Inleiding in de Bedrijfskunde
Hoorcollege 2: ......................................................................................................................................... 2
Hoorcollege 3: (7-9-2020) ....................................................................................................................... 8
Hoorcollege 4: (9-9-2020) ..................................................................................................................... 16
Hoorcollege 5: (14-9-2020) ................................................................................................................... 25
Hoorcollege 6: (16-9-2020) ................................................................................................................... 32
Hoorcollege 7: (21-9-2020) ................................................................................................................... 39
Hoorcollege 8: (23-9-2020) ................................................................................................................... 45
Hoorcollege 9: (28-9-2020) ................................................................................................................... 51
Hoorcollege 10: (30-9-2020) ................................................................................................................. 57
Hoorcollege 11: (5-10-2020) ................................................................................................................. 59
Hoorcollege Benschop: (5-10-2020)...................................................................................................... 65
Hoorcollege Van der Heijden: (5-10-2020) ........................................................................................... 71
Hoorcollege 12: vragen voor tentamen (7-10-2020) ............................................................................ 80
Hoorcollege 13: (12-10-2020) ............................................................................................................... 82
Hoorcollege 14: (14-10-2020) ............................................................................................................... 92
,Hoorcollege 2:
Dit hoofdstuk introduceert een aantal centrale thema’s
Globalisatie:
“The gradual connection between different societies.”
“Global circulation of good, services, and capital; information, ideas and people.”
De ‘goede effecten’:
- Toegang tot grotere afzetmarkt
- Schaalvoordeel in productie
- Toegang tot kapitaal, technologie, werknemers
- Goedkopere import producten en een grotere afzetmarkt (internationaal, voor export)
- Internationalisatie
- Carrièremogelijkheden
- Mobiliteit
Globalisatie:
De keerzijde….
• Macht bij de grote internationale bedrijven
• Producten die er overal hetzelfde uitzien
• Verlies van cultureel erfgoed
• Verlies van traditionele beroepen
• Verlies traditionele manieren van werken
• Milieuvervuiling
• Urbanisatie
Globalisatie: de keerzijde….
Een productieketen:
“A supply chain is the network of all the individuals, organizations, resources, activities and
technology involved in the creation and sale of a product, from the delivery of source materials from
the supplier to the manufacturer, through to its eventual delivery to the end user.”
Globalisatie: de keerzijde….
Een langere en minder zichtbare / onzichtbare productieketen:
-> Weinig zichtbaarheid op processen binnen de keten
-> De consument is verder verwijderd van de producent
-> Vergroot de kans op uitbuiting, oneerlijke behandeling, en slavernij
Voorbeeld
Sociale mobiliteit:
“The relative changes of people from different social backgrounds moving into a given social class”
Wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje…
Setting the scene
Centrale boodschap van het hoofdstuk:
Gedrag en / in organisaties is afhankelijk van:
- Welke werknemer? (Leeftijd, klasse, status, afkomst, religie, geslacht, inzetbaarheid)
- Welke condities? (Type baan, contract, beroep)
- De context? werkloosheid, vergrijzing, sociale mobiliteit, industrie, cultuur,
professie, wetgeving, normen, waarden
, 1) Er bestaan in de bedrijfskunde verschillende theorieën en perspectieven
2) Deze zijn allen ‘waar’, er is bewijs voor, hebben waarde
3) Deze hebben allen limitaties, tekortkomingen, en tegenstrijdigheden
Het boek: geeft verschillende perspectieven weer
(en niet alleen het perspectief van de manager)
En beschrijft de bijdrage en de limitaties
Probeer geen theorieën af te schrijven als ‘onjuist’
Probeer geen theorieën als ‘waar’ aan te nemen
Zet je niet vast in een perspectief
Maar: probeer een hoger abstract denkniveau te bereiken waarin je meerdere perspectieven tegelijk
kunt zien, begrijpt.
Dat je tussen perspectieven kunt wisselen
En begrijpt wanneer welk perspectief kan worden toegepast
Pas op, dit kan verwarrend zijn…
1. Het makkelijkste is vast houden aan wat je al weet.
2. Het is moeilijker een nieuw perspectief aan te nemen.
3. Het is het lastigste verschillende perspectieven op waarde te kunnen schatten en naast elkaar te
zien.
Hoofdstuk 4
Doel: Geschiedenis van management theorieën
Introductie van toonaangevende denkers
Leren en begrijpen van basis termen
Overzicht:
• Rationality
• Scientific management en Taylorisme
• Henry Ford en het Fordisme
• Routinization
• Human Relations beweging
• Job redesign
• Eugenics
• Intelligentie testen
‘Rationality’ = gedrag dat….
Gericht op een doel (intentie),
Rationeel (beredeneerd)
Geschikt voor het doel / bruikbaar (functioneel)
De management rationale:
Managers die de beste werknemers aannemen en de beste prestatie uit deze werknemers halen,
zodat de organisatie doelen worden behaald.
-> Organisatie als een machine
-> Gaat er vanuit dat: mensen van nature de onbetrouwbare factor zijn -> controleren en beheersen
van de mens als bron (resource)
Functionalisme: de werknemer wordt geselecteerd, opgeleid en ontwikkeld in dienst van de doelen
van de organisatie
, Frederick Winslow Taylor (1856-1915)
Scientific management:
Management als ware wetenschap:
‘Duidelijke gedefinieerde wetten, regels en principes’
Time and motion studies / Taylorisme
Assumptie Taylor (basis aanname)
(1)Werknemers hebben een reden om productie lager te houden: (a) angst om overbodig te zijn
-> èn (b) geen reden om productiever te zijn
(2) Managers hebben te weinig kennis over hoe productie kan worden gemaximaliseerd
Dus: onderzoek (objectief / rationeel) naar hoe werk kan worden uitgevoerd in een zo kort mogelijke
tijd
Een voorbeeld van het onderzoek van Taylor:
De wetenschap van ‘scheppen’ (shoveling)
Iedereen heeft zijn eigen schep -> optimalisatie van het soort schep en materiaal
Doel: maximaliseer opbrengst
Door een systeem van feedback en planning:
(1) Nieuwe vuistregels
(2) Selectie en training werknemers
(3) Planning: 1 dag van te voren, taken geschreven
(4) Prestatie behaald: bonus 30 – 100%
Resultaat: 600 -> 140 banen in grondschuiven
Het principe van ‘division of labour’:
(1) Grote processen opgedeeld in kleinste taken: maximum decomposition
(2) Door middel van snelle herhaling van een dezelfde taak kan deze efficiënter worden
uitgevoerd
(3) Ook: opdeling tussen direct versus indirect werk, denkwerk (mental) en handwerk (manual).
Dit gaat verder door op ‘orde’ en ‘controle’, ontwikkelt in white collar en blue collar,
maatschappelijke tweedeling, status en klasse
(4) Minimalisatie van vaardigheden en kennis
Mensbeeld Taylor: Orde (rangschikking) & controle
-> Doel is selectie van de meest productieve werknemer:
niet: intelligent, betrouwbaar, loyaal, ect.
-> Een geschikte werknemer is iemand die niet het werk begrijpt zonder zijn meerdere:
“A fit (worker) should be so stupid and pleghmatic that he more nearly resembles in his mental make-
up the ox than any other type ... He is so stupid that the word ‘percentage’ has no meaning to him”
(Taylor, 1911: p. 59)
Drie Tayloriaanse principes:
(1) Het werk proces staat los van de vaardigheden van de persoon
(2) Denken over het werk staat los van het werk uitvoeren
(3) Het management heeft als enige kennis over het werk, en gebruik deze macht bij het
controleren van de uitvoering