Keuzevak Jeugdstrafrecht
College 1
Voorbereiding maandag 1 maart 2021
Hoofdstuk 1 De ontwikkeling van het Nederlandse jeugdstrafrecht
1.1. Het beginsel: een apart jeugdstrafrecht met gespecialiseerde autoriteiten en instellingen.
Het Jeugdstrafrecht sinds 1905.
Het IVRK sinds 1995.
Uitgangspunt: streven van de verdragsstaten moet gericht zijn op een apart jeugdstrafrecht met
speciale wetten, procedures, autoriteiten en instellingen, artikel 40 lid 3 aanhef IVRK.
Er wordt toezicht gehouden op de naleving van het IVRK door het VN-Kinderrechtencomité.
In 2019 is de General Comment nr. 24 aangenomen, waarin staat dat een staat een effectieve
organisatie nodig heeft voor de jeugdrechtspleging.
1.2. Jeugdstrafrecht in de 19e eeuw
Jeugdbepalingen in het Crimineel Wetboek 1809-1811
Er gold een strafrechtelijke aansprakelijkheid voor kinderen tussen de 12 en 18In .
Twee strafdoelen:
o Afschrik van anderen (dus anderen beletten) – generale preventie
o Eigen verbetering – speciale preventie
Kinderen tot 12 jaar konden niet worden gestraft.
Kinderen 12 tot 15 jaar konden worden ‘getuchtigd’ met maximaal twee maanden opsluiting, of
met kinderlijke straffen.
o Tuchtiging is in deze jaren opvoedingsmaatregel door de rechter.
Jeugdbepalingen in de Code Pénal 1811
In 1813 werd Nederland onafhankelijk, maar dit wetboek bleef gelden.
Jeugdbepalingen waren beperkt.
o Geen ondergrens, wel een bovengrens van 16 i.p.v. 18.
o Geen jeugdstraffen, maar verkorte volwassenstraffen.
Voor het opleggen van een straf moest er sprake zijn een handeling naar een oordeel des
onderscheids.
o Zonder oordeel werd het kind vrijgesproken en teruggegeven aan de ouders of werd hij/zij
naar een verbeterhuis gebracht.
o Uitspraak Zeeuwse zusjes: oordeel des onderscheids werd makkelijk vastgesteld.
Meisjes hadden geen moeder meer, alleen een vader, gingen nooit naar school en waren
vaak alleen thuis. Verdacht van een inbraak bij een oom en diefstal van kleding, naaigerei
en geldbedrag. Meisje van 9 heeft bekend dat ze het deden, meisje van 5 bij verstek
veroordeeld. De rechtbank nam het oordeel des onderscheids aan en veroordeelde tot 7,5
jaar gevangenzetting in een verbeterhuis.
Heel veel oproering door geweest.
Jeugdgevangenissen en verbeterhuizen
Hiervan was sprake vanaf 1825.
Kinderen kwamen in tuchthuizen voor volwassenen terecht. Slechte omstandigheden.
In 1825 zorgde de Reclassering dat er een afdeling kwam voor jeugdige gedetineerden tot 18 jaar.
In 1833 de eerste jeugdgevangenis met een school en onderwijzer.
In 1836 een meisjesgevangenis.
In 1857 een Huis van Verbetering en Opvoeding voor jongens – opvoedelingen.
In 1859 Huis van Verbetering en Opvoeding voor meisjes – hierin zaten ook de ‘Zeeuwse zusjes’.
1
,Keuzevak Jeugdstrafrecht
In 1866 een betere plek met meer lucht en er konden beroepsopleidingen en landarbeid worden
verricht.
In 1878 opvoedelingen werden ook geplaatst in het hierboven genoemde huis, waarbij
veroordeelde en onveroordeelden kinderen en jongeren dus samen zaten.
Jeugdbepalingen in het WvSr en het rijksopvoedingsgesticht
Vanaf 1886 werden verbeteringen doorgevoerd in het recht. Er kwamen meerdere jeugdbepalingen.
Minister Modderman heeft hiervoor gezorgd en was ook tegen de manier waarop de Zeeuwse
zusjes zijn veroordeeld. Hij vond het bizar.
o Er werd door hem een ondergrens voor strafrechtelijke vervolging ingevoerd, namelijk
minimaal 10 jaren oud.
o Wel nog het oordeel des onderscheids behandelen tijdens de berechting.
Enige verandering: wanneer er geen sprake van was, kon alleen een plaatsing in
een opvoedingsgesticht worden gelast in geval van bedelarij, of op verzoek van
de burgerlijke rechter of van het OM.
Maximale termijn voor de straf is zes jaren, omdat indien een kind na 6 jaar niet was verbeterd, het
ook niet meer zal verbeteren.
o Let op: niet ingevoerd, maar de wetgever gaf de mogelijkheid om ‘tussentijds’ te
beëindigen.
De NJV-vergadering van 1895 en de oprichting van Pro Juventute
In 1889 hebben Van Liszt, Prins en Van Hamel de IKV opgericht, waarin de behandeling van
jeugdigen verdachten en verwaarloosde kinderen hoog op de agenda stond.
o Het zou te maken hebben met de pedagogiek en opvoedingskunst,
Tijdens de NJV keken ze naar de vraag:
“Is wijziging en aanvulling van onze wetgeving nodig met betrekking tot het overtreden van de
strafwet door jeugdige personen; en in welke zin?”
o Het oordeel des onderscheids moest worden geschrapt.
o Ondergrens moet worden verhoogd van 10 naar 12 jaar.
o Bovengrens moet worden verhoogd van 16 naar 18 jaar.
o Invoering van dwangopvoeding als straf, waarbij gekozen moet worden tussen rijks- of
particulier opvoedingsgesticht. Ook ontzetting uit ouderlijke macht moest mogelijk
worden.
o 2 nieuwe sancties, berisping en schoolstraffen, waarbij de leerplicht er moest komen.
In 1896 werd de vereniging Pro Juventute opgericht.
o Doel: jeugdcriminaliteit bestrijden door invoering van een zogenaamd patronagestelsel.
Waarbij een patroon werd aangewezen die als vrijwilliger een kind onder zijn of haar
hoede nam en dat in zijn eigen gezin begeleidde als alternatief voor strafrechtelijk
ingrijpen.
Begeleiding patroon werd boven vervolging geplaatst. Advocaten pleitten vaak
voor de patroon.
1.3. Jeugdstrafrecht in de 20ste eeuw
Invoering van Kinderwetten in 1905
Het werd mogelijk om ouders uit het ouderlijk gezag te ontzetten of ontheffen, zonder dat er een
strafrechtelijke veroordeling nodig was.
Door de komst van de Strafrechtelijke Kinderwet kwamen er aparte jeugdsancties en aparte
procedureregels voor jeugdigen die werden verdacht van het plegen van een strafbaar feit.
Criterium oordeel des onderscheids werd definitief geschrapt.
2
, Keuzevak Jeugdstrafrecht
Ondergrens werd geschrapt.
Ontstaan van gespecialiseerde autoriteiten en instellingen
1918: Kinderpolitie werd opgericht in Rotterdam.
Taak was het tijdig en preventief ingrijpen als jeugd dreigde af te glijden. Half politie, half
pedagoog.
1920: Kinderrechter kreeg plaats in de wet, tezamen met de ondertoezichtstelling en de
jeugdbeschermingsmaatregel.
Patronage kreeg een wettelijke grondslag.
Kinderrechter had een belangrijke beslissende en toezichthoudende taak.
1922: officier kon afzien van vervolging in de zaken waar het ging om jeugdigen. Hij kon hieraan
voorwaarden stellen, maar wel met machtiging van de kinderrechter.
1954: Raad voor Kinderbescherming kreeg een rol bij overleg tussen kinderrechter en OvJ
(driehoeksoverleg).
Kreeg taken als voorlichting over de persoonlijke omstandigheden van betrokken jeugdige,
advisering over de tul van jeugd-tbs en toezicht op de naleving van de gestelde voorwaarden in het
kader van de voorwaardelijke straf of de voorwaardelijke ivs.
Herziening van 1965: het jeugdstrafrecht als onderdeel van de kinderbescherming
In 1955 werd de herziening ingediend. Het jeugdstrafrecht onderging wijzigingen in leegtijdsgrenzen en
toevoeging van bepaalde straffen.
Invoering plaatsing in een inrichting voor bijzondere behandeling (PIBB).
Ook door deze herziening de huidige ondergrens van 12 jaar bepaald. Zie ook uitwerking onder 2.2.
Herziening van 1995: jeugdigen als rechtssubject en aanpassing aan het commune strafrecht
Volgens commissie Anneveldt hadden jeugdigen minder rechtswaarborgen dan de volwassen verdachten.
De commissie wilde het allemaal gelijktrekken. Er waren twee straffen ontwikkeld:
Jeugddetentie
PIJ-maatregel
Halt-afdoening.
De afbouw van gespecialiseerde autoriteiten en instellingen
De rol van de kinderrechter werd in 1995 erg ingeperkt.
De zaken omtrent een PIJ-maatregel, jeugddetentie van minimaal 6 maanden en andere
ingewikkelde zaken werden afgedaan door de meervoudige kamer.
Bij voorlopige hechtenis was de kinderrechter nog wel belangrijk.
Ook de politie had het specialisme jeugd niet meer op de voorgrond. Wel kwamen in de jaren ’80 een
aantal bureaus Halt. In 1995 wettelijk geregeld.
1.4. Jeugdstrafrecht in de 21ste eeuw
Nederland kende al toepassing van de Bejing Rules en de Havana Rules, maar daarna ook het IVRK .
Ratificatie IVRK
Het IVRK heeft het belang van jeugdigen voorop gesteld en gaf aan dat wetten, procedures, autoriteiten en
instellingen juist goed moeten zijn in elke staat.
Het land moet de meest gunstige bepaling kiezen voor het kind, artikel 41 IVRK.
3