Voorbeeld 3 van de 4 Oefenvragen
Er is een kindje geboren met verschillende abnormale fysieke eigenschappen die horen bij een bepaald syndroom. Het kindje heeft onder andere kleine ogen, een dunne bovenlip en het mist een verticale gleuf tussen de neus en de bovenlip (filtrum). Wat is de externe factor geweest tijdens de prenatale ontwikkeling die deze eigenschappen heeft veroorzaakt?
a.	De moeder was ondervoed tijdens de zwangerschap.
b.	De moeder gebruikte illegale drugs tijdens de zwangerschap.
c.	De moeder heeft alcohol gedronken tijdens de zwangerschap.
d.	De moeder ervaarde veel stress tijdens de zwangerschap.

Er is een kindje geboren met verschillende abnormale fysieke eigenschappen die horen bij een bepaald...
Juiste antwoord: C
Argumentatie: 
-	A is onjuist, omdat ondervoeding van de moeder leidt tot kleinere hersenen bij het kindje door een tekort aan voedingsstoffen.
-	B is onjuist, omdat het gebruik van illegale drugs tijdens de zwangerschap leidt tot een verdubbelde kans op miskraam en verstoorde ontwikkeling van de hersenen van het kindje.
-	C is juist, omdat alcoholgebruik tijdens de zwangerschap kan leiden tot fetal alcohol spectrum disorder (FASD) bij de moeder. Het kind dat geboren wordt, heeft dan het fetal alcohol syndrome (FAS). Gezichtseigenschappen bij dit syndroom zijn onder andere de eigenschappen zoals beschreven in de vraag.
-	D is onjuist, omdat stress tijdens de zwangerschap voornamelijk leidt tot probleemgedrag bij het kindje (hyperactiviteit, concentratieproblemen en emotionele problemen).

Jimmy heeft toen hij drie jaar was hersenletsel opgelopen door een val. Zijn hersenen zijn beschadigd bij de occipital lobe (aan de achterkant van zijn hoofd). Wat zijn de gevolgen van deze val voor Jimmy?
a.	Slechter geheugen en moeite met horen.
b.	Moeite met plannen.
c.	Jimmy kan sensorische stimuli niet koppelen aan geheugen.
d.	Slecht zicht en moeite met het verwerken van visuele informatie.

Jimmy heeft toen hij drie jaar was hersenletsel opgelopen door een val. Zijn hersenen zijn beschadig...
Juiste antwoord: D
Argumentatie: 
-	A is onjuist, omdat geheugen en gehoor voornamelijk geregeld worden in de temporal lobe.
-	B is onjuist, omdat plannen voornamelijk geregeld wordt in de frontale kwab.
-	C is onjuist, omdat deze koppeling gebeurt in de parietal lobe.
-	D is juist, omdat visuele informatie vooral gebeurt in de occipital lobe en Jimmy hier schade had opgelopen door de val.

Er zijn vier grouping principes die verklaren waarom wij iets zien als een object. Van welk grouping principe maken dieren met camouflage gebruik, zodat ze niet goed zichtbaar zijn?
a.	Similarity
b.	Proximity
c.	Closure
d.	Continuity

Er zijn vier grouping principes die verklaren waarom wij iets zien als een object. Van welk grouping...
Juiste antwoord: A
Argumentatie: 
-	A is juist, omdat similarity objecten onderscheidt doordat wij iets wat gelijk is (bijvoorbeeld qua kleur, vorm of beweging) zien als 1 object. Gecamoufleerde dieren hebben dezelfde kleur als hun omgeving waardoor we ze als 1 zouden zien. Pas als je goed kijkt, zie je dat er dieren aanwezig zijn.
-	B is onjuist, omdat proximity inhoudt dat we dingen die dicht bij elkaar zijn zien als 1 ding. 
-	C is onjuist, omdat closure inhoudt dat we dingen aanvullen die er eigenlijk niet zijn om een geheel te zien. Dat is hier niet het geval.
-	D is onjuist, omdat continuity inhoudt dat we vloeiende dingen eerder als een geheel zien dan als twee losse dingen. Ook dat is hier niet het geval.

Omdraaien
Opnieuw proberen