B&V – les 1: geschiedenis van het sociaal werk en inleiding burgerschap
Barmhartigheid: de innerlijke drang om hulp te verlenen aan mensen die in geestelijke of
lichamelijke nood verkeren
7 werken van barmhartigheid
1. Het spijzigen van hongerigen
2. Het laven van dorstigen
3. Het kleden van naakten
4. Het herbergen van vreemdelingen
5. Het bezoeken van zieken
6. Het bezoeken van gevangenen
7. Het begraven van doden
Geschiedenis van SW
Tijd Gebeurtenissen voor SW
Middeleeuwen (500-1000) - Adel en geestelijke droegen zorg voor
de arme burgers
- Zorg vanuit religie
- Kloosters voor psychiatrie
- Onfatsoenlijke mensen werden niet
geholpen – participatiesamenleving
- Zorg vanuit eigen woonplaats –
decentralisatie
Renaissance (1500-1600) - Mensen die kunnen werken moeten –
participatiesamenleving
- Onderwijs voor armen waardoor
minder armoede
- Oprichting tuchthuizen: werkplek voor
psychiatrie, mensen moesten spinnen
of raspen want dan zouden ze zich
beter voelen
Gouden eeuw (1600-1700) Begin
- Veel rijken, waardoor armen in de stad
- Epidemieën braken uit waardoor veel
mensen stierven
- Zorg armen want zij vormen een
bedreiging voor rijken
- Opkomst hofjes voor ouderen
- Opkomst gasthuizen: ziekenhuizen
- Humanisten: armen moeten worden
opgevoed – goed burgerschap
Eind
- Groter verschil tussen arm en rijk
- Meer agressie en bendes waardoor er
weer tuchthuizen kwamen
1784 Eerste scholen en bibliotheken, meer
beschaving
Oprichting volkshuizen – betere educatie en
beschaving waardoor minder afwijkende
mensen
1790 Eerste instituut voor doven
Industrialisatie (1800-1900) Begin
- Urbanisatie waardoor te veel mensen
in te weinig ruimte – sociale kwestie
door wonen in krotten, ziekten etc.
- Grote rol liefdadigheid
Industrialisatie (1800-1900) Eind
, - Algemene welvaart willen bevorderen –
goede huizen, loon etc.
- Opkomst basisinstellingen
- Werkverschaffingsproject in Drenthe:
openlucht gevangenis voor armen en
jeugd tegen armoede
1848 Ziekenhuizen, psychiatrie, jeugdhulp en
verslavingszorg
1850 Eerste SW opleidingen, maatwerk
1855 Speciaal onderwijs
Wereldoorlogen (1900-1950) - Opbouw sociale academie: sociale
indeling op basis van zuilen
- Na WO2 verzorgingsstaat
Beveridge: vijf kwalen voor de oorlog:
armoede, ongeletterdheid, gebrek aan
basisvoorzieningen, werkloosheid en
ziekte
Churchill: burger heeft plicht zijn
rechten te verdedigen, ook sociale
plicht om de maatschappij in stand te
houden
- Door wetten van verzorgingsstaat
meer professionals en minder
vrijwilligers
- Meer geld, middelen en materialen van
de staat
- Consument begint klant te worden van
voorzieningen
- Meer oog voor professionals, meer
opleidingen
Gevolgen verzorgingsstaat: grotere
organisaties, afhankelijke burgers, aanbod
gericht werken
Kritiek op verzorgingsstaat: te hoge
verwachtingen van het systeem, te lage
verwachtingen van burgers, burgers zijn zwak
en afhankelijk, overheidsinvloeden op alle
levensterreinen
Nu Participatiesamenleving:
zo veel mogelijk zelf doen
gaat dat niet – inzet van omgeving,
vrijwilligers en mantelzorgers
dan pas professionele hulp – bij voorkeur
collectief, dan individueel
DUS Ons welzijnssysteem is niet nieuw!
Participatiesamenleving was er al
Onze hulpverleningstechnieken zijn niet nieuw
Inzet van burgers en vrijwilligers is niet
nieuw – eerst was dit vanuit religie, nu hebben
we zorg voor welvaart en zo min mogelijk
kosten
Burgerschap: de wijze waarop burgers deelnemen aan de samenleving en zo de samenleving
helpen vorm te geven – heeft een politieke, sociale, culturele en economische dimensie