Inleiding onderwijswetenschappen
Hoorcollege 1 4 februari 2020
Verschillende niveaus en onderscheidt kunnen maken tussen de verschillende niveaus.
Thema 1 – hele hoofdstuk van het boek
Onderwijs: kenniseconomie > we hoeven niets te weten als we het maar op kunnen zoeken > is een manier om
er naar te kijken
Macroniveau : nationale niveau (wat vinden we met elkaar belangrijk > wat willen we overdragen naar
onze kinderen?)
Inleiding onderwijswetenschappen > wat komt er in je op bij onderwijs en onderwijswetenschappen?
Iedereen heeft zelf onderwijs genoten, dus iedereen heeft een idee van wat goed onderwijs is.
Wat is onderwijs? Onderwijs is geïnstutionaliseerde en geprofessionaliseerde socialisatie
Geinstitutionaliseerd – in instellingen, gebonden aan wetten en (ongeschreven) regels
Geprofessionaliseerd – door daartoe opgeleide mensen > niet iedereen mag maar onderwijs geven, je
moet een diploma hebben
Socialisatie – inleiding in de cultuur, voorbereiding op te vervullen rol > voorbereiden op het mens zijn
in onze maatschappij, culturele rol
Voorbeelden van problemen
Leerlingen met opvoeding- en leerproblemen
Leerlingen met fysieke en /of verstandelijke beperkingen
Thuiszitters
Het geringe onderwijssucces van > deze groepen presteren minder dan andere groepen in de
samenleving
o Friezen > heeft te maken met de verwachtingen die er vanuit school en thuis zijn: bijvoorbeeld,
er is plaatselijk een MBO of Mavo school. Ga daar eerst maar heen dan kun je later wel
doorgroeien. (JAKKO!)
o Allochtonen
o Leerlingen uit de lagere sociaaleconomische milieus
Probleem: want we willen graag dat alle leerlingen dezelfde kansen krijgen.
Maar ook:
Ondermaats functionerende leerkrachten
Falende scholen
Dit geeft heel goed weer hoe er in
groningen wordt gedacht over
onderwijskunde, onderwijs-
wetenschappen.
Wat leren leerlingen en zijn
er verschillen in groepen
leerlingen
Als leerlingen goed leren
dan gaat er ergens iets goed
Leerlingen staan centraal
,Onderwijskunde: wetenschappelijke kennis en studie van het onderwijs (Van Dale)
Onderwijskunde wordt beschouwd al wetenschap die leren, opleiden en ontwikkelen in onderwijs en
bedrijfsleven wil beschrijven, begrijpen en verklaren (wikipedia)
Toepassen en verbeteren zijn vergeten bij beide definities
Valcke (van ons boek): wetenschapsgebied daat zich richt op leren en instructie
o Binnen een grote variatie aan formele en informele contexten
o Brede definitie: je leert ook veel buiten de schoolbanken
Daarnaast ook een beschrijving van een student > denk aan filmpje (wat kan en ben je nou eigenlijk als
onderwijskundige)
- Leren over het proces dat we leren noemen > veel breder dan alleen het onderwijs dus!
Volgens het boek, Blz 4, is onderwijskunde het wetenschapsgebied dat zich op leren en instructie
richt, binnen een grote variatie aan formele en informele contexten.
Boek heeft zeer brede definitie, die ervan uitgaat dat onderwijskunde gericht is op leren en
instructie en niet alleen op onderwijs in de meer traditionele zin. Zo beperkt de onderwijskunde zich niet
tot het schoolse leren, maar is zij ook gericht op volwasseneneducatie, zoals bij-/nascholingscursussen.
En op buitenschools leren, zoals summerschools/speelleervakanties, tentoonstellingen, het maken van
medicijnvoorschriften, het spelen van spelletjes. Belangrijk hierbij is dat het leren misschien minder
expliciet is, maar dat er wel degelijk is nagedacht over hoe welke informatie wordt aangeboden, zodat
de lerende het tot zich neemt. Of natuurlijk hoe de lerende door te doen datgene leert wat hij/zij moet
leren.
En nu kan ik mij voorstellen dat je dan denkt, maar als de onderwijskunde zo’n breed terrein
betreft, wat ben je of kun je dan precies als je afstudeert als onderwijskundige? Dit is precies de vraag
waar een studente van de Universiteit Utrecht antwoord op probeerde te geven.
Wat opvalt aan dit filmpje is dat het met name ingaat op de rol van onderwijskundige als
ontwerper van leeromgevingen – voor wie dan ook. Dat is een belangrijk deel, maar je kunt ook bezig
zijn met onderwijs op beleidsniveau, door als het ware de koers van het onderwijs te bepalen en/of te
monitoren. Denk bijvoorbeeld aan het opstellen van beleidsmaatregelen dat gericht is op het
bevorderen van excellentie bij leerlingen of dat zich richt op voldoende contacturen met leerlingen of
studenten. Of, juist de effecten van beleidsmaatregelen/die leeromgevingen onderzoeken.
Dus onderwijskunde is breed! > schoolorganisaties (hoe zit dat in elkaar?), leiderschap in een school,
wetboeken, regels, het kader waarin onderwijs vorm krijgt, de klassensituatie, hoe praten leerkrachten met
leerlingen, hoe leren leerlingen, zijn de doelen behaald die een leerkracht
met zijn les bedoelt, leren op afstand, leren binnen bedrijven, leren van
leerkrachten (hoe kun je die professionaliseren?), ook kinderen die al een
lange tijd niet naar school gaan (dit soort problematiek wat voor
verzinnen)
Valcke geeft een brede definitie> formeel/informeel
Formeel: traditioneel, in een klaslokaal
Informeel
, o Bijvoorbeeld: rots en water > zowel voor je eigen standpunt staan als rekening houden met een
ander > zijn veel bezig met bewegen en met elkaar
o Maar ook een mobile school
Ook verschillende doelgroepen waar we mee te maken hebben
Studenten in een collegezaal
Kinderen in een museum > ervaringsleren (hele andere manier dan gewoon in een boek kijken)
Bedrijfsleren
De manier waarop jij je instructie geeft hangt ook heel erg af van de doelgroep die je voor je hebt. Je past je
instructie aan, aan je doelgroep
Verschillende contexten:
Chinese school: de hele klas zit barstensvol en er zitten ook nog heel veel op de gang > heel anders dan
bij ons. Wij vinden het belangrijk om onderscheidt te maken tussen alle kinderen, iedereen is anders
Atelier onderwijs: je gaat over de klassen heen indelen op niveau, zodat je beter aan kan sluiten op
waar de leerlingen behoefte aan hebben
I-pad schools: een paar jaar geleden hot topics > bedacht dat ouderwetse lesgeven niet meer van deze
tijd was > kinderen moeten naar hun eigen behoefte les krijgen en dat kan het beste door IPads.
o Uiteindelijke was het een idee waar toch weinig bewijs voor was dat het zou werken.
Onderwijskundig referentiekader: onderzoeken van Hattie (2009) > hoeven we niet te kennen voor het
tentamen p.54 > stukje over effectsizes niet kennen.
Iedere keer een onderzoek doen en dan vindt je daar iets > meta-analyse
o Effectgrootte ‘d’
o D=.40 is benchmmark
Ieder kind leert automatisch, daar moet je rekening mee houden. Les krijgen van de leerkracht daar zit ook al
een effect achter. Daarom pas vanaf .40.
Maar met name kijken naar:
Wat werkt in het onderwijs? – evidence based > waardoor leren kinderen het beste? Sociaal emotioneel
gedrag ook bijvoorbeeld
Ofwel: ‘hoeveel leren leerlingen van verschillende aanpakken?’
o Tabellen met effectsizes hoef je niet te kennen! Het is belangrijk dat je ongeveer weet hoe
het werkt.
Het referentiekader is opgebouwd uit al die uitkomsten van studies
- Het onderwijs vindt plaats op verschillende niveaus
Te onderscheiden niveaus
Macro-niveau: het landelijke niveau, niveau van de samenleving en landelijk beleid
Meso-niveau: niveau van de school (organisatie)
Micro-niveau: niveau van de klas
o Dit noemt hij aggregatie niveaus
, Heel veel niveaus hangen met elkaar samen, er zit een lijn in die je met elkaar bespreekt
Microniveau: wat je met name ziet zijn dat er specifieke vragen zijn voor ieder niveau.
Vragen op dit niveau:
• Hoe leert een leerling?
• Wat is de invloed van leerkracht-leerling interacties?
• Werkt het anti-pest programma in deze klas?
Heeft betrekking op een concrete leer- en instructiesituatie (bijvoorbeeld in een klas, een klasuitstap) of op een
specifieke lerende.
Mesoniveau: heeft betrekking op een school, facultiet, instelling, organisatie, bedrijf
Vragen:
• Wat is een goede school?
• Hoe kun je leerkrachten beoordelen?
• Hoe kunnen leerkrachten van elkaar leren?