Van der Donk, C., & Van Lanen, B. (2015). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Uitgeverij Coutinho
Praktijkonderzoek in de school – Van der Donk & Van Lanen (2015) – Volledige boek
Hoofdstuk 1 Een inleiding op praktijkonderzoek
Een onderzoek kenmerkt zich door de werkwijze van de
onderzoeker, waarmee kennis wordt opgedaan. Deze
kennis moet bruikbaar zijn voor de context van de
beroepspraktijk. De resultaten behoren bij de specifieke
doelgroep. Door de resultaten beschikbaar te maken voor
anderen, kan het onderzoek mogelijk bijdragen op andere
plekken.
De onderzoeker is vaak deelnemer in het onderzoek.
Kernactiviteiten onderzoek: oriënteren, richten, plannen,
verzamelen, analyseren en concluderen, rapporteren en
presenteren. Bij een ontwerponderzoek komt de
innovatiecyclus naar voren, waarin de fase ontwerpen
aan bod komt.
Validiteit en betrouwbaarheid afhankelijk van:
triangulatie, communicatie, transparantie,
probleeminzicht, organisatie, perspectieven, literatuur.
Hoofdstuk 2 De school als onderzoekscontext
Onderwijssector taak: leerlingen opleiden.
In het onderzoek moet rekening gehouden worden met: beschikbaarheid leraren, jaarplanning,
structuur in de school, beschikbaarheid ruimtes, dynamiek praktijk, werkdruk, belangstellenden en
taalgebruik.
Onderzoek kan zich richten op micro-, meso- of macroniveau. Respectievelijk eigen onderwijs,
schoolomgeving en beroepsgroep.
Je handelt ethisch verantwoord.
Stimulans praktijkonderzoek: duidelijkheid onderzoek, motivatie, tijd, relevantie, relatie
competentieontwikkeling, leerklimaat, samenwerking, eigenaarschap, training en begeleiding.
Kortlopend praktijkonderzoek: inpasbaar in dagelijks handelen van de leraar
Langlopend onderzoek: meerdere dagdelen per week nodig om in te zetten.
Hoofdstuk 3 Oriënteren
Praktijkprobleem
- Zoek een geschikt praktijkprobleem
- Verken het praktijkprobleem
- Beschrijf het praktijkprobleem vanuit verschillende invalshoeken
3.1 Aanleidingen voor een praktijkprobleem
Professionele ontwikkeling
Vanuit de school in het kader van schoolontwikkeling
Vanuit externe instanties in het kader van schoolontwikkeling of ontwikkeling van de beroepsgroep
3.2 Op zoek naar een praktijkprobleem: vijf technieken
Praktijkprobleem kan gaan over
- Situaties waarin leraren niet weten hoe ze moeten handelen
- Vernieuwing of verbetering in de school
- Leervragen van leraren
- Bevestiging zoeken
Ga op zoek naar een praktijkprobleem dat voor jou en voor het schoolteam waardevol is.
, Van der Donk, C., & Van Lanen, B. (2015). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Uitgeverij Coutinho
3.2.1 Brainstormen vanuit vragen en problemen
Associatieve techniek = gebruik maken van eigen associaties en die van anderen
Schrijf alles op wat in je opkomt, maak nog geen keuzes.
Markeer na het brainstormen woorden die te maken hebben met een praktijkprobleem, leg
verbanden en ontdek de rode draad.
3.2.2 Een logboek bijhouden
Systematisch ervaringen en overdenkingen vastleggen die je belangrijk vindt. Aantekeningen maken
in een logboek zowel binnen als buiten de klas. Richtvragen zijn handig voor houvast, kan met behulp
van literatuur samengesteld worden.
Na een periode van aantekeningen maken markeer je belangrijke onderwerpen en formuleer een
praktijkprobleem.
3.2.3 Reflectieverslagen maken
Reflecteren is in gesprek gaan over je persoonlijk en beroepsmatig functioneren. Doel: vragen stellen
en komen tot persoonlijke of beroepsmatige groei.
Bestaat uit:
- Wat was je ervaring (uitgangspunt)?
- Wat heb je geleerd van de reflectie over die ervaring?
- Waardoor heb je dat geleerd (wat was behulpzaam, en wat niet)?
- Welke betekenis heeft dat voor je?
- Tot welke nieuwe perspectieven (handelen, denken, voelen en willen) leidt dat?
Markeer interessante onderdelen. formuleer mogelijke vragen en problemen die bij je opkomen.
Zoek verbanden voor je praktijkprobleem.
3.2.4 Observatie door een collega of leerling
Noteer zelf punten voor de observatie, wees objectief. Zoek verbanden voor een praktijkprobleem.
Zicht krijgen op blinde vlekken; waar je zelf niet bewust van bent in je handelen of denken.
3.2.5 In gesprek gaan met collega’s, leerlingen en ouders
Erachter komen welke problemen er zijn in de school. Kiezen wie er een duidelijk beeld hebben van
de school. Bereid vragen voor die te maken hebben met het doel van het gesprek. Spreek je met
kinderen, zorg dan voor een informele setting of een moment tussendoor.
3.2.6 Het kiezen van een praktijkprobleem
Criteria formuleren waar het praktijkprobleem aan moet voldoen. Laat het goedkeuren door
collega’s in de school.
- Het praktijkprobleem interesseert mij
- Het leeft bij collega’s
- Belangrijk voor onderwijsverbetering
- Beroepsmatig gezien is het zinvol
- Prioriteit van de school
- Ik word er een betere leraar van
- Weinig bekend op school erover
- Zelf invloed hebben tot de oplossing
3.3 Het praktijkprobleem verkennen: acht technieken
Zorg ervoor dat je vanuit verschillende perspectieven naar het praktijkprobleem kijkt. Duidelijkheid
voor het te onderzoeken onderdeel.
, Van der Donk, C., & Van Lanen, B. (2015). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Uitgeverij Coutinho
Beschrijven praktijkprobleem volgens 5xW+H-methode (paragraaf 3.4)
Associatieve techniek = gebruik maken van eigen associaties en die van anderen
3.3.1 Brainstormen gericht op het praktijkprobleem
3.3.2 Mindmapping
Boomstructuur met vertakkingen vanuit een centraal punt. Verbanden leggen. Kennis verrijken met
denkbeelden
- Eigen mindmap maken die anderen aanvullen
- Iedereen maakt een eigen mindmap en elkaar aanvullen
- In een groep één mindmap maken
3.3.3 Conceptmapping
Complexer dan mindmappen. Met werkwoorden onderlinge relaties van deelaspecten benoemen.
Hiërarchische structuur = horizontaal of verticaal werken, relaties duidelijk maken
Seriële structuur = pijlen gebruiken om richting aan te geven van de relatie, horizontaal of verticaal
Er ontstaat een netwerkstructuur.
3.3.4 Freewriting
Vrijuit schrijven, levert veel informatie op. Schrijven over het praktijkprobleem. Alles schrijven wat in
je opkomt.
Probleembeschrijving vanuit perspectieven
3.3.5 Verkenning van de literatuur
Overzicht krijgen van de meest gangbare theorieën, achtergronden en uitgangspunten. Hierdoor kun
je uiteindelijk een praktijkprobleem analyseren en definiëren.
Zoek met behulp van gekozen begrippen over het praktijkprobleem naar literatuur
Bewaar de bronnen, zodat je ze terug kunt vinden. Daarnaast kan het ook direct in eigen woorden
worden genoteerd met bronvermelding erbij, zodat het terug te vinden is.
3.3.6 Perspectiefwisseling
Noteer je praktijkprobleem in een paar zinnen. Maak een overzicht welke partijen te maken hebben
met het probleem: leraren, leerlingen, ouders, directie, etc. Noteer daarna het probleem in de ogen
van deze partijen. Zo krijg je inzicht in verschillende perspectieven.
3.3.7 Vooronderstellingen formuleren
Vooronderstelling = eigen interpretaties bij situaties in de onderwijspraktijk
Vanuit verschillende perspectieven een beeld creëren van verschillende partijen.
3.3.8 Informatie verzamelen in de praktijk
Bestuderen van tekstbronnen, observeren van het praktijkprobleem en bevragen van
belanghebbenden. Formuleer bepaalde kijkpunten die je vragend of stellend kunt formuleren over
literatuur. Bij observaties zoek je naar geschikte momenten
3.4 Het praktijkprobleem beschrijven
5xW+H-methode van Migchelbrink, 2008.
- Wat is het probleem?
- Wie heeft te kampen met het probleem?
- Wanneer treedt het probleem op?
- Waarom is het een probleem
- Waar doet het probleem zich voor?
- Hoe is het probleem ontstaan?
Vragen beantwoorden door informatie vanuit de oriëntatie op het praktijkprobleem. Maak bij het
schrijven van het praktijkprobleem gebruik van vakliteratuur. Verwijzen naar relevante bronnen.
- Wat is het probleem?