Hoofdstuk 1: De sociaal werker als antropoloog
1.2 culturele antropologie
Culturele antropologie als wetenschap is ontstaan in de tijd van de industriële revolutie. Er was spraken van
kolonialisme. Door grote concurrentie werden gebieden als grondstoffenleverancier en afzetgebied zo veel
mogelijk veroverd. Na 1850 was het niet alleen meer een handelspost maar werd er ook politieke invloed
uitgeoefend, dit wordt ook wel het modern imperialisme genoemd. De drie motieven hiervoor waren:
behoefte aan grond stoffen, de afzetmarkt en het opbouwen van een groot koloniaal rijk.
Een deel van de Europeanen vond het vanzelfsprekend om te denken dat de blanke Europeanen superieur
waren. Zo vonden ook antropologen dat zij de taak hadden om in de rest van de wereld óók voor de
vooruitgang te zorgen die het leven in de westerse wereld aangenamer had gemaakt.
1.3 cultuur
Culturele antropologie bestaat uit drie woorden:
Kolere= cultuur, antropos= mens, en logos= wetenschap.
Een cultureel antropoloog bekijkt de mens als een cultureel wezen.
Cultuur verwijst naar het algemene patroon van menselijke activiteit en de symbolische structuren die deze
activiteit betekenis geven. In ruime zin wordt het gezien als alles wat door de samenleving wordt
voortgebracht, materieel en immaterieel. In ergere zin wordt cultuur gezien als ambacht, kunst, religie en
wetenschap.
Kenmerken van cultuur:
- Cultuur is aangeleerd: het wordt niet overgeërfd via de genen. Cultuur wordt aangeleerd door de
sociale omgeving. Cultuur is een uiting van hoe wij betekenis geven aan de wereld om ons heen. Die
betekenisgeving is nodig om de wereld om ons heen te begrijpen.
- Cultuur is aan verandering onderhevig: cultuur is veranderlijk. De globaliserende wereld heeft culturen
strek veranderd. We spreken dan ook wel van creolisering van culturen, wederzijdse beïnvloeding van
culturen waardoor een nieuwe samengesmolten cultuur ontstaat. Er kan sprake zijn van een
transnationale identiteit, met verschillende landen betrokken en loyaal zijn.
- Cultuur is situationeel bepaald: er bestaan vele subculturen waardoor je als mens tot meerdere
groepen behoort, al deze subgroepen hebben een eigen cultuur. We spelen verschillende rollen in
verschillende omgevingen.
1.4 veldwerk en participerende observatie
Veldwerk, het volk van binnenuit bestuderen door zich langdurig onder te dompelen in hun leven. We spreken
dan ook wel van een emic-perspectief. Dit wordt ook wel een insidersperspectief genoemd, dat uitgaat van
onderzoek vanuit de persoonlijke ervaring of de cultuur waarvan de onderzoeker deel uitmaakt.
Participerende observatie, bestaat uit meedoen en waarnemen. Door actief mee te doen aan het normale
leven probeert de veldwerker het vertrouwen te winnen van de lokale bevolking en te bereiken dat hij het
sociale leven zo authentiek mogelijk kan waarnemen.
Antropologen maken onderscheid tussen frontstage en backstage. De frontstage identiteit van iemand is de
publieke identiteit die mensen graag laten zien. De backstage identiteit van iemand is de privé identiteit, die
mensen liever voor zichzelf houden en niet zo snel laten zien.
Over het algemeen geldt de regel dat hoe langer je verblijft in een bepaalde gemeenschap, hoe meer kans je
hebt om door te dringen tot de backstage-identiteit van mensen.
Observeren is opzettelijk, doelgericht en systematisch waarnemen. Je kan gestructureerd of ongestructureerd
en participerend of niet-participerend observeren.
Participerende observatie wordt vooral gebruikt om toegang te krijgen tot onbekende populaties. Het doel van
participerende observatie is te onderzoeken of mensen hetzelfde doen als dat ze zeggen.
1.5 Thick description en het wezen van de Ander
Thick despription is het geven van uitgebreid beeld, door veelomvattende en gedetailleerde beschrijvingen.
Door een fenomeen in voldoende detail te beschrijven, kan men kijken of de bevindingen ook op andere tijden,
situaties en mensen toepasbaar is.
,De antropoloog is een nieuwsgierig, open figuur die zich verwondert, in plaats van oordeelt. Om tot het wezen
van de ander door te dringen en de ander van binnenuit te begrijpen, probeert de antropoloog zo veel mogelijk
de wereld vanuit de positie van de ander te bekijken en te doen alsof hij de ander is.
Empathie is een ander woord voor inlevingsvermogen. Empathie is een cruciale kwaliteit van een antropoloog.
Het zichzelf kunnen verplaatsen in de ander draagt bij tot het kunnen begrijpen van emoties van anderen en
tot de communicatie van de ander.
1.6 veldwerk en outreachend werken
Om preventief problemen te voorkomen, moeten sociaal werkers ook steeds zichtbaarder worden in de wijken.
Binnen het sociaal werk noemen we dit ook wel outreachend werken.
Een belangrijke grondlegger van het outreachend werken was de Schot Thomas Chalmers. Hij raadde de armen
af om een beroep te doen op de institutionele armenzorg, omdat hij ervan overtuigd was dat onderlinge
buurtsolidariteit en opvoedondersteuning door sociaal werkers veel effectiever zouden zijn. Vanuit deze visie
kwamen er ‘friendly visitors’, zij diende de situatie in kaart te brengen en bepaalde competenties bij te
brengen. Dit noemen we ook wel normatief sociaal werk, waarbij de sociaal werker vanuit een superieure
positie de cliënten ‘beschaafder’ probeerde te maken.
Dit superioriteitsgevoel en de behoefte mensen beschaving bij te brengen is afkomstig van het evolutionisme
van de bekende bioloog Charles Darwin. Darwins theorie was namelijk dat het in het dierenrijk uiteindelijk de
sterkste soorten overleven en dat de zwakkere soorten uitsterven. Men nam aan dat dit ook voor mensen gold
en men dacht dat het blanke ras van nature het sterkste was.
1.7 het structureel functionalisme
Structureel-functionalisten zien cultuur in de meest brede zin van het woord als elke vorm van aangeleerd
gedrag. Cultuur wordt daarmee als een product van menselijke afspraken, waarden en gedragingen
beschouwd. Alles wat mensen sociaal doen heeft een bedoeling en is gericht op sociale cohesie, harmonie en
consensus binnen de gemeenschap.
Sociale ongelijkheid wordt dan ook gezien als een onvermijdelijk gegeven. Het zijn de instituten van de
samenleving die goed moeten functioneren en individuen zijn daar ondergeschikt aan. Een organisme kan zich
pas goed functioneren wanneer alle organen en andere onderdelen op elkaar zijn afgestemd en zij hun functie
goed vervullen in het geheel. Dus pas wanneer alle subsystemen goed samenwerken, is de samenleving als
gezond te beschouwen.
Het is volgens structureel-functionalisten dan ook riskant wanneer systemen disfunctioneren. Dat heeft een
negatieve uitwerking op het voortbestaan van de samenleving als geheel. Om deze veranderingen in te passen
in een samenleving worden rituele ontwikkeld. Dit met als functie de sociale cohesie en harmonie binnen een
gemeenschap weer te herstellen. Ook het sociaal werk kan gezien worden als een ritueel dat als functie heeft
om de samenleving in evenwicht te behouden.
Binnen het sociaal werk heeft het structureel-functionalistische mensbeeld geleid tot de ontwikkeling van het
social casework. De kern van social casework is het methodisch hulpverlenen aan personen en gezinnen die
goed in staat zijn hun eigen zegje te doen. De hulpverlening moest vooral gericht zijn op het aanwenden van
hulpbronnen van de cliënt en zijn omgeving, om het activeren en vergroten van zijn zelfredzaamheid te
bevorderen. De bedoeling van het social casework was dan ook dat het individu weer kon functioneren in zijn
of haar maatschappelijk context en op deze manier weer in zijn kracht kon komen.
1.8 conflictsociologie
Conflictsociologen kijken vooral naar de economische verhoudingen binnen de samenleving. Zij wijzen op de
tegenstellingen die er bestaan binnen sociale structuren.
Karl Marx zag de samenleving gekenmerkt door conflicten tussen de klasse van bezitters en die van niet-
bezitters. Marx verwachtte dat de rijken steeds rijker worden en de armen steeds armer. Doordat de
tegenstellingen tussen kapitalisten en bezitloze klasse te groot zouden worden, zag hij een maatschappelijke
revolutie als een onvermijdelijke ontwikkeling. Latere conflictsociologen gaan uit van meerder klassen, en
, hoewel het begrip klassenstrijd gerelativeerd te hebben, benadrukken conflictsociologen nog wel de waarde
van het conflict.
Maatschappelijke structuur kan beperkend werken voor groeperingen van mensen. Cultuur is in de ogen van
conflictsociologen dan ook een dwingende set van regels, normen en waarden die opgelegd worden door
sociale instituten en die leiden tot grotere ongelijkheid tussen verschillende sociale groepen in de samenleving.
De tegenbeweging begon in Amerika met de settlement-beweging. Vanaf dat moment sloeg er een golf over
Amerika met oog voor vrouwenemancipatie, nieuwe sociale wetgeving en sterke aandacht voor socialen
rassenproblemen. Het gedachtengoed van de settlement-beweging kwam in Nederland in de jaren zestig en
zeventig tot de ontwikkeling onder de naam politiserend werken. Deze tijd stond vooral in het teken van een
groeiende welvaart voor de hele maatschappij. De nadruk voor sociaal werkers verschoof naar een meer
emancipatie gericht werken. Niet aanpassing van de cliënten aan de maatschappij, maar aanpassingen van de
maatschappij aan de cliënt.
1.9 symbolisch interactionisme
Bij symbolisch interactionisme staat het interpreteren centraal, oftewel het betekenis geven aan situaties.
Daarbij wordt vooral het wederzijdse sociale handelen benadrukt, en het inzicht dat mensen in principe op
elkaar betrokken zijn en met elkaar de wekelijkheid maken.
Blumer heeft het symbolisch interactionisme in driestappen onderverdeeld:
1. Mensen reageren op de dingen om hem heen op basis van de betekenis die ze eraan geven.
2. Mensen geven betekenis aan de dingen om hen heen in interactie met medemensen.
3. De uitkomst van deze interacties en de overeenstemming die ergens over bereikt wordt, bepaalt
uiteindelijk hoe mensen omgaan met de sociale realiteit, sociale actie.
Symbolisch-interactionisme ziet de maatschappij dus niet als een apart zelfstandig systeem dat bepaalde eisen
stelt aan mensen. De maatschappij bestaat uit mensen die in wederzijds handelen proberen hun problemen op
te lossen.
Binnen het sociaal werk komt met het gedachtegoed van het symbolisch interactionisme bekend te staan als
het positieve neoliberale sociaal werken. Niet de structuur maar het individu staat in deze visie centraal en
sociaalwerkers gingen er steeds meer van uit dat mensen op een positieve manier het heft in eigen handen
nemen en zelf betekenis aan het leven geven. Het positieve eigen kracht werken is hiervan een vorm.