Business Vocabulary: Unit 45,46,47,48,49,50,51,52,53,54,55,56,57,58,59
Market leader: Unit 11
Written assignment (report): Market leader blz. 131
- 160-200 woorden
- Gaat over een van de over to you onderwerpen uit de Business Vocabulary
Proeftoets op blz 123 in de Market leader
------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Business Vocabulary:
Unit 45, Shareholder value - BLZ 98
a.
Yield: waarde van de aandelen
dividend per share: uitbetalingen in verhouding tot de aandelenkoers
dividend payouts: dividenduitkeringen
income shares: aandelen die hoge dividenden hebben in verhouding tot hun koersen
growth shares: aandelen die nog groeien in waarde
b.
earnings: verdiensten
distributed: gedistribueerd (verdelen / uitdelen)
Retained earnings: Ingehouden winst (retain is het houden, you keep it)
Earnings per share (EPS): wat je per aandeel aan winst behaalt
shares outstanding: uitstaande aandelen
price-earnings ratio (PE ratio): dit is het dividend over de koers van het aandeel door de
winst per aandeel
c.
Return on investment (ROI): wat je terug krijgt voor je geïnvesteerde geld
shareholder value: 1. het totale bedrag van de aandelen die ze houden, wordt
uitbetaald in dividenden. 2. de stijging van de waarde van
hun aandelen gedurende de tijd dat ze ze aanhouden.
maximize shareholder value: om aandeelhouderswaarde te maximaliseren
strategic decisions: strategische beslissingen
Acquisitions: wanneer er een bedrijf wordt gekocht / overnemen
Divestment: je ontdoet je van een bedrijf (you get rid of a business)
Over to you: It often makes sense to maximise shareholder value by divesting loss-making
businesses and investing in other areas, but is this always easy to do? Why/ Why not?
1
,Unit 46, Accounting standards - blz 100
a. Audits and their transparency
Auditor: een externe accountant, die werkt dus niet vast in het bedrijf.
true and fair view: waar en eerlijk beeld
Qualifications: de accountant twijfelt aan de boekhouding
misleading: foute (informatie)
Cook the books: creatief boekhouden, als er verkeerde informatie wordt verteld over
de boekhouding van een bedrijf
Overstate: doen of je meer bent
Understate: doen of je minder bent
fraud: fraude
expectation gap: ze bedoelen dat ‘auditors’ dat men niet zou moeten verwachten dat
ze elk probleem aanpakken. verwachting verschil
corporate collapses: zakelijke stort in/ instorting
accounting irregularities/ boekhoudkundige onregelmatigheden
false accounting:
regulate: Reguleren (hoe een activiteit moet verlopen)
supervise: toezicht houden/ in de gaten houden
regulators: agentschappen van de regering die nagaan of de wet wordt
toegepast
transparency: audits moeten ervoor zorgen dat de boekhouding van het bedrijf een
duidelijk beeld geeft van zijn werkelijke financiële situatie ( die
ze zijn in het bijzonder regulators eisen dat).
bezorgd over:
Auditor rotation: het principe dat bedrijven verplicht moeten worden om regelmatig
van accountant te wisselen
Conflict of interests: belangenverstrengeling
exchange rate: valutakoers/ wisselkoers
2
, b. International standards
Financial Reporting Council (FRC) de manier waarop rekeningen worden gepresenteerd,
(UK): wordt beheerst door toezichthouders zoals de Raad
voor financiële verslaglegging (UK)
Generally accepted accounting Algemeen aanvaarde boekhoudprincipes (GAAP)
principles (GAAP) promoted by the gepromoot door de Financial Accounting Standards
financial accounting standards board Board (FASB) (US)
(FASB):
international accounting standards normen of regels die bedrijven over de hele wereld
(IAS): idealiter zullen gebruiken
bodies: organisaties
international organisation of internationale organisatie van effecten commissies die
securities commissions (IOSCO): aandelenmarkten over de hele wereld
vertegenwoordigen inclusief the all-important
securities and exchange commision (SEC) in the US
securities and exchange commision deze aanvaarding zal investeringen vergemakkelijken
(SEC) in the US: door investeerders van elk continent in staat te stellen
de rekeningen van bedrijven te begrijpen en te
vertrouwen, waar ze ook gevestigd zijn
Regulatory powers: het recht om financiële activiteiten te controleren
Oversight: controle
Over to you: Describe a case of false accounting that you remember. What happened to the people
involved?
Unit 47, The business cycle - blz 102
a. Key indicators
Disposable incomes: het inkomen waar je beschikking over hebt
the jobs market: de banenmarkt
in employment in loondienst
out of work/unemployed werkloos
disposable incomes wat je nog te besteden hebt na het kopen van
eten, elektriciteit enz – besteedbaar inkomen
Retail sales / consumer spending: Detailhandel/ hoeveel mensen besteden in de
winkels
consumer borrowing hoeveel mensen hebben geleend in leningen,
op hun creditcards, enz
property/housing market huisprijzen en de prijs en beschikbaarheid om
te lenen om een huis te kopen
3
, mortgages leningen om eigendom/huis te kopen
interest rates (decided by a country’s central rente tarieven
bank)
central bank hoeveel kost het om geld te lenen
inflation hoe snel prijzen stijgen
financial markets financiële markten
stock market beurs
trade balance hoeveel het land importeert en exporteert
trade surplus als het meer exporteert dan importeert
trade gap als het meer importeert dan exporteert
exchange rate wisselkoers (waarde van munteenheid)
currency munteenheid
government spending het bedrag dat de regering betaalt voor alles
wat het te bieden heeft
budget surplus wanneer een regering meer belasting int dan
dat ze uitgeeft
budget deficit wanneer een regering meer belasting uitgeeft
dan dat ze int
wholesale: groothandel
mortgages: hypotheek
stock market: aandelenmarkt
trade balance: de handelsbalans
surplus: overschot, er is genoeg van
budget deficit: tekort, wanneer er niet genoeg is
b. The business cycle
economic growth: wanneer de economische activiteit van een land toeneemt (typisch als
een economie herstelt van een trough)
trough: dieptepunt
recovery: herstel
pick up: versnellen
Prosperity: welvaart
expansion: uitbreiding
peak: hoogtepunt
decline: dalen (afkeuren)
shrink: krimpen
contraction: inkrimping
contract in a slowdown: kleiner worden
reaches a trough/bottoms out: dieptepunt bereiken
economic/ business cycle: conjunctuurcyclus
4