Hoofdstuk 1: Terreinverkenning
4 functies van recht:
1. Normatieve functie – betreft gedragsregels die zijn vastgelegd. Dit heeft betrekking op ethische normen, maar
ook rechtsnormen. Worden de gedragsregels overtreden, dan staat daar een straf op. Sommige rechtsnormen
veranderen nooit (moord, zal in Nederland altijd strafbaar zijn). Andere rechtsnormen vervallen of zijn nieuw:
vroeger was discriminatie van transgenders minder een ‘ding’ dan nu
Normatief = aangevend wat normaal en gewenst is
2. Geschil oplossende functie – de rechtelijke macht oordeelt bij uitsluiting of iemand moet worden gestraft en
zo ja, op welke wijze en met behulp van welke procedure. In sommige culturen is het gebruikelijk dat men
hierover zelf het heft in handen neemt, maar in de Westerse cultuur is deze eigenrichting verboden en
daarvoor heeft recht een geschil oplossende functie
Werkt probleemoplossend
3. Additionele functie – als partijen vergeten zijn op een bepaald punt afspraken te maken, geeft het recht aan
welke regel geldt. Hebben zij wel een afspraak gemaakt, dan gaat die afspraak vóór en is de wettelijke
regelgeving niet van toepassing. De additionele wetgeving komt dus eigenlijk voor in onvoorziene en
onverwachte situaties, je legt in principe de basisafspraken vast met de tegenpartij, maar je kan niet alles
afspreken en daarvoor bestaat ook het recht
Additioneel = toevoegend op wat er al is (afgesproken)
4. Instrumentele functie – sommige regels komen niet voort uit normen en waarden, zoals het rechts rijden op
de weg bijvoorbeeld. Deze regel is er, omdat men hier zelf niet uit zal komen en om gevaar te voorkomen.
Regels die er zijn, omdat er regels voor moeten zijn, vallen dus onder de instrumentele functie van het recht
Instrumenteel = dienend als een hulpmiddel | ook: feitelijk; het is er gewoon | het zijn dingen die we gewoon
moeten doen
4 rechtsbronnen in Nederland
De wet
Het verdrag
De jurisprudentie
De gewoonte
Rechtsbron 1: De Wet
De wet kent verschillende subcategorieën én kan onderverdeeld worden in wet in formele zin en wet in materiële
zin:
Privaatrecht – civiel recht/burgerlijk recht
Personen- en familierecht = regelt zaken als geboorte, huwelijk, geregistreerd partnerschap, echtscheiding,
adoptie, ondercuratelestelling en de regeling van het vermogen tussen echtgenoten | Bron: Burgerlijk
Wetboek (BW) (boek 1)
Vermogensrecht = globaal vallen alle op geld waardeerbare handelingen tussen burgers onderling waaraan
juridische gevolgen verbonden zijn. Het betreft hier voornamelijk aanschaf en schade | Bron: Burgerlijk
Wetboek (boek 3, 5 en 6)
Vermogensrecht kan ook aangetroffen worden in kleine(re) wetten als de Wet op naburige rechten, de
Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen en de Telecommunicatiewet (die consumenten
beschermt tegen het ongevraagd opbellen door agressieve en opdringerige verkopers – de Autoriteit
Consument en Markt (ACM) kan boeten opleggen tot 900K)
,Na WO II is de wetgever begonnen met het nieuw Burgerlijk Wetboek. Deze heeft tot nu toe 9 (wet)Boeken (1 t/m 8 +
10). Boek 9 was een plan, maar zal niet worden ingevoerd omdat op dit terrein steeds meer internationale afspraken
worden gemaakt.
Ondernemingsrecht = het rechtsgebied dat alles regelt wat ondernemingen en bedrijven betreft. De wettelijke
bepalingen die betrekking hebben op ondernemingsvormen (bijvoorbeeld BV, VOF of vereniging) | Bron:
grotendeels BW Boek 2
Kan ook aangetroffen worden in de Handelsnaamwet, Handelsregisterwet en Faillissementswet
Ondernemingsrecht wordt traditioneel gerekend tot het privaatrecht, dit vak heeft in de loop der
tijd een zelfstandige ontwikkeling doorgemaakt, dus kan worden gezien als categorie, maar wordt
toch ingedeeld als subcategorie van privaatrecht
Burgerlijk procesrecht = de regels die op het voeren van juridische procedures op het terrein van privaatrecht
van toepassing zijn, worden hiertoe berekend | Bron: grotendeels Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering
(Rv)
Als persoon A beweert dat persoon B schade heeft aangebracht aan zijn materiële zaken, maar persoon
B ontkent, dan kan persoon A procederen (= naar de rechter stappen om zijn gelijk te behalen/geschil te
laten beslechten)
Voor gerechtigheid moet de burger zelf actie ondernemen, de staat bemoeit zich niet hiermee, ook al
staat de burger in zijn recht
Publiekrecht – tussen overheid en burger
Strafrecht – door middel van het Openbaar Ministerie (OM) wordt actief opgetreden om sancties te eisen bij
overtreding van de normen. Alleen het OM kan tot vervolging van strafbare feiten overgaan | Bron: Wetboek
van Strafrecht, Wetboek van strafvordering en vele losse wetten, zoals: Opiumwet, Wet op de economische
delicten en Wet wapens en munitie
Strafrecht en privaatrecht (met name het vermogensrecht) overlappen elkaar. Als persoon A persoon B
geen voorrang verleent in het verkeer, waardoor persoon B schade oploopt, zal persoon A (volgens, in
overeenstemming met vermogensrecht) de schade betalen, maar wordt deze ook (volgens, in
overeenstemming met strafrecht) vervolgd voor het overtreden van de verkeerregels
Staatsrecht – recht over, van, voor de wijze waarop het Nederlandse staatsbestel wordt vormgegeven en de
invloed die de burgers daarop kunnen uitoefenen. De Eerste- en Tweede Kamer, regering, verkiezing en de
totstandkoming van wetten komen hierbij aan de orde | Bron: belangrijkste is hierin de Grondwet
Grondwet – hierin staan de basisregels van ons staatsbestel (een democratische rechtsstaat) opgesomd.
In de Grondwet staat regelmatig dat de wetgever een bepaalde materie nader moet regelen bij de wet.
De wetten die op grond van een dergelijke opdracht tot stand komen, noemen we organieke wetten
(bijvoorbeeld: Wet op de Raad van State, de Kieswet en de Wet op rechterlijke organisatie)
Kieswet = regelt de verkiezingen voor de leden van de Eerste Kamer en Tweede Kamer der Staten-
Generaal, het Europees Parlement, Provinciale Staten, algemene besturen van waterschappen,
eilandsraden en gemeenteraden.
Organieke wet - Meestal wordt met een organieke wet een organieke wet in formele zin bedoeld. Hieronder wordt
verstaan een besluit dat:
Voldoet aan de criteria van een wet in formele zin en;
Terug te voeren is op een opdracht uit de Grondwet en;
Handelt over de inrichting en de organisatie van de Staat.
Bestuursrecht – heeft betrekking op de mogelijkheden die de overheid heeft om regulerend op te treden ten
aanzien van de maatschappij. Tot ver in de 20 e eeuw heeft de staat zich afzijdig gehouden van wat zich binnen
de samenleving speelde. Met name na 1945 is er wat dat betreft veel veranderd. Op alle terreinen van de
samenleving wenst de staat regelend op te treden | Bron: sinds 1 januari 1994 de Algemene wet
bestuursrecht (Awb), maar bijvoorbeeld ook de Natuurbeschermingswet, Wet van maatschappelijke
ondersteuning, de Drank- en Horecawet en de Werkloosheidswet
De rechtsgebieden strafrecht, staatsrecht en bestuurs(proces)recht vallen onder publiekrecht
, De overheid en staat nemen in deze drie rechtsgebieden een steeds belangrijkere plaats in
Het procesrecht dat aan deze rechtsgebieden verbonden is (dus de regels als de rechter in beeld komt)
wordt eveneens tot het publiekrecht gerekend
Samenvattend: zie figuur 1.6 op pagina 23 van het leerboek
Wetgevers – wie zijn er bevoegd wetten uit te vaardigen?
Wetgevers op nationaal niveau
Wetgevers op decentraal niveau
Nationale wetgever = op centraal niveau = samengesteld uit regering en Saten-Generaal (= 1 e en 2e
Kamer) – “De wetten uit Den Haag” (= het Binnenhof)
Kondigt voor het gehele land regels af op alle rechtsgebieden
Decentrale wetgever = onder meer op provinciaal en gemeentelijk niveau. Deze regels heten geen
wetten, maar verordeningen
Op provinciaal niveau zijn de Provinciale Staten bevoegd om verordeningen voor hun provincie
tot stand te brengen
Op gemeentelijk niveau is de gemeenteraad bevoegd voor de gemeente in kwestie regels te
maken
Decentrale wetgevers kondigen vooral regels af op het gebied van strafrecht en bestuursrecht en
dan enkel voor hun eigen provincie of gemeente
Naast de nationale wetgever en decentrale wetgever zijn er nog andere instanties bevoegd om wetten uit te
vaardigen. Bijvoorbeeld de Sociaaleconomische Raad (SER), die op grond van de Wet op de bedrijfsorganisatie
verordeningen tot stand kan brengen, even als product- en bedrijfschappen op grond van diezelfde wet. Daarnaast
kunnen waterschappen regels uitvaardigen. Deze verordeningen dragen in de praktijk vaak de naam ‘keuren’
Kortom: wetten worden niet door één, maar meerdere instanties op verschillende niveaus uitgevaardigd
Samenvattend: zie figuur 1.7 op pagina 24 van het leerboek voor een schematische weergave van de belangrijkste
wetgevers in Nederland
Regels m.b.t. rangorde tussen wetgevende organen
1. Hogere regels gaan boven lagere regels – provinciaal gaat boven gemeentelijk en formeel gaat boven
provinciaal
2. Bijzondere regels gaan boven algemene regels – in bepaalde gevallen heeft de nationale wetgever
bepaald om bepaalde, veel voorkomende overeenkomsten afzonderlijk wettelijk te regelen (zoals een
koop- of huurovereenkomst, arbeidsovereenkomst en de overeenkomst van lastgeving). Deze staan
genoemd in BW (nieuw) Boek 7. Stel dat er algemene regels in Boek 6 staan, maar deze staan
afzonderlijk genoemd in Boek 7, dan zijn de regels uit Boek 7 leidend
3. Jongere regels gaan boven oudere regels – zijn twee wetten van gelijk niveau met elkaar in strijd, dan
zal de rechter de meest recente toepassen
Wet in formele of materiële zin
Wetten in formele zin = een wet die tot stand is gekomen door regering en Staten-Generaal gezamenlijk, de
nationale wetgever dus
Wetten in materiële zin = iedere regeling van een wetgever die geschreven is voor een onbepaald aantal en
dus niet bij naamgenoemde personen. Op provinciaal en gemeentelijk niveau worden geen wetten
uitgevaardigd in formele zin. Als Provinciale Staten of de gemeenteraad besluiten nemen die op alle
inwoners van de betreffende provincie of gemeente betrekking hebben, zijn dit wetten in materiële zin. De
meeste producten van de nationale wetgeving zijn naast wetten in formele zin ook wetten in materiële zin,
maar dit is niet noodzakelijk
Als Provinciale Staten een regel oplegt voor de gehele provincie, is dit altijd een wet in materiële zin, ondanks
dat dit niet persé telt voor een onbepaald aantal (want er is een inwonersaantal bekend per provincie)
Een wet van de Nationale Wetgever is meestal zowel formeel als materieel, maar als de begroting van het
departement (= ministerie) vastgelegd moet worden (en dit moet per wet), dan vaardigt de Nationale
, Wetgever de wet in formele zin uit, omdat deze wet specifiek voor een ‘benaming’ geldt, namelijk het
departement
Samengevat:
Veel wetten is én in formele zin én in materiële zin
Sommige wetten zijn wel in formele zin, maar niet in materiële zin
Veel wetten zijn niet in formele zin, maar wel in materiële zin
Een besluit niet afkomstig van de Nationale Wetgever dat niet gericht is tot een onbepaald aantal mensen, is
niet formeel en ook niet materieel
Bijvoorbeeld: Als de gemeenteraad de eigenaar van een stuk grond een vergunning geeft, is het niet
formeel (want het is niet van Nationaal afkomstig), maar ook niet materieel (want het heeft geen
betrekking op een onbepaald aantal personen)
Samenvattend: zie figuur 1.8 op pagina 26 van het handboek voor een schematische weergave
Rechtsbron 2: Het Verdrag
Verdrag = een afspraak, een overeenkomst, gesloten door twee of meer staten
Tussen 2 landen = bilateraal verdrag/meer dan 2 = multilateraal verdrag
Regels in verdragen heten verdragsbepalingen
Verdragen worden steeds belangrijker door internationalisering
Rechtsbron 3: Jurisprudentie (= rechtspraak)
Waarom een rechtsbron? – soms staan woorden of zinnen in het wetboek zó algemeen beschreven, dat er in
bepaalde casussen voor beide partijen een voordeel uit dit woord of deze zin gehaald kan worden (heeft te maken
met hoe een woord of zin dus wordt geïnterpreteerd). Als twee partijen hierover een geschil hebben, is het de taak
van de rechter om te bepalen welke betekenis dit woord of deze zin in de wet heeft, en wie er dus gelijk heeft
De vraag is: hoe komt de rechter dan aan de betekenis van deze woorden/zinnen? – hiervoor heeft de rechter
enkele hulpmiddelen, ook wel interpretatiemethoden genoemd
Interpretatiemethoden:
De grammaticale interpretatiemethode = de rechter verduidelijkt door de diepere betekenis van woorden te
achterhalen (bijvoorbeeld: wat valt er onder ‘pluimvee’?)
De wetshistorische interpretatiemethode = de rechter beroept zich bij dit hulpmiddel op een passage uit de
parlementaire geschiedenis van de betreffende wet. Is de huidige wet onduidelijk, dan kan de vorige versie
van de betreffende wet misschien duidelijkheid geven
De anticiperende interpretatiemethode = hierbij baseert de rechter zich op toekomstig recht, op bijna-recht
dus. Het duurt ongeveer 9 maanden voordat een wetsvoorstel een wet wordt en in werking treedt. In die tijd
moet hij goedgekeurd worden door de Tweede en Eerste Kamer. Maar als bijna zeker is dat dit wetsvoorstel
erdoor komt, kan een rechter ook op deze toekomstige wetten een beroep doen
De rechtsvergelijkende interpretatiemethode = de rechter kan een vaag woord of vage zin verduidelijken
door te verwijzen naar een buitenlandse wet waarin deze materie ook geregeld is
De systematische interpretatiemethode = als een vaag woord/vage zin in een wetsartikel onduidelijk is, kan
worden gekeken naar de wet in zijn geheel (voorbeeld: uitbeelden van Hitler, is dat een belediging in de vorm
van een afbeelding? Volgens art. 137c (Wetboek van Strafrecht) is een afbeelding, een afbeelding. Maar in art.
266 (Wetboek van Strafrecht) valt onder ‘afbeelding’ ook ‘feitelijkheden’, waaruit blijkt dat de Hitlergroet wel
een belediging is
De teleologische interpretatiemethode = het beroep van de rechter op het doel of de strekking van een
wettelijke regel. Bijv. het verbodteken met daarop afgebeeld een hond, strekt ertoe huisdieren te verbieden.
Overige interpretatiemethoden = vooral in privaatrecht zijn er ten slotte nog twee interpretatiemethoden van
belang
Precedenteninterpretatie = rechters verwijzen bij hun uitleg van onduidelijke bewoordingen in een wet
naar eerdere uitspraken van rechters waarin die onduidelijke bewoordingen al zijn uitgelegd/ uitleg
overeenkomstig eerdere uitspraken