Inleiding recht
Samenvatting: H1, H2, H4, H5, H7, H8, H9
Naam student Nicoline de Nijs
Studentnummer S1155195
Klas OFMAD1A
Opleiding AD Officemanagement
Domein Business, Media en Recht (BMR)
Hogeschool Hogeschool Windesheim, Zwolle
Begeleidend Wendie Zwart – Peters
docent
,Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 | Terreinverkenning............................................................................ 3
Hoofdstuk 1 | Begrippen......................................................................................... 4
Hoofdstuk 2 | Verbintenissenrecht – de overeenkomst..........................................6
Hoofdstuk 2 | Begrippen......................................................................................... 7
Hoofdstuk 4 |Verbintenissenrecht – de onrechtmatige en rechtmatige daad.........9
Hoofdstuk 4 | Begrippen....................................................................................... 10
Hoofdstuk 5 | Goederenrecht............................................................................... 12
Hoofdstuk 5 | Begrippen....................................................................................... 13
Hoofdstuk 7 | Ondernemingsrecht........................................................................15
Hoofdstuk 7 | Begrippen....................................................................................... 16
Hoofdstuk 8 | Burgerlijk procesrecht....................................................................18
Hoofdstuk 8 | Begrippen....................................................................................... 19
Hoofdstuk 9 | Staatsrecht..................................................................................... 22
Hoofdstuk 9 | Begrippen....................................................................................... 23
, Hoofdstuk 1 | Terreinverkenning
In dit hoofdstuk zijn er een aantal inleidende opmerkingen met betrekking tot het Nederlandse
recht. Het recht kent vier functies: de normatieve, geschil oplossende, additionele en instrumentele
functie. Het in Nederland geldende recht is aan te treffen in vier rechtsbronnen, namelijk de wet,
het verdrag, de jurisprudentie en de gewoonte. Met betrekking tot de wet onderscheiden we een
aantal rechtsgebieden: het privaatrecht, ondernemingsrecht, straf- recht, staatsrecht en het
bestuursrecht.
Als wetgever in Nederland treedt niet alleen de centrale wetgever op, maar ook de gemeente en de
provincie maken wetten (die verordeningen heten). Er gelden drie regels bij het vaststellen van de
rangorde tussen wetten:
Hoog boven laag;
Jong boven oud;
Bijzonder boven algemeen.
Er is een belangrijk onderscheid tussen een wet in formele zin en een wet in materiële zin. Een wet
in formele zin is tot stand gekomen op grond van samenwerking tussen regering en Staten-
Generaal, een wet in materiële zin is ieder wetgevend besluit dat bestemd is voor een onbepaald
aantal personen.
Rechters leggen regels aan hun beslissingen ten grondslag. Deze regels zijn vaak weer verfijningen
van regels in de wet. De rechter maakt daarbij gebruik van interpretatiemethoden: de
grammaticale, wetshistorische, anticiperende, rechtsvergelijkende, systematische, teleologische
interpretatiemethoden en overige interpretatie- methoden. Ter onderscheiding daarvan kan de
rechter twee redeneerwijzen gebruiken: de a-contrarioredenering en de redenering naar analogie.
Er zijn binnen het recht onderscheidingen aan te brengen: onderscheid tussen materieel en formeel
recht, dwingend en aanvullend recht, objectief en subjectief recht, en privaatrecht en publiekrecht.