Opdrachten Ondernemingsrecht
Week 1
1. Wat wordt in het ondernemingsrecht verstaan onder het begrip ‘rechtsvorm’?
De rechtsvormen van het ondernemingsrecht wordt door de schrijvers van het
handboek betitelt als ‘de juridische jas’ waarin een onderneming wordt
gehuld. Rechtsvormen zijn het juridisch omhulsel van de onderneming. De
rechtsvorm is een hulpmiddel om een onderneming in rechte te kunnen
laten functioneren. Daarbij zijn de onderneming en haar functioneren het
doel.
2. Welke functies kan een aandeel vervullen voor de aandeelhouder?
Een aandeel kan een aantal functies vervullen voor de aandeelhouder:
1) In de eerste plaats is aan het aandeel doorgaans stemrecht in de aandeelhoudersvergadering
verbonden (art. 2:118/228 BW). Met het aandeel kan zeggenschap worden uitgeoefend door
de aandeelhouder.
2) Het aandeel kent in de tweede plaats een winstverdelingsfunctie. In beginsel geeft ieder
aandeel recht op een gedeelte van de winst (zie art. 2:105/216 BW).
3) Ten derde vervult het aandeel nog een belangrijke functie: het is voor hem een
vermogensobject, omdat het voor overdracht vatbaar is. Aandelen zijn immers in beginsel
verhandelbaar. Met de handel in aandelen kan geld worden verdiend. Aandelen zijn vaak een
belangrijk onderdeel van het vermogen dat iemand tijdens zijn leven opbouwt. Een aandeel
kan ook verpand worden (zie art. 2:89/198 BW) en er kan door een onbetaalde schuldeiser
van de aandeelhouder beslag op worden gelegd (art. 474c-474i Rv).
Zie Handboek, paragraaf 1.1.
3. Noem twee belangrijke verschillen tussen de maatschap en de vennootschap onder firma.
Er zijn twee belangrijke verschillen tussen de maatschap en de vennootschap onder firma:
1) Bij de vennootschap onder firma ontleent iedere vennoot aan de wet (art. 17 lid 1 K.)
vertegenwoordigingsbevoegdheid. Dit betekent dat ieder van de vennoten in beginsel
bevoegd is namens de vennootschap onder firma te handelen. Bij een maatschap
daarentegen mag een vennootschap in beginsel slechts namens de andere vennoten
opreden indien deze hem daartoe een volmacht hebben gegeven (zie art. 7A:1679 BW).
2) Voor schulden van de vennootschap onder firma zijn alle vennoten hoofdelijk verbonden
(art. 18 K.). Het aansprakelijkheidsregime voor de maatschap is minder streng: de art.
7A:1679 en 1680 BW bepalen dat de vennoten van een maatschap in beginsel slechts voor
gelijke delen verbonden zijn voor vennootschapsschulden. Bij de maatschap is dus geen
sprake van ‘hoofdelijke verbondenheid’.
Zie Handboek, paragraaf 1.3
4. Waarvoor wordt in de praktijk een maatschap opgericht en waarvoor een vennootschap
onder firma? Geef twee voorbeelden.
Een maatschap kan worden opgericht en benut door bijvoorbeeld advocaten (beroepsuitoefening)
of chirurgen (beroepsuitoefening).
Een vennootschap onder firma kan worden opgericht en benut door bijvoorbeeld loodgieters of
schilders (uitoefening van bedrijfsactiviteiten, bedrijvigheid).
5. Hoe is in het rechtspersonenrecht de partijautonomie ingeperkt?
,De wetgever stelt in de art. 2:1-2:3 BW vast welke lichamen rechtspersonen zijn. Het staat partijen
niet vrij om andere typen rechtspersonen op te richten dan die in Boek 2 BW zijn genoemd.
Nederland kent daarmee een gesloten systeem van rechtspersonen.
6. Welke stelling is correct?
A. In het rechtspersonenrecht is de partijautonomie ingeperkt. Boek 2 bepaalt welke
lichamen rechtspersonen zijn.
B. In het rechtspersonenrecht is de partijautonomie ingeperkt. Desondanks staat het partijen
vrij om andere dan in Boek 2 genoemde rechtspersonen op te richten.
C. Het rechtspersonenrecht kenmerkt zich door partijautonomie, omdat oprichters zelf kunnen
bepalen welk type rechtspersoon zij wensen op te richten.
D. Het rechtspersonenrecht kenmerkt zich door partijautonomie, omdat het partijen vrijstaat
andere dan in Boek 2 genoemde rechtspersonen op te richten.
7. Joris wil een stichting oprichten om vervolgens via de stichting een boomkwekerij te
exploiteren, waarvan de opbrengst ten goede moet komen aan het verder reduceren van
CO2 uitstoot.
Is het plan van Joris toegestaan en dus uitvoerbaar?
A. Nee, want een stichting mag geen onderneming exploiteren.
B. Nee, want een stichting mag geen uitkeringen doen.
C. Ja, want de opbrengsten van de boomkwekerij komen ten goede aan een ideëel doel.
D. Ja, want een stichting kan de opbrengsten van haar onderneming naar eigen inzicht
aanwenden.
8. Boer Jan zit samen met zijn drie zoons in een vennootschap onder firma. Boer Jan is de
pensioengerechtigde leeftijd al voorbij en hij wenst wat meer rust te krijgen. Hij wenst
echter wel winstgerechtigd te blijven, zodat hij een deel van de winst uit de vennootschap
onder firma kan blijven genieten. Ook wenst hij zich af en toe intern met de gang van
zaken en het beleid binnen de onderneming te kunnen bemoeien.
Welke oplossing is het meest geschikt voor het probleem van boer Jan?
A. Boer Jan kan zijn zoons vragen of hij commanditaire vennoot mag worden.
B. Boer Jan kan zijn zoons vragen of hij beherend vennoot mag worden.
C. Boer Jan kan zijn zoons vragen of zij bereid zijn de vennootschap onder firma om te
zetten naar een BV, zodat boer Jan als aandeelhouder winstgerechtigd wordt.
D. Boer Jan kan uit de vennootschap onder firma stappen en zijn deel van de gemeenschap
opeisen. Hiermee kan boer Jan in zijn pensioen voorzien.
9. Geeft het juiste antwoord. De VOF
A. Kent een voor de vennoten milder aansprakelijkheidsregime dan de maatschap.
B. Kent geen hoofdelijke verbondenheid van de vennoten voor verbintenissen van de
vennootschap.
C. Kent voor de vennoten eenzelfde aansprakelijkheidsregime als de maatschap.
D. Kent een voor de vennoten strenger aansprakelijkheidsregime dan de maatschap.
10. Een commanditaire vennoot
A. Is een vennoot die geen recht heeft op een deel van de winst van de CV.
B. Is een vennoot voor wie een milder aansprakelijkheidsregime geldt dan voor de ‘gewone’
vennoten.
C. Is een vennoot die naar buiten toe de leiding voert over de vennootschap.
D. Is een vennoot die het recht heeft om zelfstandig het beleid van de vennootschap te
bepalen.
, 11. Waarom geldt er voor de vennootschap onder firma een strenger
aansprakelijkheidsregime dan voor de maatschap?
De vennootschap onder firma kent hoofdelijke verbondenheid van de vennoten voor verbintenissen
van de vennootschap onder firma (art. 18 K.). De maatschap kent een minder streng
aansprakelijkheidsregime: de maten (in de wet wordt van vennoten gesproken) zijn voor gelijke
delen aansprakelijk voor de verbintenissen van de maatschap (art. 7A:1680 BW). De wetgever vindt
het kennelijk gepast dat voor een bedrijfsuitoefening onder gemeenschappelijke naam (dus voor
de vennootschap onder firma) strengere aansprakelijkheidsregels gelden dan voor een
beroepsuitoefening (dus voor de maatschap).
De auteurs van het handboek merken op dat er een wat verouderde maatschappijopvatting ten
grondslag ligt aan het voornoemde onderscheid tussen beroep en bedrijf. Het onderscheid tussen
beroep en bedrijf is bovendien aan het vervagen. Beroepsuitoefening vindt steeds meer
bedrijfsmatig plaats. Het is daarom de vraag of het juist is dat de wetgever aan het onderscheid
tussen beroep en bedrijf bij de personenvennootschappen nog steeds gevolgen op het punt van de
aansprakelijkheid verbindt.
Zie Handboek, paragraaf 1.3.
12. Mag een coöperatie ook overeenkomsten aangaan met anderen dan haar leden?
De statuten van een coöperatie mogen bepalen dat overeenkomsten als die welke zij met haar
leden sluit, ook met anderen mogen worden aangegaan (art. 2:53 lid 3 BW). Art. 2:53 lid 4 BW
bepaalt echter dat de overeenkomsten met de leden niet van ondergeschikte betekenis mogen zijn.
Een rechtbank kan daarom op vordering van een belanghebbende of het openbaar ministerie een
coöperatie ontbinden, indien zij zich hier niet aan houdt (art. 2:21 lid 3 BW).
13. Welke twee belangrijke regels kent art. 25 Handelsregisterwet 2007?
Men zegt wel dat een ieder op het handelsregister moet kunnen bouwen als op een rots. Deze
gedachte heeft ook de wetgever aangesproken. Art. 25 Handelsregisterwet 2007 bevat daarom twee
belangrijke regels:
degene aan wie een onderneming of een rechtspersoon toebehoort, kan zich niet beroepen
op de onjuistheid of onvolledigheid van een in het handelsregister ingeschreven feit jegens
iemand die van deze onvolledigheid of onjuistheid onkundig is. Deze laatste mag afgaan op
hetgeen in het handelsregister is te vinden.
als een bepaald feit wel in het handelsregister ingeschreven had moeten worden, maar dit
niet is gebeurd, kan degene aan wie een onderneming toebehoort of de rechtspersoon zich
op dit ten onrechte niet-ingeschreven feit niet beroepen jegens iemand die dit feit niet
kende.
14. Jan, Pjotr en Pierre besluiten samen een onderneming te beginnen in hoop rijk te worden.
Ze willen een biologische slagerij opstarten, waarin zij tezamen de leiding gaan voeren. Jan
beschikt over de nodige snijmachines, die hij van zijn oom geërfd heeft. Pjotr beschikt over
goede contacten in de vleesindustrie. Pierre is vooral goed in het werken met klanten.
Jan, Pjotr en Pierre komen bij u met de vraag welke rechtsvorm voor hen het meest
geschikt is. Wat stelt u voor?
A. VOF.
B. Maatschap
C. CV
D. Stichting.
Een maatschap kan niet, vanwege de aard van de onderneming. Er is geen aanleiding om voor een
commanditaire vennootschap te kiezen, omdat zij allen tezamen de leiding willen gaan voeren. Een
vennootschap onder firma ligt waarschijnlijk het meest voor de hand, nu de casus duidt op ‘inbreng’
(snijmachines, contacten, arbeid, goodwill). Een stichting kan niet want die mag weliswaar een
, onderneming voeren, maar geen uitkeringen aan oprichters doen, terwijl de heren rijk willen
worden met de onderneming.
Week 2
1. Wanneer is sprake van ‘directe binding’?
Het in de akte van oprichting creëren van verplichtingen voor de op te richten NV of BV noemt men
‘directe binding’. De NV of de BV wordt daardoor bij akte van oprichting ‘direct’ aan bepaalde
verplichtingen gebonden. Directe binding is slechts beperkt mogelijk, te weten voor de verplichtingen
die art. 2:93/203 lid 4 BW uitdrukkelijk noemt.
2. Hoe wordt een NV en een BV opgericht?
De NV en de BV worden bij notariële akte opgericht. Er is er derhalve een notariële akte vereist voor
de oprichting. In die akte wordt de oprichtingshandeling van de oprichter(s) vastgelegd. Voorts moet
er sprake zijn van deelname in het kapitaal door een of meer personen (niet noodzakelijk de
oprichters).
Zie art. 2:64/175 BW.
3. Hoe worden een maatschap, vof en cv opgericht?
- De maatschap, de vennootschap onder firma en de commanditaire vennootschap zijn
wederkerige overeenkomsten.
- Zij worden derhalve bij overeenkomst opgericht, zie art. 7A:1655 BW, art. 16 K. en art. 19 lid
2 K. Obligatoir wil zeggen dat er een verbintenis aangegaan wordt door een partij jegens een
andere partij, zie art. 6:213 lid 1 BW. Wederkerig wil zeggen dat elk van beide partijen een
verbintenis op zich neemt ter verkrijging van de prestatie waartoe de wederpartij zich jegens
haar verbindt, zie art. 6:261 lid 1 BW.
- Bij een maatschap, vennootschap onder firma en commanditaire vennootschap is veelvuldig
sprake van een meerpartijenovereenkomst, dat wil zeggen een overeenkomst waarbij meer
dan twee partijen zijn betrokken. Hierop zijn de bepalingen voor wederkerige
overeenkomsten van overeenkomstige toepassing, zie art. 6:279 BW.
- Dit alles brengt met zich dat de bepalingen van Boek 3 en Boek 6 BW, voor zover zij
betrekken op overeenkomsten, in beginsel ook gelden voor de overeenkomst van
maatschap, vennootschap onder firma en commanditaire vennootschap. Dit is een gevolg
van de gelaagde structuur van het BW. In het Wetboek van Koophandel is in art. 15
bovendien expliciet bepaald dat de vennootschap onder firma en de commanditaire
vennootschap ook door het burgerlijk recht, lees: het BW, worden geregeerd.
4. Indien er een oprichtingsgebrek aan de oprichting van een BV kleeft,
A. Bestaat de BV rechtens niet
B. Is de BV vernietigbaar door belanghebbende en het OM
C. Moet het vermogen van de BV onmiddellijk worden vereffend.
D. Is de BV voor ontbinding vatbaar.
5. Welke stelling is onjuist? De akte van oprichting van een NV
A. Moet de eerste statuten van de NV bevatten
B. Kan niet inhouden dat aandelen worden geplaatst bij de in de akte aangeduide personen
C. Kan de aanstelling van de eerste bestuurders van de NV inhouden
D. Moet door een notaris worden verleden.
6. Alain heeft gehoord dat sommige in boek 2 BW geregelde rechtspersonen moeten worden
opgericht bij meerzijdige rechtshandeling. Hij heeft echter geen idee welke
rechtspersonen. Help hem op weg.