Een praktijkgerichte benadering van organisatie en management
Hoofdstuk 1 Denken over organisatie en management
Definitie
De definitie van organisatiekunde is: “een interdisciplinaire wetenschap die zich bezighoudt met het
bestuderen van het gedrag van organisaties alsmede de factoren die dit gedrag bepalen”.
Met “het gedrag” wordt de wijze hoe organisaties optreden en reageren bedoelt.
Met “interdisciplinair” wordt bedoelt dat bij het bestuderen van organisaties veel andere
wetenschappelijke vakgebieden, zoals financieringsleer en marketing, een rol spelen.
Het doel van organisatiekunde is vaststellen hoe organisaties zo doeltreffend mogelijk bestuurd
kunnen worden.
Organisatiekunde bestaat uit twee delen:
Het descriptieve deel het beschrijven van het gedrag van organisaties, met de motieven en
gevolgen daarvan.
Het prescriptieve deel het adviseren over te volgen handelwijze en organisatierichtingen.
Historie
Organisatiekunde is ontstaan uit de behoefte naar structuur over het nadenken over organisaties en
omdat mensen er vat op wilde krijgen.
In Nederland was er na de tweede wereldoorlog voor het eerst organisatiekunde als afstudeervak,
het heette toen Bedrijfsorganisatie en was vooral technisch.
Een aantal personen uit het verleden, maar ook recent, hebben veel invloed op hoe wij nu denken
binnen de organisatie denken. Veel denkrichtingen en stromingen van deze personen gebruiken we
nog steeds:
Voor industriele revolutie (400 v. Chr. – 1900 na Chr) chronologisch
Niccolo Machiavelli: schreef 1e managementboek voor vorsten II Principe, was gericht op
onderdrukking(met veel bloederige taferelen). Door middel van machtsmisbruik probeerde hij zijn
macht te behouden en uit te breiden.
Merchantilisme: VOC moest zo rijk mogelijk worden. Geld=macht, zoveel mogelijk exporteren
omdat dit het meeste geld opleverde.
Adam Smith: schreef invloedrijk boek wealth of nations, waarin hij uitlegde dat geld=geen macht
maar hoge productiviteit=macht. Door arbeidsverdeling ging volgens hem de productiviteit omhoog.
Na de industriele revolutie, slechte arbeidsomstandigheden
!Frederick Taylor: Visie op productiebedrijven. Eerste systematische en samenhangende
benadering voor de wijze waarop productie georganiseerd zou moeten worden: Scientific
Management. Bedrijfsleider moest geen slavendrijfer zijn, maar de taken: plannen, coördineren,
toezicht uitoefenen en controleren van resultaten op zich nemen.
Henry Fayol: Visie op management in het algemeen, de General Managementtheorie.
Management opsplitsen in gebieden (6), taken (5) en principes (14). Eenheid van commando is het
belangrijkste principe.
Max Weber: Visie op overheidsorganisaties. Bureaucratie is een organisatiestructuur die
gekenmerkt wordt door aan regels onderheven procedures(veel regels), verdeling van
verantwoordelijkheid, hiërarchie(weten wie de baas is) en onpersoonlijke relaties(geen vrienden
aannemen).
,!Elton Mayo: de Human Relations-beweging, experimenten doen met arbeiders over hoe de
productiviteit omhoog ging. Door middel van subjectieve factoren (aandacht, zekerheid, het bij een
groep horen) ging de productiviteit meer omhoog dan door middel van objectieve factoren
(verkorting werkdag, langere rustpauzes).
Het revisionisme: er ontstond kritiek op Human Relations-beweging (te idealistische kijk op
organisaties), ze wilden ook niet terug naar Scientific management. Er moest een synthese tussen de
twee komen, van allebei de stromingen de goede punten. De volgende personen waren revionisten:
Rensis Likert: ‘Linking pin’structuur, richtte zich op organisatiestructuur en communicatie. De
leider moet de groep leiden maar ook zorgen voor communicatie met de hogere groep.
Frederick Herzberg: theorie was gebaseerd op behoeftehiërarchie van psycholoog Abraham
Maslow. Deze bestond uit vijf behoeften: fysiologische (slapen, eten, seks), zekerheid (bescherming,
regelmaat), acceptatie (vriendschap, erbij horen), erkenning (prestige, succes) en zelfontplooiing
(verantwoordelijkheid, ontwikkelingskansen). Als de eerste vervult is wilt men het volgende niveau
opklimmen.
Douglas McGregor: X-Y-Theorie. X-meh waren de meeste organisaties medewerkers geen zin om
te werken, strenge baas met sancties. Y-hoera moesten de organisaties worden, belonen van
medewerkers ipv straffen.
Kenneth Boulding: organisaties worden gezien als systeem, alle activiteiten hangen nauw met
elkaar samen: systeembenadering. Oftewel onderlinge samenhang en wisselwerking met de
omgeving. Bij beslissingen moet er gekeken worden naar de invloed op de totale organisatie en niet
een organisatieonderdeel. Bijvoorbeeld: minder voorraden is handig voor magazijnruimte maar zou
tot lange levertijden kunnen leiden waardoor de onderneming klanten verliest.
Paul Lawrence en Jay Lorsch: de Contingentiebenadering: manier van management wordt
bepaald door de situatie; dus niet ‘one best way of management’.
Recente organisatietheorieën
Philip Crosby: totale kwaliteitsmanagementtheorie, men moet er in organisaties naar streven
geen fouten te maken in processen. Zowel in frabricageafdelingen als in directiekamers moet
kwaliteitszorg op nummer één staan, zo kunnen de kosten wel tot 20% afnemen.
Henry Mintzberg: Organisatiestructurering en strategische planning. Configuratie: eigenschappen
in overeenstemming brengen tot een gemeenschappelijke vorm, samenstellen uit verschillende
bouwstenen. Er zijn 5 basisvormen/ideaaltypen: ondernemersorganisatie, machineorganisatie,
professionele organisatie, divisieorganisatie en innovatieve organisatie +zendingsorganisatie en
politieke organisatie later toegevoegd. De configuraties kennen elk hun sterke en zwakke punten, het
bestuderen is zinvol omdat je hierdoor een visie ontwikkeld waardoor je andere organisaties sneller
begrijpt.
, Hoofdstuk 2 Omgevingsinvloeden
De samenleving kan worden gezien als de omgeving waarbinnen organisaties functioneren. Het gaat
om datgene wat zich buiten het systeem bevindt, en wat direct of indirect van invloed is op het
functioneren van de organisatie. Het gaat om datgene wat zich buiten het systeem bevindt, en wat
direct of indirect van invloed is op het functioneren van de organisatie.
De omgeving van de organisaties bestaat uit partijen of stakeholders die invloed hebben op de
organisaties, de organisatie kan ook invloed uitoefenen op de stakeholders door bijvoorbeeld
reclame, informatie verstrekken of het aanbieden van producten of diensten. Dit is de transactionele
omgeving. Dit zijn de stakeholders:
Afnemers belangrijke partij, vraag naar producten hangt af van deze partij. Organisatie
moet behoeften van afnemers in de gaten houden en de samenstelling van
productassortiment hierop aanpassen. Het aanbod moet aangepast worden aan de
behoeften van de afnemers, bijvoorbeeld meer smarttv’s of nieuwe hypotheekvormen
aanbieden als hier behoefte naar is.
Leveranciers Organisaties maken gebruik van producten of diensten van andere
organisaties. Aan de leveranciers hiervan stellen organisaties over de prijs, kwaliteit en
levertijd. Steeds meer organisaties maken gebruik van internationale leveranciers en eisen
‘just in time’-leveringen (ze willen geen voorraad).
Concurrentie Het is van groot belang de concurrenten te traceren en te analyseren wat
hun marktpositie is, zo kan er bepaald worden wat de speelruimte is van de organisatie.
Denk daarbij aan het productaanbod, prijs- en kwaliteitsniveau en reclame-uitgaven.
Vermogensverschaffers Met vermogensverschaffers, zoals aandeelhouders, banken en de
overheid moeten organisaties een goede relatie houden omdat ze geld nodig hebben om
hun bedrijf uit te breiden of draaiende te houden.
Werknemers De werknemers zijn de spelers in het veld die de wedstrijd moeten winnen
en waarmee de leiding rekening zou moeten houden.
Belangenbehartigingsorganisaties De organisaties die de belangen behartigen van een
bepaalde groep zoals FNV Bondgenoten, ANWB en Greenpeace.
Overheidsinstellingen Deze moeten toezien op de naleving van wetten die door de
overheid bedacht zijn. Bijvoorbeeld de politie die kijkt of de winkel op tijd sluit
(Winkelsluitingswet).
Media Internet, kranten, weekbladen, televisie en radio kunnen een grote invloed hebben
op de publieke opinie. Veel organisaties hebben voorlichtings- of plublicrelationsafdelingen
opgezet om de media te informeren over hun activiteiten.