Samenvatting C2 externe marketing ondernemerschap en Retail management
NHL STENDEN
Auteur: Mike Horsting
H14, H15 en H16
H8, H9, H11, H14, H15
H7, H8, H16 en H17
,Consumenten gedrag de basis H14 Marketing en consumentengedrag
Communicatie is de overdracht van informatie en bestaat uit minimaal twee individuen. Dit kan
betekenen dat ook gecommuniceerd kan worden in grote groepen. Een openingstijd van een winkel
is ook een soort communicatie.
Thema communicatie: Reclame is hier een vorm van die het doel heeft om de attitude en kennis van
de doelgroep te veranderden.
Actie communicatie: Voorbeelden van actie communicatie zijn prijsverlagingen, spaaracties,
wedstrijden etc. dit heeft als invloed het beïnvloeden van het koopgedrag.
Corpurate communicatie: Een bedrijf kan zijn producten in de communicatie centraal stellen, maar
ook zichzelf in de schijnwerper zetten. Hier staan het bedrijf en zijn beleid centraal. Het bedrijf wil
een goede image vestigen bij de diverse doelgroepen van wie het bedrijf voor zijn voortbestaan
afhankelijk is.
Public affairs: Contacten met de overheid en maatschappelijke organisaties.
Diverse vormen van massacommunicatie:
Uitdrukkelijke bedoeling om te beïnvloeden.
Reclame Corpurate communicatie
Materiaal Niet materiaal
Consumenten voorlichting Publieke voorlichting
Niet uitdrukkelijke bedoeling om te beïnvloedden.
Het communicatieproces kan worden weergegeven in een model dat bestaat uit de volgende
componenten:
- Communicatiebron
- Boodschap
- Medium: welke communicatiekanaal wordt gebruikt
- Ontvanger: degene die kennis neemt van de boodschap
Coderingsprocessen: houdt in dat de zender zijn bedoeling moet omzetten in symbolen en tekens die
de boodschap gaan vormen. Reclame voor een nieuw product.
Decoderingproces: de tekens en symbolen die uit de coderingproces leidt bij de ontvanger tot
interpretaties, gedachtes en gevoelens.
Feedback proces: houdt in dat de zender op een of andere manier zicht krijgt op het effect van zijn
communicatieboodschap.
Ruis: vestoren van het communicatie proces en leidt tot dat de boodschap niet over komt.
Informationele boodschappen: wordt de informatie overgebracht in een vorm van een les.
Transformationele boodschappen: de ontvanger wordt getransformeerd door het product door
betere gelukkige situatie. Hier wordt drama voor gebruikt.
, Primacy effect: de gedachte dat een communicatieboodschap vooral effect sorteert door met de
sterkste argumenten te beginnen.
Recency-effect: De gedachte dat een communicatieboodschap vooral effect sorteert door met de
sterkste argumenten te eindigen.
Herhaling: Herhaling van een boodschap is vaak noodzakelijk om ervoor te zorgen dat een merknaam
met een gunstige attitude in het lange termijngeheugen wordt opgenomen.
Wear-out-effect: herhaling heeft echter positieve effecten tot een zekere grens. Na verloop van tijd is
de reclame uiting of campagne acceptatieslijtage. Het effectief middel is het variëren van een eerste
boodschap.
Medium factoren: Een medium is te beschouwen als een drager van een communicatieboodschap.
Men kan de boodschap doen via de radio, tv , krant etc. maar zelfs met een reclame op aanstekers,
baseballetjes en autobussen.
Mediaplanning: In de wereld van de mediaplanning wordt een groot aantal media begrippen
gehanteerd om het contact tussen de media en de ontvangers te karakteriseren. Hierna worden
vooral het mediumbereik en het communicatievermogen toegelicht.
Medium bereik: omvat het aantal personen dat met een medium wordt geconfronteerd. Dit zijn niet
alleen mensen die hebben betaald, maar ook meelezers etc.
Communicatievermogen: van een medium geeft aan in hoeverre een bepaald medium de boodschap
ook werkelijk kan communiceren.
Media met interne pacing: Er zijn media waarbij de ontvanger zelf bepaalt welke informatie hij tot
zich neemt in welke tempo en in welke volgorde. Dit gebeurt bij boeken, kranten en tijdschriften.
Media met externe pacing: hier bepaalt de zender het begin, de inhoud en de snelheid van de
boodschap. Film, tv, radio zijn hier voorbeelden van.
Aida model: Model dat achtereenvolgens de volgende effecten onderscheidt: attention, interest,
desire en action.
Assimilatie – effect: De inhoud van een communicatieboodschap wordt aangepast aan het eigen
standpunt en als de ontvanger positief staat tegen over de zender of boodschap.
Consumenten gedrag de basis H15 Prijs en consumentengedrag
Afroomstrategie: Prijsstrategie waarbij het product tegen een hoge prijs op de markt wordt gebracht.
Men hoopt op een koopreactie van innovators en de early majority, die deze hoge prijs kunnen en
willen betalen.
Impulsaankoop: De consument is niet voorbereid op een aankoop, heeft geen directe aanleiding, was
ook niet van plan iets te kopen, maar doet dit wel.
Information overload: Te veel informatie. Er kan zo veel informatie op de consument afkomen dat hij
door de bomen het bos niet meer ziet en terugvalt op simpele vuistregels om met informatie om te
gaan.