Week 1 (HS 1+2: het zelf)
1.1 De student kan beschrijven wat sociale psychologie inhoudt en wat de rol van sociaal
afstemmen is voor mensen.
Sociale psychologie (= de wetenschappelijke studie van de manier waarop de gedachten,
gevoelens en gedragingen van mensen worden beïnvloed door de werkelijke of
voorgestelde aanwezigheid van andere mensen).
- Sociaalpsychologen maken gebruik van systematisch onderzoek (= niet zomaar
observeren). Ook onbewuste of automatische gevoelens en gedachten van belang.
- Invloed die mensen op elkaar hebben is overal.
- Mensen worden niet alleen beïnvloed door wat anderen feitelijk vinden, maar ook door
wat ze denken dat anderen vinden. (Eigen interpretaties van het gedrag van anderen).
Social tuning (= het onbewust op elkaar afstemmen van gedrag). JE kan gedrag imiteren op
een ander voor bepaalde gevoelens zoals: groepscohesie versterken en het beter ervaren
van emoties. Mensen kunnen elkaar ongemerkt besmetten met bijvoorbeeld:
- Stemmingen en gevoelens.
- Meningen en overtuigingen.
- Snelheid (bijvoorbeeld eten, lopen of praten).
- Gedrag en gewoontes.
- Bewegingen, lichaamshouding en mimiek.
Kameleon-effect (= het overnemen van elkaars bewegingen en mimiek).
Spiegelneuronen (= hersencellen die de activiteiten en ervaringen van anderen
weerspiegelen in het eigen brein).
Belichaming (= ons lichaam stimuleert de ervaring van de ander).
Empathie (= door weerspiegeling in ons eigen brein weten we wat anderen
ervaren, ook als we het zelf niet rechtstreeks meemaken).
Sociale besmetting
- Imitatie werkt als een soort speciale ‘lijm’. (Bijvoorbeeld gedachteloos achter anderen
lopen, of uit paniek de andere kant oprennen).
- Conformisme (= de neiging om ons aan te passen aan anderen).
- Emotionele besmetting automatisch elkaars emoties overnemen.
1.2 De student kan uitleggen wat zelfkennis en zelfbewustzijn is en hoe dit met elkaar
samenhangt.
Zelfkennis (= de gevoelens en ideeën die mensen over zichzelf hebben).
- Het vermogen om expliciete zelfkennis op te bouwen veronderstelt dat je een bepaalde
mate van bewustzijn hebt van jezelf. Zelfbewustzijn ligt daarom aan de basis van zelfkennis.
Zelfbewustzijn (= het vermogen om jezelf te kunnen herkennen als een
zelfstandig object).
Publiek zelfbewustzijn (= jezelf bekijken door de ogen van een denkbeeldig publiek).
Privé zelfbewustzijn (= je aandacht is gericht op de eigen ‘binnenkant).
Mate van zelfbewustzijn varieert naar omstandigheden waarin ze zich bevinden. Gaat
omhoog wanneer mensen zichzelf zien in een spiegel of video; camera op hun gericht is.
Wanneer ze aan een God denken.
Vlekkentest (= test voor zelfbewustzijn voor niet-menselijke dieren d.m.v.
spiegels en een zichtbare vlek op het gezicht). Mensenkinderen
9 à 12 maanden, apen, olifanten, dolfijnen, varkens en sommige
vogels hebben ook een zelfbewustzijn.
,Overdaad aan zelfbewust zijn werkt averechts. Bijvoorbeeld: bij het geven van presentatie.
Hierbij ligt je focus te veel op je zelfbewustzijn en dus minder op de inhoud van je verhaal.
Wanneer dit gevoel permanent is noem je dit sociale angst.
1.3 De student kan uitleggen wat de functie is van het hebben van een zelfbewustzijn en
wat het effect is van een verhoogd zelfbewustzijn.
Functies zelfbewustzijn (= door je eigen reacties te observeren en aan te nemen dat
soortgenoten net zo zijn als jij, kun je ook van alles leren over je omgeving en je eigen gedrag
daarop aanpassen).
- Stelt in staat mensen hun gedrag af te stemmen op sociale normen.
- Gedrag en gevoelens vergelijken met hoe ze vinden dat ze zouden moeten zijn (= ought
self), of zouden willen zijn (= ideal self). Verhoogd zelfbewustzijn zorgt ervoor dat mensen
meer volgens hun persoonlijke normen gedragen.
Nadelen verhoogd zelfbewustzijn:
- Onderbreekt gedragsroutines -> slechtere prestaties die normaal gesproken automatisch
wordt afgehandeld. Staan onder druk. Zelfbewustzijn neemt doe wanneer ze denken dat
anderen veel van hen verwachten.
- Kan leiden tot angstige of depressieve gevoelens; geneigd na te gaan in hoeverre je
voldoet aan de eisen en idealen die je voor jezelf stelt of die anderen aan je hebben
opgelegd. Piekeren maakt mensen passief en dat houdt het piekereren ook in stand.
- Vloeibare extraversie bij verlegen mensen helpt alcohol het zelfbewustzijn te ontremmen.
Zelfreflectie (= op een beschouwende manier naar jezelf kijken, accepterend en
zonder zichzelf te veroordelen, dus vanuit een meer onbevangen houding,
geïnteresseerd en nieuwsgierig). Mindfulness (= een bewustzijnstoestand waaraan
veel positieve effecten worden toegeschreven).
1.4. De student kan verschillende manieren benoemen en uitleggen hoe we aan
kennis over onszelf komen.
Subjectieve zelfkennis
Introspectie (= mensen hebben informatie over zichzelf die ze niet over anderen hebben; ze
kunnen naar binnen kijken; weten of je iets mooi of lelijk, vies of lekker, ergens voor of tegen
bent).
Door jezelf alleen wat- vragen te stellen en geen waarom- vragen bevorder je de kans
om via introspectie tot ware zelfkennis te komen over je voorkeuren, je meningen en je
twijfels. Wanner men vertelt wat hun beweegredenen zijn voor bepaalde handelingen
of keuzes, dingen zeggen die ze niet kunnen weten en die ze ter plekke verzinnen omdat
het aannemelijk lijkt ’ik heb gestemd om tegen die andere student te zeggen dat het
een leuk onderzoek was, omdat ik dat ook echt vond’,
Adaptieve onbewuste (= heel veel dingen die we doen (keuzes, beslissingen, reacties)
zijn gedelegeerd naar het onbewuste. Neemt veel denkwerk uit handen).
We schatten drijfveren vaak verkeerd in; eigen toekomstige gedrag niet goed kunnen
voorspellen. Processen die onze beslissingen, keuzes en voorkeuren bepalen zijn onbewust. Het
resultaat van die processen zijn wel bewust.
Objectieve zelfkennis
, Zelfwaarneming (= als buitenstaander naar je eigen gedrag kijken en dit gedrag
interpreteren).
Zelfperceptietheorie van Bem (= mensen leren zichzelf kennen door op een objectverende
manier naar hun eigen gedrag te kijken en daaruit hun persoonlijke eigenschappen af te
leiden).
- Kan onder meer verklaren dat de manier waarop mensen zich op sociale media
voordoen, uiteindelijk beïnvloedt hoe ze zich in het ‘echte’ leven gedragen. Wanneer
je je sexy voordoet, dan ga je ook eerder gedragen naar sexting.
- Mensen steunen juist vaak op introspectie; ze lijken zelfperceptie te gebruiken als
soort tweede keus, wanneer de signalen die ze van ‘binnenuit’ krijgen zwak zijn; dus
wanneer ze geen sterke gevoelens of voorkeuren ervaren of niet goed weten wat ze
van iets denken.
1.5 De student kan beschrijven hoe zelfkennis georganiseerd is.
Zelfschema (= abstracte stukjes kennis over jezelf dat geassocieerd is met allerlei meer concrete
attributen en voorbeelden).
- Functie om onze kennis over onszelf te organiseren.
- Hiërarchische structuur abstracte kennis opgeslagen op het hoogste niveau en de ondergelegen
niveaus meer specifieke kennis.
- Informatie over jezelf die gerelateerd kan worden aan een zelf-schema, wordt sneller verwerkt
en beter onthouden.
- Ontstaat waarschijnlijk op basis van de ideeën die je sinds je vroege jeugd over jezelf leert.
Zelfconcept (= het geheel aan zelfschema’s van een persoon).
Zelf-complexiteit (= de manier waarop verschillende zelf-schema’s binnen het zelfconcept zijn
georganiseerd).
- Iemand met een hoog zelfconcept heeft veel verschillende zelf-schema’s die onafhankelijk van
elkaar zijn. Biedt bescherming tegen stress door negatieve ervaringen, omdat je die ervaringen
binnen één zelf-domein makkelijker kunt afschermen van andere domeinen. Bijvoorbeeld het
niet halen van een tentamen, is alleen aantasting van jezelf als succesvolle student maar niet als
geliefde als vriendin zijnde.
- Een persoon met een simpel zelfconcept zal zich sneller een totale mislukkeling voelen, omdat
de negatieve ervaring zich uitbreidt over andere domeinen. In gunstige omstandigheden is een
simpel zelfconcept dan weer beter voor het welzijn en de zelfwaardering, want positieve
ervaringen strekken zich dan makkelijker uit naar het hele zelf.
1.6 De student kan uitleggen welke vormen van zelfwaardering er zijn en deze herkennen in een
korte casus.
Zelfwaardering (= mensen hebben een bepaald niveau, evaluatie van zichzelf; vind je jezelf leuk?).
Expliciete zelfwaardering (= is wat mensen antwoorden als je vraagt hoe ze over zichzelf denken).
Impliciete zelfwaardering (= gaat over de aspecten die niet tot uiting komen als je mensen
rechtstreeks vragen stelt over hoe ze zichzelf zien, maar die aan het licht komen in zogenaamde
indirecte meningen of in lichaamstaal).
- Lage zelfwaardering; wegkijken, gespannen houding, frunniken aan gezicht, weinig praten.
Stabiliteit van zelfwaardering: weinig schommeling. Meestal stabiel bij hoge zelfwaardering; bij
instabiel wel schommeling. Mensen vaak sneller van streek als ze feedback krijgen met een lage
zelfwaardering.
, Contingente van zelfwaardering (= de mate waarin iemands zelfwaardering afhankelijk is van het
bereiken van een bepaalde standaard, zoals sociale goedkeuring, uiterlijk of prestaties).
- Bij mensen met een hoge contingente van zelfwaardering gaat de zelfwaardering meteen
omhoog als ze een goed cijfer halen, maar ook meteen weer omlaag als ze bijvoorbeeld niet
worden uitgenodigd voor een feestje. (Aard is ook belangrijk. Voor de ene persoon is de
zelfwaardering bijvoorbeeld sterk gekoppeld aan succes en status en voor de ander aan uiterlijk
of het hebben van een leuke partner).
- Voorbeelden waaraan mensen hun zelfwaardering kunnen koppen: prestaties en succes, sociale
goedkeuring en erbij horen, uiterlijk (met name mooi en slank zijn), innerlijke standaard (zoals
ethisch hoogstaande normen waarmaken, trouw zijn).
1.7 De student kan de vier zelfevaluatiemotieven uitleggen en herkennen in een casus.
Bij het vergaren en verwerken van informatie over onszelf kunnen vier motieven een rol spelen:
1. Zelfverheffingsmotief (= we willen onszelf in een positief daglicht zien).
- Above-average effect (= de illusie dat je beter bent dan anderen). Andere verschijnselen;
mensen onthouden vooral positieve dingen over zichzelf, liever neerwaartse vergelijking, bij
negatieve feedback betrouwbaarheid in twijfel nemen, successen aan zichzelf toeschrijven en
mislukkelingen aan anderen (= self-serving bias). Zelfbedrog op lange termijn, nadelen:
• Mensen leren onvoldoende of komen tot onvoldoende zelfontwikkeling,
erkennen niet dat ze iets tekortschieten Ondermijnt je intrinsieke motivatie;
gemotiveerd om jezelf te bewijzen te laten zien wat je kunt.
• Belemmert een gevoel van verbinding met anderen. Mensen met een hoge
zelfwaardering kunnen vijandig of agressief gedragen wanneer ze negatieve feedback
krijgen.
2. Consistentiemotief (= mensen streven naar een samenhangend en stabiel zelfbeeld. Ze hebben
dus graag dat nieuwe informatie bevestigt wat ze al menen te weten over zichzelf; of in ieder
geval niet sterk tegenspreekt).
- Op korte termijn vinden mensen het prettig als ze positieve feedback krijgen. Bij langer durende
contacten blijken mensen met een negatief zelfbeeld echter vaak liever om te gaan met anderen
die negatief over hen oordelen en dus hun negatieve zelfbeeld bevestigen. Het is voor een
langdurige relatie belangrijker dat de ander je ziet zoals je echt meent te zijn, dan bij vluchtige
ontmoetingen. Mensen in langdurende relaties geven de voorkeur aan informatie die hun
zelfbeeld bevestigt boven informatie die hun zelfbeeld tegenspreekt.
• Mensen onthouden zelfconsistente informatie beter dan inconsistente informatie.
Informatie krijgen die inconsistent is met het zelfbeeld geeft ene ongemakkelijk,
onaangenaam en gespannen gevoel.
• Mensen interpreteren feedback van anderen bij voorkeur zodanig dat hun bestaande
zelfbeeld wordt bevestigd.
• Mensen zijn geneigd om zelfconsistent gedrag toe te schrijven aan interne oorzaken en
inconsistent gedrag aan de omstandigheden.
• Mensen trekken zich terug uit relaties waarin de partner hen niet ziet zoals ze zichzelf
zien.
• Mensen lokken bij anderen feedback uit dei hun zelfbeeld bevestigt. Mensen die ons
zien zoals we onszelf zien, vinden we bij uitstek dat ze veel mensenkennis hebben.
• Mensen willen zelfs na hun dood net zo herinnert worden, als ze zichzelf zien.
3. Accuraatheidsmotief (= mensen vinden het belangrijk om een beeld van henzelf te hebben dat
overeenkomt met de werkelijkheid, zoals we echt zijn).