)
- Het lichaam zet het geneesmiddel om (metabolisme)
- Het lichaam scheidt het geneesmiddel uit (eliminatie of excretie)
3.1.1 Absorptie
Geneesmiddelen kunnen alleen goed werken als ze op de plaats van de ziekte komen. We kunnen de
toedieningswegen grofweg in 3 categorieën indelen:
1. Lokale toediening: het geneesmiddel wordt rechtstreeks aangebracht op de plaats van het
probleem: bijvoorbeeld oogdruppels in het oog, zalven en crèmes op de huid.
2. Enterale toediening: het geneesmiddel wordt oraal ingenomen en vanuit het
maagdarmkanaal opgenomen in de bloedbaan (sommige geneesmiddelen moeten echter
juist in het darmkanaal blijven om darmziekten te behandelen).
3. Parenterale toediening: het geneesmiddel wordt rechtstreeks in het lichaam ingebracht,
meestal door middel van een subcutane (onder de huid), intramusculaire (in een spier) of
intraveneuze (in een ader) injectie.
3.1.3 Metabolisme
Buffer = een structuur, substantie of proces dat verandering tegengaat. De lever functioneert
bijvoorbeeld als buffer door sterke veranderingen van hoeveelheden in het bloed opgeloste
voedingsstoffen tegen te gaan.
Biochemische reacties die door P450-enzymen mogelijk worden gemaakt, kunnen in twee reacties
worden onderverdeeld:
, - Fase I-reacties zijn voornamelijk oxidatiereacties, waarbij hydrofobe substanties worden
gemetaboliseerd tot hydrofiele substanties.
- Fase II-reacties maken gebruik van bepaalde enzymen, zogenaamde transferasen, waarbij
bijvoorbeeld een hydrofiel molecuul, zoals een suiker, gekoppeld wordt aan een hydrofobe
substantie, waardoor die wateroplosbaar wordt.
Geneesmiddelen die vanuit het maag-darmkanaal worden opgenomen, passeren allemaal de lever.
P450-enzymen metaboliseren ze vervolgens in zekere mate voordat ze in de bloedsomloop komen.
Dit zogenoemde first-pass effect (effect van de eerste passage) en de mate van metabolisering
bepalen hoeveel van het geneesmiddel in de bloedsomloop komt (dit wordt ook wel biologische
beschikbaarheid genoemd). De lever metaboliseert sommige geneesmiddelen bijna volledig bij de
eerste passage. De biologische beschikbaarheid van die geneesmiddelen is dan zo laag dat ze geen
therapeutisch effect kunnen geven (dit geldt voor bijv. GTN-nitroglycerine wordt vaak door middel
van een spray onder de tong gegeven waardoor het rechtstreeks buiten de lever om wordt
opgenomen).
Prodrugs = niet alle geneesmiddelen worden door de lever geïnactiveerd; sommige moeten juist
door de lever worden gemetaboliseerd om actief te worden (enalapril, acetylsalicylzuur, clopidogrel
en prednisolon zijn hier voorbeelden van).
3.1.4 Eliminatie
Enterohepatische kringloop = geneesmiddelen die in gal worden uitgescheiden, komen via de
galgang in de darmen terecht, waarna ze of opnieuw worden opgenomen of met de ontlasting
worden uitgescheiden.
3.2.2 Hoe geneesmiddelen bijwerkingen kunnen veroorzaken (2): het verkeerde aangrijpingspunt
Vaak grijpen geneesmiddelen ook onbedoeld aan op andere eiwitten. Wanneer een geneesmiddel
zich bindt aan zo’n onbedoeld eiwit, ontstaan bijwerkingen.
- Het verkeerde aangrijpingspunt 1: receptoren
Geneesmiddelen die aan receptoren binden, hebben bijna dezelfde ruimtelijke structuur als de
natuurlijke chemische boodschappers van het lichaam en binden daardoor aan receptoren waar
normaal gesproken die boodschappers aan binden.
Veel bijwerkingen worden veroorzaakt door geneesmiddelen die op verkeerde punten aangrijpen.
- Het verkeerde aangrijpingspunt 2: enzymen
Veelgebruikte enzymen als ACE-remmers, NSAID’s en statinen binden aan het actieve gedeelte van
belangrijke enzymen en blokkeren hun werking. Dit heeft gunstige effecten, zoals daling van de
bloeddruk, vermindering van ontstekingspijn en daling van het cholesterolgehalte van het bloed.
Angiotensine converterend enzym (ACE) omzetting van angiotensine I tot angiotensine II wordt
geblokkeerd.
- Het verkeerde aangrijpingspunt 3: ionkanalen