Kennistoets generiek
Pedagogisch tact
Marcel van Herpen; “Op het goede moment het juiste doen, ook in de ogen van de leerling.”
Kwaliteitscategorieën (volgens leerlingen)
Persoonlijkheid
Didactiek & begeleiden
Gezag
Communicatie & pedagogiek
Leuke dingen doen
Vakkennis (cognitief domein)
Creativiteit (doen en bekwaam)
Vakvaardigheid
Pedagogisch tact (2012)
Het goede doen op het juiste moment, ook in de ogen van de leerlingen
Iedereen is toegerust voor zijn eigen ontwikkeling
Persoon en professie kunnen niet worden gescheiden
Zonder relatie geen prestatie, de waarde van de kwaliteit van de
interactie tussen mensen.
Biesta (socialisering, kwalificatie en subjectivering)
Kwalificatie: verwerven van kennis en vaardigheden
Socialisatie: voorbereiden op de toekomstige rol in de maatschappij
Subjectivering: het zien en ontwikkelen van de persoon en de talenten
van leerlingen
Luk Dewulf; talenten.
Elke activiteit die voldoening geeft zonder dat je daar moeite voor hoeft te doen.
Maslow
De mens is toe aan 5 basisbehoeftes. Elk mens ontwikkeld zijn behoeftes op een andere manier.
Hieronder staan de 5 basisbehoeftes van de mens
Piramide van Maslow
,Luc stevens (CAR)
Relatie
Kinderen hebben een goede relatie nodig voor een goede samenwerking, zowel tussen de
medeleerlingen als tussen de leerkrachten. Dit kan zorgen voor een betere presentatie op school.
Leerlingen rekenen op de steun van hun leraar, luisteren, vertrouwen bieden, optreden als het echt
nodig is, uitnodigende omstandigheden creëren, het goede voorbeeld zijn, uitdagen en
ondersteunen zijn belangrijke pedagogische voorwaarden van het ontstaan van goede relaties.
Competentie
Het stimuleren van het eigen kunnen en zichzelf ontwikkelen. Een combinatie van hoge en reële
verwachtingen en beschikbaarheid voor hulp en ondersteuning, zijn een goede basis voor het
ontwikkelen van een gevoel van competentie.
Autonomie
Verwijst naar het gevoel onafhankelijk te zijn. leerlingen willen het gevoeld hebben de dingen zelf te
kunnen doen, zelf kunnen beslissen, zelf keuzes maken. Individuele vrijheid is belangrijk en wordt
gestimuleerd, maar altijd in relatie met de ander en met behoud van diens vrijheid en jouw
verantwoordelijkheid daarvoor. Autonomie verwijst altijd naar relatie.
Vygotsky (zone van de naaste ontwikkeling):
Om nieuwe dingen te leren moet het niet te makkelijk zijn. Vygotsky wil de leerling laten reiken naar
een hoger niveau, zo nodig met hulp van de leerkracht die in zijn theorie een belangrijke rol speelt.
Vygotsky gaat ervan uit dat de leerling leert in aansluiting op wat hij al weet, maar het moet wel
nieuw of uitdagend zijn om daadwerkelijk van leren te kunnen spreken.
Deze zonde heeft betrekking op de potentiele leermogelijkheden van individu. Wat een kind alleen
kan, is het huidige ontwikkelingsniveau en wat het kan met hulp van een ander is zijn potentiële
ontwikkelingsniveau.
Twee kinderen kunnen hetzelfde ‘huidige’ ontwikkelingsniveau hebben, maar met de juiste hulp kan
het ene kind mogelijk veel meer opdrachten voltooien dan het andere kind.
,klassenmanagement
Het scheppen van voorwaarden voor effectief onderwijs, o.a. het bevorderen van lestijd en de rust
en harmonie creëren.
Dit kun je doen door bijvoorbeeld regels.
Regels: algemene verwachtingen of een norm.
Routine: specifieke gedragingen.
Wat zijn goede regels?
1. Kort
2. Duidelijk
3. Positief
4. Eenduidig
5. Redelijk
6. Uitvoerbaar
Opgesteld met kinderen
Behaviorisme
Het belonen en straffen. Belonen heeft een groter effect.
J.B Watson wordt gezien als de grondlegger van het behaviorisme. Hij wilde dat de
bewustzijnspsychologie objectief werd. Kijken naar wat zichtbaar is. Dit wilde hij bereiken aan de
hand van gecontroleerde laboratoriumexperimenten. Dit houdt in dan een experiment steeds onder
dezelfde omstandigheden wordt gedaan. Ook waren de omschrijvingen van de experimenten te
vaag, hierdoor waren de experimenten niet betrouwbaar genoeg. Watson stelde ook de eis dat
bewustzijn niet meer werd onderzocht op deze manier, aangezien je dit niet objectief kan
waarnemen. Watson wilde het waarneembare gedrag onderzoeken. Hierbij zijn twee begrippen
belangrijk: - het stimulus, dit is een prikkel die bij een organisme binnenkomt. Denk hierbij aan een
geluid, voedsel, licht etc. - het respons, dit is de waarneembare reactie van het organisme. Bij
voedsel is dat het oppakken en opeten. Om dit zo objectief mogelijk te doen, kan je het beste dieren
observeren. Dieren geven hun mening niet. Er wordt hierbij rekening gehouden met het
uitgangspunt dat dierengedrag niet fundamenteel verschilt met dat van mensen. J.B Watson zegt ook
dat een ‘kind’ in hoge mate kneedbaar is, als je maar de goede stimuli gebruikt.
De drie behavioristische leerprincipes zijn: - klassieke conditionering. De theorie over het klassieke
conditioneren is in 1900 geschreven door Pavlov. Tijdens zijn bekende ‘kwijlproef’ ontdekt hij dat
reflexmatig gedrag ook opgewekt kan worden. de werking van klassiek conditioneren verloopt in drie
stappen:
1. Voor de koppeling van de stimuli.
Lampje neutrale respons
Vlees kwijlwerking
2. tijdens koppeling van de stimuli.
Lampje brandt en er wordt vlees gegeven kwijlen.
Dit is de versterkings- leerfase.
3. resultaat na herhaalde koppeling van de stimuli.
Lampje kwijlen
De honden hebben de stimuli van het lampje gekoppeld aan het krijgen van eten. Er hoeft nu dus
alleen maar een lampje te branden en de hond gaat kwijlen. Het vlees is de ongeconditioneerde
stimulus. De hond kwijlde altijd al bij het krijgen van vlees. De kwijlende reactie op het krijgen van
vlees is dan de ongeconditioneerde respons. Het lampje is de geconditioneerde stimulus, de hond
, gaat nu kwijlen bij het zien van een lampje. Dit deed de hond voorafgaand aan dit experiment nog
niet. Dit is aangeleerd. Het kwijlen na het lampje is nu de geconditioneerde respons. Normaal kwijlt
de hond niet bij het zien van een lampje.
Voor klassieke conditionering heb je een aangeboren of aangeleerde reflex nodig. Een behaviorist
zegt dat leren het resultaat is van het koppelen van stimuli aan responsen. Klassieke conditioneren
wordt ook soms emotioneel leren genoemd. Angst is bijvoorbeeld een geconditioneerde emotionele
reactie. Angst is aangeleerd en kan ook weer worden afgeleerd. Dit kan aan de hand van klassieke
conditionering.
Watson sluit aan bij de onderzoeken van Thorndike. Het onderzoek de ‘puzzelbox’ is de bekendste.
Hongerige straatkatten werden in een box gezet, waarbij ze aan een touwtje moesten trekken om bij
de vist te komen. Volgens Thorndike ontstaat er dan een proces dat trial-and-error heet. Op een
bepaald moment heeft dit het meest succesvolle gedrag. Thorndike formuleerde de volgende
leerwetten:
De wet van herhaling. Hoe vaker de proef wordt gedaan, des te beter kan je onderzoeken of
de kat het verband tussen het touwtje en de vis heeft gelegd.
De wet van het effect. Het effect van de respons bepaald de stekte van het verband tussen
de stimulus en het respons. De kat krijgt direct de vis nadat het aan het touwtje trok.
Hierdoor wordt het verband tussen het touwtje en de vis gelegd.
De wet van de bereidheid. De toestand van een organisme bepaald hoe hij reageert op een
stimulus. Een hongerige kat reageert anders op vis dan een volkomen verzadigde kat.
.
Klamer
basisvoorwaarden van klassenmanagement.
Veilig pedagogisch klimaat
Duidelijke regels en routines
Ordelijk ingericht lokaal
Goede planning en voorbereiding
Positief groepsklimaat
De grote 3 van didactisch vakmanschap:
Didactisch vakmanschap
Duidelijk zijn Consequent zijn Alert zijn.