1
schi Handboek ontwikkelingspsychopathologie bij
kinderen en jeugdigen
Hoorcollege 1
H1 Introductie
4 vragen die als richtlijn worden gezien in het boek:
1. Wat is er aan de hand?
a. Wordt beantwoord doordat de normale ontwikkeling op een bepaald gebied en de
onderscheidende kenmerken van de stoornissen worden behandeld.
2. Hoe is dit zo gekomen?
a. Informatie over risico- en beschermingsfactoren
3. Wat kan eraan gedaan worden?
4. Hoe zal het hem of haar verder gaan?
Psychopathologie is de wetenschap waarin psychische stoornissen worden bestudeerd.
Deelonderwerpen zijn,
- Voorkomen, de hoeveelheid, het ontstaan, het onderscheid tussen
en d behandeling van stoornissen.
Het verschil tussen psychopathologie en psychologie is dat psychopathologie zich bezig
houdt met de theorie over psychische stoornissen, psychologie houdt zich bezig met de
hulpverleningspraktijk aan mensen met een psychologische stoornis.
In de ontwikkelingpsychopathologie worden het ontstaan en het beloop van de psychische
stoornissen onderzocht. Ontwikkeling is het centrale begrip > begrijpen van het proces.
Verschillende wetenschappen die in verbinding staan met de ontwikkelingspsychopathologie,
Ontwikkelingspsychologie = de studie van de normale ontwikkeling
Klinische psychologie = de studie van de afwijkende ontwikkeling
Orthopedagogiek = de studie van de opvoedkundige praktijk
Biologie = lichamelijke rijping en erfelijke aanleg
Psychiatrie = psychiatrische stoornissen
Sociologie = maatschappelijke normen, waarden en processen
Culturele antropologie = studie van cultuur
Epidemiologie = studie van verdeling, aantallen
In de ontwikkelingspsychopathologie wordt de ontwikkelingsbenadering toegepast > gedrag
verandert in de loop van iemand zijn leven. Allerlei mogelijkheden en kenmerken (zoals
emotie, cognitie, gedrag etc.) zijn op elkaar afgestemd en beïnvloeden elkaar. Dit houdt in
dat als één aspect verandert, dat de andere mee veranderen en hierdoor ook het geheel van
de persoon.
Men gaat er niet van uit dat de oorzaak van psychopathologie niet in het verlenen ligt en dat
eerdere ervaringen voor de volle 100% iemands functioneren bepalen. Er is een
wisselwerking tussen vroegere ervaringen en huidige ervaringen. De essentie van de
wisselwerking tussen vroeger en nu is dat de ervaringen uit het verleden beïnvloeden hoe
iemand de huidige ervaringen interpreteert. De ervaringen uit het heden beïnvloeden hoe
iemand terugkijkt op zijn verleden.
Uitgangspunt hulpverlening =
- Door andere ervaringen aan te bieden wordt geprobeerd het kind te
helpen zijn geschiedenis wat zonniger neer te zetten.
Ontwikkelingsopgave is het idee dat een kind in elke leeftijdsfase bepaalde opgaven moet
zien te volbrengen.
, 2
Afwijkend gedrag of een psychische stoornis is dynamisch: je kunt er soms last van hebben,
en dan juist weer heel veel. Verschijningsvormen van afwijkend gedrag verandert gedurende
de levensloop van een persoon.
o In de ene levensfase is gedrag normaal, in de andere levensfase als abnormaal en
ongewenst.
o Normaal is echter een tijd- en plaatsgebonden begrip: “Wat is nu normaal gedrag”
Zowel op het ontstaan als op het beloop van gedrag zijn altijd meerdere factoren van invloed.
De ontwikkeling van het kind en daarmee zijn gedrag wordt beïnvloedt door zowel factoren
als de omgeving van het kind als de factoren van en voortkomend uit het kind,
- Omgevingsfactoren > invloeden van het gezien, de school en
leeftijdgenoten. Invloeden van culturele en maatschappelijke
normen en waarden
Probleemgebieden in de ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen
Leeftijdsperiode Probleemgebieden Indicatie van ernst
Vroege kindertijd Slaaproblemen Gaan meestal over
Eet- en groeiproblemen Gaan meestal over
Hechtingsproblemen Eenmaal ontstaan, is een hechtingsstoornis
lastig te behandelen
Autismespectrumstoornissen Chronisch vanwege erfelijke aanwezig;
constante eigenschap
Zindelijkheidsproblemen Gaan meestal over
Taal- en leerproblemen Het aan taal- en leerstoornissen is chronisch
vanwege erfelijke aanleg en blijft een
constante eigenschap
Middelste Aandachts- en impulsiviteitsproblemen ADHD is chronisch vanwege erfelijke aanleg;
kindertijd: constante eigenschap
basisschoolleeftijd Gedragsproblemen Eenmaal ontstaan, lastig te behandelen
Angstproblemen Angststoornissen zijn goed te behandelen,
kans op terugkeer blijft
Puberteit: Stemmingsproblemen Unipolaire-stemmingsstoornissen zijn goed te
middelbare behandelen, kans op terugkeer blijft. De
schoolleeftijd bipolaire stemmingsstoornis is chronisch door
erfelijke aanleg
Eet- en lijnproblemen Eenmaal ontstaan, lastig te benadelen
Problemen met middelenmisbruik Eenmaal ontstane verslaving is ernstig en blijft
een zwakke plek
Schizofrenie en psychosen Schizofrenie is chronisch door erfelijke aanleg
Omgaan met de dood en eigen sterfelijkheid Suïcidaliteit ontstaat vanaf de puberteit, ernst
verschijnsel maar goed te voorkomen en
behandelen
Om te kunnen beoordelen of gedrag afwijkend of onaangepast is, is het voorwaardelijk om te
weten wat tijdens de verschillende ontwikkelingsstadia van een kind normaal gedrag is.
Gebruik classificatiesysteem = DSM-5
Cultuur heeft op twee verschillende manier invloed op de psychopathologie:
Cultuur kan de kans op bepaald gedrag vergroten of verkleinen
Oordeel van volwassenen over gedrag van kinderen
Onderscheid in internaliserende en externaliserende problematiek,
, 3
Internaliserende problematiek; te veel onder controle, weinig uiten van emoties. De
problematiek slaat naar binnen.
o Verlegenheid, angst, vage lichamelijke klachten, depressiviteit
Externaliserende problematiek; te weinig onder controle. De problematiek richt zich
naar buiten en uit zich vaak in de gedragsproblematiek
o Slechte concentratie, liegen en bedriegen, aandacht opeisen en agressie.
Risico- en beschermende factoren:
Risicofactor (bedreigende factor) = een factor die een negatieve invloed heeft op de
(normale) ontwikkeling van een kind. Risicofactoren in combinatie met een tweede,
vergroten de kans op een stoornis.
Beschermingsfactor (protectieve factor) = een factor die een situatie van risico de
negatieve invloed van de risicofactoren op de ontwikkeling geheel of gedeeltelijk te
niet doet.
H2 Classificatie, diagnostiek en epidemiologie
In de ontwikkelingspsychopathologie is het van groot belang om verschijnselen van elkaar te
onderscheiden, te classificeren.
Classificatiesystemen zijn systematische beschrijvingen van gedrag op basis van
door wetenschappers onderscheiden en gegroepeerde gedragskenmerken met als
doel gedrag in te delen.
o Bepalen of er sprake is van een stoornis
o Onderscheid maken tussen stoornissen
Diagnostiek = er wordt vastgesteld of een kind lijdt onder de problemen, behoefte
heeft aan hulp of zorg en wel of niet optimaal functioneert. Er wordt antwoord
gegeven op de volgende vraag m.b.v. diagnostiek.
Epidemiologisch onderzoek; De volgende vraag: “Hoeveel kinderen hebben deze
problemen”, wordt beantwoord d.m.v. epidemiologisch onderzoek
o Interesse in het vaststellen van factoren die de problematiek van kinderen
beïnvloeden
Classificatie is iets herkennen, er de juiste naam aan geven en het vervolgens indelen in een
categorie. Om te kunnen classificeren moeten we waarnemen, en onderscheid maken
tussen de categorieën waarin de waarnemingsresultaten worden ingedeeld. Classificatie
biedt de mogelijkheid tot ordening,
- Het leidt tot een beter begrip van wat verschillend en wat hetzelfde
is en brengt de wereld in kaart.
Differentiaaldiagnose = nagaan of er nog een andere psychische stoornis is die dezelfde
symptomen kan veroorzaken en die uitsloten moet worden.
Met behulp van classificatiesystemen worden psychische stoornissen herkend, ingedeeld en
van elkaar onderscheiden.
Onderscheid in groepen stoornissen
Onderscheid tussen subgroepen
Door classificatie verwerven we kennis over psychische stoornissen. Het gaat hier om
algemene kennis. Start van het hulpverleningsproces.
Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-5),
Geschiedenis
o Grondlegger van de moderne classificatiesystematiek = de Duitse psychiater
Emil Kraepelin
Medische en somatische (lichamelijke) oriëntatie
, 4
o DSM-1
Psychoanalyse en aandacht voor minder ernstige stoornissen
(neurose)
Uitgangspunten > in de DSM-5 staan afspraken over hoe een psychische stoornis
gedefinieerd wordt door de kenmerken te omschrijven.
o Beschrijving van mogelijke symptomen van een stoornis
Symptomen zijn een beschrijving van de stoornis en niet een
verklaring
o Beschrijving van het aantal, de duur en de impact van de symptomen
Mate van de ernst: hoeveelheid symptomen aanwezig
Mate van de ernst: termijn voor de aanwezigheid van de symptomen
Het criterium of de stoornis het functioneren in aanzienlijke mate
negatief beïnvloedt > zonder een dergelijke beperking, is er geen
sprake van een stoornis.
o Denken in categorieën, stoornissen van elkaar onderscheiden
o Onderscheid tussen lichte, een matige en een ernstige stoornis
Hoe meer symptomen, hoe ernstiger de stoornis
o Categoriaal benaderingen van de stoornis (alles of niets), er wordt toegewerkt
naar een uitslag.
Bij vragenlijsten wordt de uitslag uitgedrukt in de mate van psychische
problemen
Voorbeeld van dimensionaal classificatiesysteem =
Child Behavior Checklist (CBCL)
Adult Behavior Checklist
Mensen kunnen meerdere stoornissen tegelijkertijd hebben. Dit wordt comorbiditeit genoemd
(tegelijkertijd voorkomen van stoornissen) = beschrijven van wat je ziet.
Vergelijking tussen categoriaal en dimensionaal classificeren:
CBCL sluit beter aan bij de gedachtengoed van de ontwikkelingspsychopathologie
dan de DSM.
o Betere aansluiting bij de praktijk van snel wisselende en verder ontwikkelende
vaardigheden bij kinderen
o Beter in kaart brengen van veranderingen
o Er zijn geen harde criteria te geven voor psychische stoornissen. De DSM
geeft dit wel.
o In de handleiding van de DSM-5 staat niet beschreven wie moet beoordelen.
De CBCL is ontwikkelt door verschillende informanten.
Nadelen van CBCL ten op zichte van de DSM-5
o DSM-5 is over de hele wereld verspreid > makkelijkere communicatie tussen
de hulpverleners.
Een belangrijk uitgangspunt van classificatie is dat er wordt gesproken van ‘problemen’ en
‘stoornissen’.
Diagnostiek betreft het achterhalen hoe een stoornis is ontstaan en waarom die niet voorbij
gaat. Een diagnose houdt meer in dat het beschrijven van wat de hulpverlener waarneemt en
waar de classificatie op gestoeld is. De diagnose is het verklaren en begrijpen van wat de
hulpverlener waarneemt bij een uniek kind.