Samenvatting Organisatiekunde
De evolutie van organisatie & management
Organisatiekunde; ‘’een interdisciplinaire wetenschap die zich bezighoudt met het
besturen van het gedrag van organisaties alsmede de factoren die dit gedrag bepalen en
de wijze waarop organisaties het meest doeltreffend bestuurd kunnen worden’’.
De definitie van organisatiekunde omvat twee aspecten van het vakgebied namelijk;
1. Descriptief aspect. Dit is een beschrijving van het gedrag van organisaties met
motieven en gevolgen.
2. Prescriptief aspect. Dit is een advies over te volgen handelwijze en organisatie-
inrichtingen.
Besturing en doeltreffend = effectiviteit.
Doeltreffendheid of effectiviteit; de mate waarin een besturing slaagt
In organisatiekunde zijn veel
belangrijke personen met een
bepaalde denkrichting.
Begon met de oude Grieken Socrates en Plato. Veel later Niccolo Machiavelli, hun zijn
vooral gericht op het behoud van macht en de uitbreiding ervan.
Daarna kwam Adam Smith met de mercantilisme als denkrichting. Hierin stelde dat het
bezit aan geld en goud de enige welvaartsbron was.
Frederick Taylor en het scientific management ong. 1900. Vooral hoe de wijze waarop de
productie georganiseerd zou moeten worden.
Scientific management had een aantal hoofdpunten;
1. Wetenschappelijke analyse uitvoeren
2. Een vergaande taakverdeling en training van arbeiders
3. Een hechte en vriendschappelijke samenwerking tussen leiding en arbeiders
4. De bedrijfsleiders zijn verantwoordelijk voor het analyseren en onderzoeken van
methoden
5. De juiste man op de juiste plaats
6. Het invoeren van prestatiebeloning
,Arbeidsverdeling met acht functies
1. Tijd en kosten
2. Werkinstructies
3. Bewerkingen en hun volgorde
4. Werkvoorbereiding en uitgifte
5. Onderhoud
6. Kwaliteitscontrole
7. Technische leiding
8. Personeelsbeheer
Dit stelsel is bekend als het achtbazenstelsel.
Henri Fayol en de general management-theorie 1900
Henri Fayol was in Europa de eerste die een samenhangend stelsel van opvattingen
ontwikkelde over de wijze waarop organisaties in hun geheel bestuurd zouden moeten
worden. Zijn general management theorie was bedoeld als onderwijsmodel. Zes
onafhankelijke managementgebieden
1. Technisch
2. Commercieel
3. Financieel
4. Zelf beschermend (veiligheid)
5. Boekhouding
6. Besturing
Besturing bestaat uit vijf taken
1. Plannen of vooruitzien
2. Organiseren
3. Bevel voeren
4. Coördineren
5. Controleren
Eenheid van commando was voor Fayol het belangrijkste.
Max Weber en de theorie van de bureaucratie 1920
Max Weber hield zich vooral bezig met overheidsorganisaties en grote bedrijven vanuit een
sociologische invalshoek. Als er aan bepaalde kenmerken werden voldaan dan was er een
ideale bureaucratie.
Elton Mayo en de human relations-beweging 1945 , hierin werd onderzoek gedaan naar
het manier van werken in organisaties. Hij bewees dat naast objectieve factoren ook
subjectieve factoren invloed hebben. Samenwerking is bij hem ook zeer belangrijk.
Rensis Likert en het revisionisme 1950, combinatie van scientific management en HR, de
combinatie van twee stromingen is de linking pin structuur.
Naast Rensis Likert zijn ook Warren G Bennis, Frederick Herzberg, Abraham Maslow,
Douglas McGregor, Blake en Mounton.
Maslow is de behoeftehiërarchie
Douglas McGregor heeft de X-theorie en de Y-theorie
,Kenneth boulding en de systeembenadering 1950, hierin worden organisaties gezien als
een systeem. De systeembenadering stelt dat het management organisatieproblemen
integraal dient aan te pakken.
Paul Lawrence en Jay Lorsch 1965 contingentiebenadering, contingentie betekent
bepaaldheid door situatie.
Recente organisatietheorieën 1980
Philip Crosby, kwaliteitszorg
Henry Mintzberg, organisatiestructurering en strategische planning, ideaaltypische
organisatie configuratie
Tom Peters en managementprincipes voor bedrijfsvoering
Peter Drucker en algemeen management
Michael Porter en strategie, concurrentievoordeel
Micheal Hammer en herstructureren van bedrijfsprocessen
C.K. Prahalad en concurrentie, innovatie, globalisering
Jim Collins en bedrijfscultuur en leiderschap
Gary Hamel en de toekomst van management
Eckart Wintzen en cel filosofie
Don Tapscott en Wikionomics, rol van nieuwe technologieën
Steve Jobs en visiomaire meester van de eenvoud
Daniel H. Pink en de veranderde rol van werk
Clayton Christensen en disruptie
Stephan Covery en de zeven eigenschappen van effectief leiderschap
Martin seligman en de positieve psychologie
Kim Cameron en positief leiderschap
Hoofdstuk 1 omgevingsinvloeden
Organisatie: Een organisatie is een samenwerkingsverband van mensen om met bepaalde
middelen een bepaald doel te bereiken.
Bedrijf: Een organisatie dat producten en/of diensten voorziet waaraan behoefte bestaat in
de maatschappij. Een bedrijf heeft dus afnemers of klanten.
Onderneming: Een combinatie van de kenmerken van een organisatie en een bedrijf.
Daarnaast is er één bijzonder kenmerk van ondernemingen, namelijk het streven naar winst.
Organisaties zijn een onderdeel van de maatschappij of samenleving. De samenleving kan
worden opgevat als de omgeving waarbinnen organisaties functioneren.
Omgevingsinvloeden; die zijn niet zo goed te beinvloeden door de organisatie zelf, maar ze
zijn wel van groot belang
Omgevingsfactoren; de omgevingsinvloeden worden ook wel omgevingsfactoren genoemd.
, Partijen. Stakeholders;
- Afnemers; belangrijke partij, de klanten
- Leveranciers; eisen mbt prijs-kwaliteit-levertijd, nationaal en internationaal
- Concurrentie; van organisaties onderling
- Vermogensverschaffers; aandeelhouders, financiële instellingen,
investeringsmaatschappij
- Werknemers; vormen het belangrijkste kapitaal, medezeggenschap
- Belangenorganisaties; belangen van een bepaalde groep behartigen
- Overheidsinstellingen
- Media; belangrijke informatierol
- Machtpositie van partijen; de mate waarin de bovenstaande punten uitgeoefende
kunnen worden.
De macro-omgeving
- Milieufactoren
- Demografische factoren
- Maatschappelijke factoren
- Politieke factoren
- Economische factoren
- Technologische factoren
Milieufactoren; hier: fysisch milieu) Milieu: het geheel van lucht, bodem, water en geluid dat
van invloed is op het welzijn van plant, dier en mens.
Klimaatverandering is een wereldwijd vraagstuk. Een klimaatakkoord van Parijs moet de
opwarming van de aarde tegengaan.
Door veel broeikasgassen in de lucht verandert het klimaat, met grote gevolgen voor flora en
fauna, oogsten en waterstanden.
De verschillende gebieden en de besproken CO2 reductie zijn;
- Woningen; isoleren
- Elektriciteit; energie opwekken
- Industrie; efficiënter gebruik maken van warmte
- Landbouw; minder uitstoot
- Mobiliteit; openbaar vervoer
Strategische aandachtsvelden
1. Het schoonmaken van de huidige activiteiten
2. Het benutten van nieuwe kansen
3. Het werken aan een duurzame toekomst
Technologische factoren; Veel ontwikkelingen in technologische factoren, vooral in
biotechnologie (levende organismen) en ICT.
Informatietechnologie; betreft de toepassing van micro-elektronica en heeft betrekking op de
opslag en bewerking van informatie.