THEMA 1.1
- Ethiek en integriteit zijn belangrijk omdat de objecten van onderzoek meestal mensen zijn.
Deelnemers steken tijd en moeite in de deelname + mogelijk risico.
- Wetenschappelijk onderzoek (wordt meestal uitgevoerd met publieksgeld)
Verantwoordelijkheid onderzoekers dat het onderzoek de moeite van de investering en
kosten waard is + repliceerbaar + alle stappen transparant en herleidbaar zijn.
- Empirische onderzoekscyclus: onderzoek waarbij data worden verzameld. Onderzoek i
praktijk kan als empirisch beschouwd worden. Fases: 1) onderzoeksvraag formuleren
2) studie ontwerpen 3) data verzamelen 4) data analyseren 5) rapporteren
> fasen kunnen in praktijk door elkaar lopen.
- Iteratief proces: herhalend
- Ethische commissies: maken o.a. een afweging van = de kosten van een studie en
opbrengsten, bescherming van de deelnemers (vb nazorg), waarborgt anonimiteit van
deelnemers, omgang data tijdens en na onderzoek.
- Informed Consent: overeenkomst tussen de onderzoekers en de deelnemers aan een studie.
Deelnemers geven aan dat ze de gelegenheid hebben gehad om de achtergrond informatie te
lezen- vragen te stellen – nadenken over deelname - kunnen stoppen zonder reden.
Onderzoeker verplicht zich tot volledig anonimiseren van data.
- Full Disclosure: dat volledige openheid wordt gegeven over het onderzoeksproces
- Datamanagement plan: beschreven hoe data tijdens onderzoek worden opgeslagen en
geanonimiseerd + wie toegang houden tot de data + omgang met metadata.
- Metadata: Dit zijn data over de data, die nodig zijn om een databestand te begrijpen.
bijv: de ingevulde Informed Consents, gebruikte materialen, zoals vragenlijsten, de ruwe
data, bijvoorbeeld de scores op de vragenlijsten, de analysescripts waarmee de data zijn
geanalyseerd, de uitkomsten van die analyses)
- Verspreiding uitkomsten onder wetenschappers: Voordat internet bestond en de opslag van
data op servers goed was, werden de uitkomsten van wo verspreid via artikelen in
wetenschappelijke journals. Vervolgens werd het beoordeeld door peer reviewers (andere
wetenschappers) > geaccepteerd > gepubliceerd.
THEMA 1.2
- Betrouwbaarheid: de mate waarin een meting bij herhaling hetzelfde resultaat oplevert.
Hetgeen gemeten wordt moet stabiel zijn / stabiliteit van meetinstrument bij herhalende
metingen. Bijv meest bt: brievenweegschaal en minst bt: weegschaal lading vrachtwagens
- Meetfout: alle invloeden die meespelen bij het onderzoek en ruis kunnen veroorzaken.
Naarmate er minder meetfout is, is een meting betrouwbaarder (measurement)
- Validiteit: de mate waarin een meetinstrument meet wat het moet meten. Heeft betrekking
op de vraag of de representatie van een stukje realiteit binnen een onderzoek wel
overeenkomt met het stukje realiteit in de echte wereld.
- Criteriumvaliditeit (criteria validity): de mate waarin de uitkomsten van een meetinstrument
samenhangen met een ander meetinstrument die valide is.
- Externe validiteit: de mate waarin de uitkomsten ook gelden ‘in de echte wereld’.
,- Contentvaliditeit (inhoudsvaliditeit): de mate waarin het meetinstrument de concepten
afdekt die het zou moeten afdekken.
- Verhouding validiteit tot betrouwbaarheid: Hoe gevoeliger een meetinstrument is voor
subtiele verschillen, hoe eerder ook niet-ter-zake-doende verschillen worden opgepikt
THEMA 1.3
- Populatie: doelgroep
- Niet alle onderzoekseenheden in een populatie kunnen worden onderzocht: omdat het er
teveel zijn - populatie is zo gedefinieerd dat het ook mensen in de toekomst en het verleden
omvat.
- Houdbare data over een populatie: populatie zo definiëren dat het mogelijk is om ook
dagen, weken, maanden en jaren nadat ze zijn verzameld een uitspraak doen.
- Steekproef: een groep mensen (of andere onderzoekseenheden) die minder groot is dan de
volledige populatie. Een selectie van de totale populatie.
- Steekproeftoeval: verstorende factor > 2 manieren:
1. De meetfout: elke meting wordt beetje verstoord, dus geen meting is perfect
2. Het steekproeftoeval: er kunnen door toeval een of meer uitzonderlijke mensen in een
steekproef belanden. Steekproef dan minder representatief < kleiner naarmate de steekproef
groter wordt.
- Steekproefmethoden (sampling methodes):
1. Aselecte steekproef (aselect sampling): waarbij elke onderzoekseenheid in de populatie
evenveel kans heef om in de steekproef te belanden. Willenkeurig/rondom steekproef.
Voordeel: representatief voor hele populatie – Nadeel: toeval
2. Gestratificeerde steekproef (stratified sampling): populatie wordt eerst opgedeeld a.d.h.v.
kenmerken zoals geslacht, waarna uit elk deel een aselecte steekproef wordt genomen.
3. Multilevel-steekproef (Multi-level sampling): onderzoekseenheden in de populatie zijn
georganiseerd zijn in grotere groepen, zoals scholieren in klassen/niveaus.
- Selecte steekproef: waarbij de deelnemers worden geselecteerd op basis van hun
kenmerken, zoals leeftijd en geslacht. Voordeel met relatief weinig deelnemers is een
gebalanceerde samenstelling. De nadelen zijn lagere generaliseerbaarheid en mogelijk lagere
validiteit voorbeelden:
- Convenience sampling: hierbij worden deelnemers gekozen omdat ze gemakkelijk
toegankelijk zijn, zonder dat veel aandacht wordt besteed aan representativiteit
(kennissen/collega’s)
- Snowball sampling: start met een klein aantal weloverwogen gekozen ‘seeds’. Deze eerste
deelnemers wordt vervolgens gevraagd om vrienden en kennissen uit te nodigen die voldoen
aan bepaalde eisen >> veel gebruikt bij moeilijk te bereiken groepen
THEMA 1.4
- Variabelen: iets dat varieert, of zou kunnen variëren (intelligentie, optimisme) > kunnen
nooit exact gemeten worden.
, - Psychologische variabelen: er is vaak geen algemeen gebruikte ‘eenheid’ voor
psychologische variabelen en mensen hebben beperkte introspectie Heten ook wel
constructen: dergelijke constructen zijn theoretisch (depressie): we weten niet of ze ‘echt
bestaan’, zoals een tafel of zwaartekracht bestaan. Deze constructen worden gebruikt om
andere variabelen die wel direct observeerbaar zijn te voorspellen of beïnvloeden Kan niet
aan de persoon worden gevraagd, omdat;
1. De meeste mensen niet bekend zijn met de constructen en bijbehorende definities uit de
psychologische en onderwijskundige wetenschap
2. Mensen kunnen moeilijk bij zichzelf bepalen hoe ze zouden scoren. In plaats daarvan
moeten operationalisaties worden gebruikt als link tussen een theoretisch construct en de
realiteit
- Verschil tussen variabelen en constructen. Variabel is iets dat varieert of zou kunnen
variëren, kan nooit exact gemeten worden en constructen zijn psychologische variabelen,
definities en theorieën.
- Operationalisaties: (manier van meten) de link tussen theoretische constructen en de
realiteit. De operationalisaties van de variabelen zijn de enige min of meer tastbare
manifestaties van die variabelen. Er zijn 2 soorten operationalisaties: meetinstrumenten en
manipulaties.
- Meetinstrument: bepaald aspect van de realiteit te kwantificeren (te representeren in een
getal) Doel: een reeks datapunten (getallen) te verzamelen die corresponderen met een
aspect van de realiteit van de deelnemers in een studie. Er wordt niks beïnvloed.
Voorbeelden: vragenlijsten, video-opnamen (hoe vaak knikt iemand), computertaak (reactie meten)
- Anker: Schaaluiteinde: bij een zevenpuntsschaal waarbij de antwoordopties “Zeer onprettig”,
“Onprettig”, “Een beetje onprettig”, “Neutraal”, “Een beetje prettig”, “Prettig” en “Zeer prettig” zijn,
zijn de ankers “Zeer onprettig” en “Zeer prettig”.
- Meetwaarden: mogelijke waarden die datapunten aan kunnen nemen
- Manipulaties: met doel om een specifiek construct te beïnvloeden. Bevat geen reacties
(data) die moeten worden geregistreerd, onderzoeker moet zelf voor elke deelnemer
datapunt opslaan (0,1,2). Mogelijk om te onderzoeken of causaal verband bestaat.
- De betrouwbaarheid en validiteit van een operationalisatie zijn samen indicatief voor de
kwaliteit van de operationalisatie in een steekproef. Een meetinstrument dat in de ene
populatie heel valide is, kan in een andere steekproef ‘onvalide’ zijn.
- Datapunten: bijvoorbeeld getallen
- Datareeks: reeks datapunten
- Kwantitatief onderzoek: onderzoek waarbij door middel van operationalisaties aspecten van
de realiteit worden omgezet in datapunten, die vervolgens kunnen worden geanalyseerd met
statische software
- Kwalitatief onderzoek: analyse van zeer rijke data, er kan een diep begrip worden verkregen
over het onderwerp van de studie - dataverzameling en analyse is intensief dat vaak kleine
steekproeven onderzocht kunnen worden. - geen aselecte steekproeven: onderzoekers
kunnen er nooit van uitgaan dat hun data zonder meer gegeneraliseerd kunnen worden -
onderzoekers hebben geen zicht op de steekproeffout en meetfout - power van kwalitatief
onderzoek erg laag + moeilijk om verbanden op te sporen - enige manier om iets nieuws te
leren - ideeën geven over hoe de wereld in elkaar kan zitten >> kwantitatief onderzoek kan dit
bevestigen of ontkrachten.