Bouwkunde 1 samenvatting
4.1
Installatietekeningen:
Worden gemaakt om de ligging, benaming en afmetingen van leidingen, lichtpunten,
kabels, plaats van ketels, radiatoren en liftinstallaties aan te geven.
Sparingstekeningen:
Worden gemaakt om de sparingen door vloeren, muren of daken aan te geven.
Revisietekening:
Deze tekening wordt achteraf gemaakt, omdat er veranderingen noodzakelijk zijn als
het tijdens de uitvoering anders is dan voorzien.
Parallelle projectie:
Tekening met groot dieptewerking.
Perspectieftekening:
Elke tekening geeft het voorwerp op een verschillende manier weer.
BIM (Building Information Modeling):
3D systeem waar iedereen die met het project mee doet in kan werken. Uiteindelijk
kan je er 4D van maken.
4.2
Normalisatie:
Toepassen van regels om orde te stellen in de maatschappij.
6.1
Bouwproces activiteiten:
1. Initiatieffase: programma van eisen.
2. Ontwerpfase: voorlopig ontwerp, definitief ontwerp, bestektekeningen en
berekeningen, bestek, werktekeningen.
3. Prijsvormingsfase: aanbestedingsprocedure, gunning.
4. Uitvoeringsfase: werkvoorbereiding, uitvoering, oplevering.
5. Exploitatie- of gebruiksfase: meerjaren onderhoudsplanningen.
6. Transformatie of herontwikkeling.
7. Sloop.
Aannemer:
De natuurpersoon of rechtspersoon aan wie het werk is opgedragen.
Aannemingssom:
Het bedrag, waarvoor de aannemer zich heeft verbonden het werk tot stand te
brengen. (zonder omzetbelasting).
,Bestek:
De beschrijving van het werk, de daarbij behorende tekeningen, de voor het werk
geldende voorwaarden, de nota van inlichtingen en het proces-verbaal aan
aanwijzingen.
Bouwstoffen:
De in het werk te brengen materialen, voorwerpen, onderdelen, installaties of
onderdelen daarvan, grond van allerlei soort dergelijke.
Opdrachtgever:
De natuurlijke of rechtspersoon die het werk opdraagt.
Overeenkomst:
De tussen opdrachtgever en aannemer tot stand gekomen overeenkomst van
aanneming van werk.
UAV:
Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van
technische installatiewerken 2012.
Primaire planning:
De werkbegroting en het tijdschema zijn hier een onderdeel van.
Werkbegroting:
Bouwvoorbereiding, fundering, ruwbouw en afbouw. Aan de hand van een
werkbegroting worden diverse schema’s gemaakt, deze horen bij de secundaire
planning. Schema’s:
- Terreinplan: Hierin staat waar al het materiaal enz. wordt geplaatst.
- Materiaalplan: Hierin staat welk materiaal wanneer aanwezig moet zijn.
- Materieelplan: Hierin staat wanneer een bepaald type bouwkraan enz. nodig
is.
- Personeelsplan: Hierin staat hoeveel mensen er van een bepaalde vakgroep
nodig zijn.
Tijdstrook:
Van alle bouwactiviteiten wordt een benodigde tijdstrook vastgelegd.
Prognoseschaal:
Worden de niet werkdagen vastgelegd.
6.3
Normale logische uitvoering:
1. Uitzetten en maatvoeren: plaats en afmetingen bepalen van het bouwwerk op
het bouwterrein.
2. Grondwerken: uitgraven bouwput.
3. Bekistingen: maken bekisting voor kelder of fundering.
4. Fundering: leggen van wapeningstaal, storten van beton en aanbrengen van
de riolering.
5. Metselwerk: metselen van binnen- en buitenmuren.
, 6. Bodemafsluiting: laag beton, zand of schelpen die bodemgassen in de
kruipruimte moet voorkomen.
7. Beganegrondvloer: vloer die in het werk wordt gestort of door een
vloerfabriekant wordt geleverd.
8. Stelwerk: Op de juiste plaats aanbrengen van onder andere ramen, deuren en
kozijnen om deze vervolgens in te kunnen metselen.
9. Verdiepingsvloer: zie beganegrondvloer.
10. Daken: onder te verdelen in platte en hellende daken, elk met hun eigen
dakafwerking.
11. Stukadoors, tegelzetters- en loodgieterswerken: Afwerken van de wanden
met stukadoors- of tegelwerk.
12. Aftimmeren en schilderen: aanbrengen van afwerklatten rond kozijnen,
trappen, plafonds enz.
Hoorcollege 1 (7.1 en 7.2)
Verstening:
Van de huizen vond plaats in de middeleeuwen.
1851:
Eerste woningbouwvereniging in Amsterdam. Zorgt voor panden die arbeiders en
hun gezinnen goede en gezonde woonplaats aanschaffen tegen lage huurprijs.
1901:
Woningwet om de huisvesting van arbeiders te regelen. Er ontstonden
woningcorporaties voor sociale woningbouw.
Plaggenhutten:
Waren te vinden in de armste gebieden van Nederland. Hut gemaakt van rotzooi.
(woningwet verbood deze hutten).
In 1992 is de woningwet geheel herzien:
- Bouwbesluit: veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en energiezuinigheid
- Bouwverordening: sloopvergunning, verontreinigde grond.
- Welstand: gemeenteraad stelt een welstandsnota vast.
- Bouwvergunning: bouwvergunning/ bouwvergunning plichtig.
Wet Ruimtelijke Ordening (Wro):
Rijk/provincie/gemeente: bevoegdheid om ruimtelijke plannen te stellen. Hiervan is
het bestemmingsplan het belangrijkste instrument, dat ook juridisch bindend is.
Wet Algemeen Bepalingen Omgevingsrecht (WABO):
Een groot aantal regels voor activiteiten zoals bouwen en wijzigingen van
monumenten is samengebracht in deze wet. In een vergunning, de
omgevingsvergunning, worden de verschillende vergunningsprocedures
gecoördineerd.
Bouwbesluit:
De gemeente toetst of bouwplannen voldoen aan het Bouwbesluit tijdens de
beoordeling van een aanvraag voor een omgevingsvergunning.
, Bouwbesluit (2012):
Staan de minimale eisen vastgelegd waaraan je tijdens het maken van een gebouw
moet voldoen. Gerant voor veiligheid en gezondheid en houden rekening met het
milieu, energiezuinigheid en het gebruikscomfort.
Gebruiksfuncties:
Per gebruiksfunctie worden andere eisen gesteld.
- Woonfunctie: hieronder vallen vrijstaande woningen, flat enz.
- Bijeenkomstfunctie: Theater, casino enz.
- Celfunctie: gevangenis, kamers in een instelling enz.
- Gezondheidsfunctie: alles met gezondheid.
- Industriefunctie: Werkplaats, fabriek enz.
- Kantoorfunctie
- Logiesfunctie: Hotel enz.
- Onderwijsfunctie
- Sportfunctie
- Winkelfunctie
- Overige functies: bushokje enz.
- Bouwwerken geen gebouw zijnde: brug, tunnel, erfafscheiding, standbeeld,
windturbine enz.
Bouwstijlen:
- Romaanse bouwstijl (1000-1250): Woningen hout, kerken basiliekbouw, basis
rechthoek, kleine rondboogvensters, kapiteel rond/ vierkant.
- Gotische bouwstijl (1150-1550): benadrukken van verticale lijnen, afwisseling
baksteen en natuursteen, streven naar grote vensters, splitsbogen,
luchtboogfiguren, steunbergen, kruisribgewelven en spitsbogen, bekroning
door pinakels, toepassing rooster/ radvenster.
- Renaissance (1520-1625): Italiaans, harmonieus, horizontaal karakter,
omlijsting van pilasters of halfzuilen met fronton, laatklassieke zuilen met
basement en kapiteel dagen rondbogen, tegen hoge muren worden de 3
zuilen orden boven elkaar aangebracht en worden gescheiden door
horizontale kroonlijsten, Houten plafonds in vakken verdeeld, graatgewelven
of tongewelven, klassieke decoratieve vormen, koepelbouw word hersteld,
triomfboogmotieven als portaal.
- Barok/ Rococo (1600-1750): golvende bewegingen en ovalen, halsgevel/
klokgevel, kroonlijsten, wapenschilden, versiering krullen, c-vormig,
beeldhouwwerk in gevels, interieur spiegelend, lak, glanzend.
- Classicisme / Lodewijk XVI-stijl (1750-1800): Reactie op de zwierige vormen
van de barok/ rococo, afzetten tegen overdadige versieringen, sobere gevels,
symmetrie, vaak witgespierde gevels, toepassingen van klassieke elementen
als frontons, kroonlijsten, zuilen.
- Jugendstil (1880-1914): uitbundige decoraties, gekleurde mozaïeken,
asymmetrische ornamenten, vloeiende lijnen, contrastwerking tussen licht en
donker, motieven van fauna en flora, hoektorens, topgevels, dakkapellen,
balkons en loggia’s, figuratieve tegeltableaus, gietijzer.
- Amsterdamse School (1905-1940): Uitdrukking, decoratief metselwerk,
golvend metselwerk, kleurencombinaties, versiering gevels en andere
materialen, zwaar kozijnhout.