Inhoud
Prins et al., hoofdstuk 1 ....................................................................................................................... 1
Prins et al., hoofdstuk 2 ..................................................................................................................... 10
Prins et al., hoofdstuk 3 ..................................................................................................................... 17
Prins et al., hoofdstuk 4 ..................................................................................................................... 23
Prins et al., hoofdstuk 5 ..................................................................................................................... 29
Prins et al., hoofdstuk 6 ..................................................................................................................... 34
Prins et al., hoofdstuk 7 ..................................................................................................................... 38
Prins et al., hoofdstuk 8 ..................................................................................................................... 43
Prins et al., hoofdstuk 9 ..................................................................................................................... 47
Prins et al., hoofdstuk 10 ................................................................................................................... 50
Prins et al., hoofdstuk 11 ................................................................................................................... 52
Prins et al., hoofdstuk 12 ................................................................................................................... 57
Prins et al., hoofdstuk 1
Hoofdstuk 1
Geschiedenis van de gedragstherapie bij kinderen en jeugdigen
Jean-jacques Rosseau legde de nadruk op het principe ‘leren door te doen’. De eerste echte
doorbraak van een gedragstherapeutische aanpak vond plaats toen gedragstherapeuten zich vooral
op de behandeling van ernstige ontwikkelings- en gedragsgestoorde kinderen in residentiële centra
werden geplaatst. Bij deze kinderen werd gedragstherapie toegestaan. Deze eerste
gedragsverandering s programma’s waren vooral gericht op het terug dringen van bizar en
zelfverwondend gedrag en op het stimuleren van sociale vaardigheden en zelfredzaamheid bij
verstandelijk gehandicapten kinderen, of op het systematisch aanleren van taal bij ernstig autistische
kinderen. geleidelijk begon dekinderen gedragstherapie echter een ruimer toepassingsgebied te
krijgen. Ook minder ernstig gestoorde kinderen werden gedragstherapeutisch behandeld.
Men spreekt van 3 generaties gedragstherapie. De eerste generatie was van de jaren 60 tot 80 van
de vorige eeuw. Het was vooral gericht op het uiterlijk waarneembare gedrag. Operante en klassieke
principes vormde de basis van de gedragstherapeutische interventies. Waarneembaar gedrag en
interactie met specifieke omgevingskenmerken stonden centraal in de analyse en de behandeling
van probleemgedrag van kinderen en jeugdigen. Bandura voegde een belangrijke dimensie toe aan
de tot dan toe voornamelijk operante benadering. Zijn nadruk lag op de modelfunctie van ouders en
leeftijdsgenoten bij het veranderen van probleemgedrag (sociale leertheorie). Men benadrukte in
deze generatie de leermodellen van symptoomontwikkeling en symptoomverandering, de directe
behandeling van deze symptomen/klachten, de evidence base van de effectiviteit van deze
behandelingen en de afwijzing van psychodynamische en niet op leerprincipes gebaseerde
benaderingen.
,De tweede generatie gedragstherapie was tijdens de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw. Het gaat er
van uit dat cognities in de vorm van gedachten of zelfs spraak niet langer bijverschijnselen zijn van
uiterlijk waarneembaar gedrag, maar functionele onderdelen in de gedragsketen. Zij betrekt
cognities nadrukkelijk in de analyse en de aanpak van het probleem gedrag. De vormen van cognitief
leren, zoals sociaal leren, regel gestuurd gedrag, is tractie leren en problemen oplossen naast het
leren van betekenissen, doen hun intrede in de gedragstherapie en worden onderwerpen van
assessment en behandeling. Men werd het erover eens dat deze vormen van leren eveneens uit
mentale gedrag sequenties bestaan en dus integraal deel uitmaken van de gedragstherapeutische
benadering, en werd de cognitieve gedragstherapie geboren. Gedragstherapeuten gingen concepten
als schema’s, irrationele cognities en dergelijke gebruiken, samen met procedures en instrumenten
om deze entiteiten te meten. Veranderingen van denken en het aanleren van specifieke gedachten
van nieuwe betekenissen ging een centrale rol spelen in de gedragstherapie. De moderne
gedragstherapie bij kinderen en jongeren speelt nu nog sterker dan toen op de cognitieve en verbale
mogelijkheden van kinderen en jongeren. Naast het veranderen van de inhoud van gedachten, het
aanleren van nieuwe betekenissen of cognitieve strategieën, besteedt men tegenwoordig in
toenemende mate aandacht aan de veronderstelde onderliggende informatie verwerkingsprocessen,
zoals verstoorde of vertekende aandacht processen, interpretatie processen en geheugen processen
en de mogelijkheden om deze via training te beïnvloeden.
Eind de jaren 90 van de vorige eeuw begon de derde generatie gedragstherapie. Deze nieuwe
behandelvormen richten zich minder op het direct veranderen van het denken, voelen, en doen, of
op de inhoud en de vorm van het denken, maar meer op de functie ervan en de context waarin het
zich afspeelt. Naast de rationele waarbij de CGT vooral ingaat op het veranderen van gedachten,
gevoelens en gedrag, kwam er een rationale bij die eerder gericht is op het aanvaarden, verdragen
en afstand nemen. Daarbij wordt veel gebruik gemaakt van zintuigelijk bewust worden,
ervaringsgerichte strategieën ,relaxatie en verwante emotieregulatie strategie alsook integrerende
technieken van uiteenlopende origine.
Kenmerken
Gedrag omvat alle waarneembare motorische en sociale gedragingen. maar ook gedachten worden
ertoe gerekend. Daarnaast zijn ook de betekenissen en cognitieve schema s voorwerp geworden van
gedragstherapeutische assessment en behandeling. Ten slotte houdt de gedragstherapie zich bezig
et gevoelens, Waarmee dan ook steeds bepaalde gedachten en handelingen verbonden zijn. Wat de
(cognitieve) gedragstherapie bij kinderen van andere interventiemethoden onderscheidt, valt niet
gemakkelijk aan te geven, maar er zijn enkele specifieke kenmerken. Een daarvan is het
ontwikkelingsperspectief. De kindergedragstherapeut houdt rekening met het feit dat het kind in
ontwikkeling is. daarom wordt het problematisch functioneren ook vanuit een
ontwikkelingsperspectief bekeken. Bijvoorbeeld in termen van ontwikkelingstaken die het kind met
succes moet leren uitvoeren.
Een ander kenmerk is het samenwerken met ouders, leerkracht en context. Omdat kinderen en
jongeren in een gezin leven, kunnen gezinsleden een rol in de behandeling vervullen. Voor ouders is
het belangrijk om te weten dat interactiepatronen kunnen bijdragen aan het instandhouden van het
problematisch gedrag en ook aan de verbetering ervan. Samenwerking is ook noodzakelijk om het
kind of de jongere gezamenlijk te ondersteunen in het blijven uitvoeren van de gedragsadviezen.
Opvoeders kunnen ook fungeren als participerende observatoren om de ernst en aard van de
problemen vast te stellen. Bovendien kunnen ze bij de behandeling als cotherapeuten worden
ingeschakeld. Nog kenmerkend is dat gedragstherapie wordt gezien als een probleemoplossend
proces. Maar ook niet praten, maar doen is kenmerkend. Kinderen leren vooral door te doen, meer
,dan door te praten. Om therapie zo aantrekkelijk mogelijk te houden, dragen de therapiesessies dan
ook een speelser karakter dan bij een volwassene.
De therapeut als coach staat ook centraal. Een coach is een persoon die op basis van ervaring
iemands vaardigheden versterkt en zijn ontwikkeling leidt. De coach helpt doelen te bereiken. De
therapeut zegt niet hoe je iets moet doen, maar leert het kind zelfstandig na te denken en ook zelf
naar oplossingen te zoeken.
Indicatie: gedragstherapie of niet?
De jeugdhulpverlening wordt in toenemende mate gestuurd door evidence-based behandelen.
Momenteel worden bij voorkeur werkzaam gebleken behandelmethoden toegepast. Meestal zijn dat
gedragstherapeutische methoden en technieken. Men kiest dikwijls voor gedragstherapie om belt
men evidence-based wil werken. Echter is er een proces dat hieraan voorafgaat, namelijk de
empirische cyclus. Beginnend bij de concretisering en objectivering van een probleem, de andere
studenten en de consequente n die het gedrag uitlokken of in stand houden, dat bepaalt of men de
hulpverlening als een gedragstherapeutisch proces kan zien. De vraag of kindergedragstherapie
geïndiceerd is, is mede afhankelijk van de doelstelling van de therapie. Gedragstherapeutische
interventies zijn gericht op de uitbreiding van de gedragsmogelijkheden van kinderen en
adolescenten en de ouders. Ook zijn ze gericht op de wijze waarop informatie verwerkt wordt of op
de hantering, opheffing of vermindering van emotionele problematiek. Gedragstherapie levert ook
de middelen om complexe problematiek uiteen te rafelen tot meer hanteerbare deelproblemen.
Overwegingen bij het gedragstherapeutisch proces
het gedragstherapeutische proces is op te vatten als een verzameling van min of meer
samenhangende keuzemomenten waarop therapeut en cliënt bepalen hoe zij veder gaan met de
behandeling. Kindergedragstherapie wordt daarbij gekenmerkt door enkele specifieke
keuzemomenten. Het therapieproces kan niet uitsluitend als een individueel veranderingsproces bij
het kind of de jongere beschouwd worden. Naast de ouders worden soms andere gezinsleden bij de
behandeling betrokken. waar nodig zal tegelijkertijd op verschillende fronten gewerkt worden.
Afhankelijk van de problematiek, ligt het accent op de behandeling van het kind, van de ouders of
andere opvoeders, of van het hele gezin. Soms kan behandeling los van een groep juist zinvol zijn.
Bij jongere kinderen is er al direct bij het begin van de behandeling een belangrijk verschil, doordat
het kind niet degene is die zichzelf aanmeldt voor de behandeling, terwijl een adolescent zichzelf
aanmeld. Bovendien is een belangrijk onderscheid dat er via verschillende invalshoeken gewerkt kan
worden. In de uitvoerende fase bepaalde de keuze wie er bij de benadeling betrokken wordt in
belangrijke mate het verloop van het verdere behandelingsproces.
Fase 1: kennismaking
Al bij de kennismaking zal de gedragstherapeut direct inspelen op het uitgebreidere cliëntsysteem
naast het eigene van het kind. Wie moet er worden uitgenodigd bij het eerste gesprek? Op welke
wijze kan het kind het beste bij de behandeling betrokken worden? In elke therapie met kinderen en
jongeren moet worden beslist hoe de ouders bij het veranderingsproces betrokken kunnen worden.
Dit hangt af van het probleem, de leeftijdsfase, en de betrokkenheid van de ouders bij het probleem.
Ouders van kinderen met gedragsproblemen leren bijvoorbeeld het gedrag van hun kind beter te
monitoren, terwijl ouders van angstige kinderen leren om minder gevoelig te zijn voor mogelijke
gevaren en om hun kind meer los te laten. In sommige gevallen moeten de ouders bij de sessies van
, hun kinderen aanwezig zijn, terwijl zij in andere gevallen er juist beter niet bij kunnen zijn door de
leeftijd. Op welke manier moeten de ouders worden betrokken?