2021
Samenvatting
Diagnostiek
HANDBOEK DIAGNOSTIEK IN DE LEERLINGBEGELEIDING: KIND
EN CONTEXT (HOOFDSTUK: 1, 9, 10, 12, 13, 15, 16, 17, 18). &
HANDBOEK PSYCHODIAGNOSTIEK VOOR DE HULPVERLENING
AAN KINDEREN EN ADOLESCENTEN (HOOFDSTUK: 1, 2, 5, 6, 7,
9, 11 (PARAGRAAF 7&8), 13).
,Hoofdstuk 1 (Tak, Bosch, Begeer, & Albrecht, 2020): de plaats van
diagnostiek binnen het hulpverleningsproces.
Inleiding
Na het aanhoren van de hulpvraag starten er drie processen:
1. Diagnostisch onderzoek
2. Hulpverlening
3. De opbouw van de professionele relatie.
Het diagnostisch onderzoek maakt het mogelijk de subjectieve belevingswereld van de hulpvrager te
begrijpen en zich in te leven in diens persoonlijke waarden, normen en doelstellingen.
Het diagnostisch onderzoek bevordert daardoor de opbouw van de hulpverleningsrelatie. Hoe beter
de relatie is hoe beter de kwaliteit van diagnostiek en hulpverlening.
Het diagnostisch onderzoek kan doelbewust worden ingezet, want het beïnvloedt de hulpvrager =
reactieve effecten.
Diagnostiek dient het handelen van de hulpverlener te onderbouwen door zijn veronderstellingen te
toetsen.
Diagnostische onderzoeken worden het best gestructureerd aan de hand van de empirische cyclus.
Doel van de empirische cyclus = betrouwbaar en valide in beeld brengen van wat de werkelijkheid
als doel heeft.
Gedurende het diagnostisch proces en de hulpverlening is er een ontwikkeling te zien in het relatieve
onderdeel van empirisch (onderzoekende) en regulatieve (veranderende) momenten.
Het proces is voornamelijk handelings- en probleemoplossingsgericht = op een verantwoorde
manier de hulpvrager helpen zijn probleem aan te pakken en zijn mogelijkheden optimaal te
benutten om (naar vermogen) zelfredzaamheid en zelfsturing te realiseren.
Plaatsbepaling van diagnostisch onderzoek
Diagnosis = onderscheiding (het een van het andere kunnen onderscheiden).
Psychodiagnostiek = het door-en-door leren kennen met als doel beslissingen te kunnen nemen op
het gebied van psychosociaal functioneren.
Doelen psychodiagnostiek:
- Een betrouwbare en valide beschrijving van de psychosociale werkelijkheid verkrijgen;
- Mogelijke verklaringen zoeken voor het ontstaan en voortbestaan van problemen.
- De verklaringen toetsen.
Doelen psychodiagnostiek voor de hulpverlening:
- Bovenstaande 3 doelen.
- Besluiten welke interventies passend zijn, gezien de aard van de problemen en de
kenmerken van de hulpvrager en zijn omgeving.
- Te bepalen wat het effect is van de hulp > de eerder genoemde doelen worden getoetst.
1
, - Het onderzoek afstemmen op de hulpvragers zodat hun motivatie wordt versterkt en de
gewenste verandering wordt bevordert.
Psychodiagnostiek helpt besluiten in het hulpverleningsproces te onderbouwen.
Hulpverleningsproces vormt het kaders waarbinnen het psychodiagnostisch onderzoek wordt
verricht.
Bij psychodiagnostiek voor de hulpverlening aan kinderen en adolescenten moet je rekening houden
met:
1. De snelle ontwikkeling van kinderen en adolescenten.
2. Verband tussen lichamelijk, psychisch en sociaal functioneren
3. Het gegeven dat kinderen en adolescenten opgroeien binnen de context van hun gezin, de
school, vriendenkring en virtuele wereld.
Systeemgerichte visie: er is aandacht voor het kind, ouders, leerkrachten, vriendenkring en virtuele
omgeving.
Diagnostiek: het betrouwbaar en valide in beeld brengen van de werkelijkheid
Psychodiagnostiek wordt verricht om betrouwbare en valide informatie te verkrijgen, om vervolgens
na te gaan of hypotheses kloppen over de aanwezigheid van problemen, hulpbronnen en het toetsen
van hypotheses over verbanden tussen verschillende aspecten van de situatie en om effecten van de
interventie te bepalen.
Eisen waaraan beschrijvende en verklarende hypothesen en toetsingen moeten voldoen:
1. Betrouwbaarheid: ze moeten onafhankelijk zijn van het moment van onderzoek, de
onderzoeker of toevallige factoren.
2. Validiteit: ze moeten echt betrekking hebben op datgene wat bedoeld werd te beschrijven of
te toetsen.
De stappen binnen diagnostiek verlopen volgens de empirische cyclus:
1. Observatie : het verzamelen en groeperen van gegevens.
2. Inductie: het formuleren van hypothesen op basis van waarnemingen.
3. A: Deductie het afleiden van toetsbare voorspellingen uit die hypothesen.
B: operationalisering: bij iedere voorspelling worden adequate onderzoeksmiddelen gezocht
om de voorspellingen te kunnen toetsen.
4. Toetsing: nieuwe gegevens te verzamelen om te kijken of voorspellingen uitkomen.
5. Evaluatie: kijken of de uitkomsten de hypothesen ondersteunen of dat deze verworpen
moeten worden
Verband tussen de diagnostische vraagstelling en het hulpverleningsproces
Screeningsonderzoek: breed verkennend onderzoek, dat vaak wordt uitgevoerd aan het begin van
het hulpverleningsproces. Een kenmerkt van het screeningsonderzoek is dat het niet dieper gaat dan
nodig is voor de eerste inschatting, dit wordt ook wel beschrijvende diagnostiek genoemd.
Beschrijvende diagnostiek: het in kaart brengen van de problemen. Hierbij wordt vaak gebruik
gemaakt van een lijst met aandachtspunten (= zoekschema/heuristiek).
2
, De functie van een zoekschema is dat de aandacht van de diagnosticus op het hele systeem van de
hulpvrager gericht blijft.
Onderkendende diagnostiek: door middel van gesprekken, observaties en screeningsinstrumenten
wordt nagegaan of bepaalde problemen aanwezig zijn.
Screeningstesten: korte, eenvoudig af te nemen tests of vragenlijsten of algemene observatielijsten
die routinematig kunnen worden ingevuld.
Er is verder onderzoek nodig als na een screeningstest meerdere hypothesen kunnen worden gedaan
die ieder andere consequenties hebben voor het vervolg of als er bijvoorbeeld een
ontwikkelingsachterstand is waarnaar verder onderzoek moet worden gedaan.
Gericht onderzoek: fase waarin het onderzoek wordt uitgebreid en verdiept om andere hypothesen
uit te sluiten.
- Bij gericht onderzoek worden er uitgebreidere instrumenten gebruikt waarbij vaak meerdere
disciplines betrokken zijn.
- Primaire doel = toetsen van hypotheses om vermoedens van problemen definitief te
ontkrachten of aan te nemen (= onderkennende diagnostiek). Ook kan er sprake zijn van het
vergelijken van verschillende hypothesen om causale verbanden te bevestigen of te
ontkrachten (verklarende diagnostiek).
Classificatie: problematiek wordt samengevat door haar onder te brengen in een typerende
categorie van het indelingssysteem.
Essentiele vraag: welke krachtbronnen zijn er bij de hulpvrager en zijn omgeving om de problemen
aan te kunnen pakken?
Indicerende diagnose: de hulpverlener stelt eerst globale doelen op, vervolgens wordt er gekeken
hoe deze doelen bereikt kunnen worden. deze handelingen worden vastgelegd in een plan.
Monitoring: toetsen welk effect een interventie heeft. dit wordt ook wel evaluatieve diagnostiek
genoemd.
Routine outcome monitoring (ROM): vaste protocollen om het effect van de hulpverlening te meten.
Diagnostiek en verwante begrippen (BOX 1.1)
- Diagnostiek: het verwerven en verwerken van informatie ter onderbouwing van besluiten
die in het hulpverleningsproces genomen moeten worden. Deze informatie kan opgedaan
worden in de vorm van: screening, gericht onderzoek, monitoring of evaluatie. Het gaat om
het verkrijgen van een voor dat moment voldoende compleet, uniek en gedetailleerd beeld
van de problematiek van de hulpvrager en zijn situatie met het oog op gefundeerde
advisering voor probleemoplossing.
- Screening: het eerste, niet diep gravend onderzoek van een hulpvraag en de context die een
globale oordeelsvorming mogelijk maakt m.b.t. de aanwezige problemen en beschermende
factoren, de aard en de ernst van de situatie en de achtergronden van de hulpvraag.
- Assessment: het vaststellen of meten van de onderscheidende kenmerken van het individu
en zijn of haar situatie.
- Classificatie: het onderbrengen van individuele kenmerken bij een algemeen bekend beeld,
zonder uitspraken te doen over oorzaken of indicaties voor hulp.
3