Microbiologie – Week 1
Leerdoelen Week 1
1. Onderscheidt bacteriën op basis van unieke kenmerken
2. Beschrijft een groeicurve van een bacterie en kent de kenmerken van de fases
3. Onderscheidt bacteriën op basis van specifieke kenmerken (morfologie, G+ G-, sporen, toxinen,
zuurstofbehoefte)
4. Kan 8 pathogene bacteriën1 indelen in G+ en G-
5. Kent de wijze van naamgeving bij micro-organismen
Introductie Microbiologie
- Over Microbiologie en de Microscoop
o Microbiologie:
§ Het is de biologie van micro-organismen (kleine beestjes van 1 duizendste mm). Alleen te zien
met microscoop.
§ Dit vak houdt zich bezig met de levensmiddelen microbiologie: mo’s die zich bevinden in onze
levensmiddelen en de gevolgen hiervan (van fermentatie tot ziektes). De nuttige mo’s zorgen
voor fermentatie. De lastige mo’s zorgen voor bederf (niet per se gevaarlijk). De gevaarlijke
mo’s zijn ziekteverwekkers ookwel pathogenen genoemd. Deze kunnen leiden tot
voedselinfectie (invasie i/d darm) en/of voedselvergiftiging in voedsel.
§ Binnen de levensmiddelen microbiologie ligt de focus op het minimaliseren en uitsluiten van de
gevaarlijke mo’s. Denk aan waarom je handen wassen belangrijk is, waar zwangere vrouwen
op moeten letten (niet te veel van binnen), etc.
o Microscoop:
§ Begin de 17e eeuw maakte Antonie van Leeuwenhoek een zelfgemaakte lichtmicroscoop.
Hiermee kon hij weliswaar het beeld tot 118 keer vergroten (tegenwoordig al richting de 200).
Er bestaat ook een andere soort microscoop, waarmee men virussen kan bekijken (nog
kleinere deeltjes), genaamd een elektronenmicroscoop (die wel tot 50 miljoen keer kan
vergroten, hiervoor worden elektronenbundels ipv lichtbundels gebruikt).
§ Antonie kwam er zo achter dat deze beestjes verschillende vormen hebben op kleine schaal.
Van stipje tot langgerekt beestje.
L1. Onderscheidt bacteriën op basis van unieke kenmerken (KC: Cel en Groei)
- Over unieke kenmerken
o De unieke kenmerken van bacterie zijn cel en groei.
o Microbiologie gaat over alles wat je niet ziet met het blote oog: bacteriën, wieren, schimmels en
algen. Virussen vallen hierbuiten, omdat zij zich niet kunnen vermeerderen in voedsel.
o Micro-organismen in levensmiddelen:
§ Bacteriën (Lactobacillus Plantarum)
§ Schimmels (Aspergillus Flavus)
§ Gisten (Saccharomyces Cerevisae)
o Waar komen mo’s vandaan?
§ Hel leven op aarde is ingedeeld in 3 domeinen. Organismen zijn om deze reden te verdelen in
dezelfde 3 domeinen: bacteria, archaea en eukaryota. Alle 3 de domeinen hebben een
gezamenlijke voorouder/bron. Maar verschillen wel van elkaar (zie foto). De 3 domeinen zijn
weer onder te verdelen in prokaryoten en eukaryoten.
1
,• Prokaryoten: Bacteria en Archaea, ookwel de oerbacteriën.
o De domeinen bestaan helemaal uit eencellige mo’s; hebben geen celkern, geen
organellen.
o Prokaryoot wil zeggen dat de organismen geen celkern bevatten.
o Prokaryoten Bacteriën/Archae
§ Belangrijkste kenmerk: geen celkern
§ Bevat voor de genetische eigenschappen wel DNA. Echter is dit is niet
geconcentreerd tot de celkern, maar zweeft het rond in de gehele cel.
• Eukaryoten: Eukaryota.
o Eukaryota zijn organismen met een celkern en organellen, behoort hierom tot de
eukaryoten.
o Eukaryoot wil zeggen, organismen met celkern.
o Eukaryota is het enige domein waarin meercellige en (met het blote oog) zichtbare
organismen voorkomen zoals mensen, dieren, planten en bomen.
o Mensen en dieren bestaan ook uit eukaryote cellen, alleen hebben die als
uitzondering geen celwand zoals planten en bomen. Ze hebben wel celmembraan.
o Eukaryoot: gisten, schimmels, plant, dier en mens.
§ Belangrijkste kenmerk: heeft een celkern
§ DNA zit in celkern.
§ Het mitochondrium, de celkern en het endoplasmatisch reticulum zijn als het ware
de basis organen van de cel, deze zorgen ervoor dat de cel zijn werk kan doen
(leven, voedingstoffen opnemen, slechte stoffen uitscheiden, energie, werking).
2
, § Overeenkomsten en verschillen
- Andere unieke kenmerken: hoe vermeerderen ze zich en hoe gedraagt de cel zich.
o Schimmels (eukaryoot): vermeerderen zich door sporulatie, oftewel spoorvorming.
§ Spoorvorming: sporen worden geproduceerd door de schimmel zelf. Het zijn een kleine zaden
waaruit nieuwe schimmels kunnen groeien.
§ Schimmels komen overal algemeen voor in de grond en water. En zien we daardoor veel terug
in/op planten. Schimmels hebben om deze reden ook een grondachtige nasmaak (denk aan
de tempeh, tofu, schimmelkaas).
§ Zie pagina 62 van VV 3e druk (boek).
o Gisten (eukaryoot): vermeerderen zich door knopvorming (budding).
§ Knopvorming/budding: In de celwand vormt zich een gistcel welke groeit en zich afsplits in
twee cellen.
3
, § Gistcellen zijn groter dan een bacterie (10 um; 5-10 keer groter dan een bacterie).
§ Kan zich eigenlijk zowel door sporenvorming als knopvorming voortplanten (zie pagina 60 VV
3e druk)
o Bacterie (prokaryoot; geen celkern): vermeerdering zich door deling
§ Bacterie vermenigvuldigt zich bij een omgeving die prettig voelt, een temperatuur die gunstig is
en als er voldoende voeding is.
§ Deling: zie leerdoel 2
L2. Beschrijft een groeicurve van een bacterie en kent de kenmerken van de fases (KC:
Logaritme)
- Over de vermeerdering van bacteriën door deling
o Het vermenigvuldigen van bacteriën vindt plaats in een omgeving waar voeding zit. Vindt niet
makkelijk plaats op droge plekken, maar vaak in oplossing waar het in contact komt met water. Bij
eten verloopt dit langzamer als bij dranken, bij de goede temperatuur.
o Vermeerdering door deling gaat aan de hand van exponentiële groei: 1-> 2 -> 4 -> 8 -> 16 -> …
§ Kortom de formule: Nt = N0 x 2n
o Omdat meer te kunnen halen uit een grafiek over de deling van een bacterie gedurende een
tijdsperiode (x), wordt er gebruik gemaakt van een logschaal. Deze zoomt als het ware meer in op
wat er gebeurt vanaf de boog naar boven toe (van constant naar groei).
4