VERDIEPEND BURGERLIJK PROCESRECHT
2020-2021
WEEK 1 - DOEL EN BEGINSELEN VAN HET BURGERLIJK PROCESRECHT,
PARTIJAUTONOMIE EN LIJDELIJKHEID VAN DE RECHTER, GRENZEN VAN
DE RECHTSSTRIJD
Literatuur: 1-17, p. 191-194.
Burgerlijk procesrecht
Wat is het? Waartoe dient het?
Het geheel van regels dat strekt tot
a. de erkenning (vaststelling) en(boek 1)
b. de afdwinging (executie) van burgerlijke rechten (boek 2)
Art. 6 EVRM: recht op eerlijk proces (kernbepaling burgerlijkprocesrecht)
Executeren duurt in Nederland lang en kost veel geld, daarom staat Nederland relatief laag in een
ranking met betrekking tot het burgerlijk procesrecht. Als je advocaat bent en je hebt voor je cliënt
gewonnen en de wederpartij betaalt niet, dan moet je een deurwaarder/notaris instellen. Je krijgt
vonnis best snel getekend, maar executeren duurt lang. Rechters zien niet wat er na hun uitspraak
gebeurd.
Recht op eerlijke uitkomst wordt niet gegarandeerd door het burgerlijk procesrecht, alleen eerlijke
procedure. Als je wil weten wat eerlijke uitkomst is dan moet je naar het burgerlijk wetboek, het
burgerlijk recht. Bij art. 6 EVRM kom je bij boek 1 burgerlijk wetboek en bij boek 2 om de uitspraak te
executeren als de wederpartij zich niet bij de uitspraak neerlegt.
De vaststelling en afdwinging die art. 6 EVRM respecteert:
- Is herleidbaar tot het burgerlijk recht
- Is gebaseerd op de feiten die zich werkelijk hebben voorgedaan
- Is met hoor en wederhoor tot stand gekomen
- Doet recht aan het vereiste van rechtszekerheid
- Is voorspelbaar
- Komt van een onafhankelijke en onpartijdige rechter
- Respecteert het recht op toegang tot de rechter
- Vindt binnen een redelijke termijn plaats
- Is begrijpelijk gemotiveerd
- Is openbaar
1
, VERDIEPEND BURGERLIJK PROCESRECHT
2020-2021
- Is executeerbaar – binnen een redelijke termijn
Deze komen onder spanning te staan als de partijen in de zaak zijn stukken niet goed uitvoert. Spanning
op alle aspecten van art. 6 EVRM. Argument waar een partij heel laat mee aan komt zetten laat een
rechter liggen, dan komt het in strijd met wat er daadwerkelijk is gebeurd. De rechter kan niet anders
als partijen zijn stukken niet op tijd aanleveren.
Waarheidsvinding <-> Maatschappelijk effectieve rechtspraak
Waarheidsvinding
Vroeger het belang van waarheidsvinding heel belangrijk, hoor- en wederhoor toepassen en dan
heropen je de discussie en gaat de procedure nog langer duren. Dan schijf je het belang van redelijke
termijn aan de kant. Dat kan onder omstandigheden leiden tot aansprakelijkheid van de overheid
omdat de uitspraak te lang duurt. Belang van waarheidsvinding was voorheen heel belangrijk.
Maatschappelijke effectieve rechtspraak
Nu wat minder en kentering naar schappelijk effectieve rechtspraak. Men vindt dat de rechter partijen
vooral verder moet helpen in geschil (burenruzies). Het gaat om maatschappelijk effectief zijn.
Rechters moeten zoeken, tijdens de mondelinge behandeling, naar het werkelijke geschil en kijken of
ze het echte geschil kunnen oplossen.
Knelpunten art. 6 EVRM
Ook dan kom je onder spanning met art. 6 EVRM, je trekt je niet meer veel aan van wat er in juridische
zin werkelijk heeft voorgedaan.
De rechter gaat steeds meer eerlijke uitkomst van een geschil nastreven.
Advocaten schrijven feiten en omstandigheden die naar hun mening leiden tot beslissing in het
voordeel van hun cliënt, zij vullen de open norm in met de feiten en omstandigheden. Eerlijke uitkomst
moet uit het burgerlijk recht komen en de partijen moeten het bewijs aanleveren om een eerlijke
uitkomst te laten bewerkstelligen door de rechter.
2
, VERDIEPEND BURGERLIJK PROCESRECHT
2020-2021
Procesrechtelijke obstakels voor de eerlijke uitkomt naar burgerlijk recht
- De verplichting om te beslissen op basis van vordering en verweer van pp (art. 24 Rv)
- De eisen van een goede procesorde
- Hoor en wederhoor
- De redelijke termijn
- De bindende eindbeslissing
- DE stelplicht- en bewijslastverdeling
- Bewijsbeperkingen
- Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen
- Appeltermijnen
- Het verbod om meer dan een keer te appelleren
- De devolutieve werking van het appel
- De tweeconclusieregel (art. 347 lid 1 Rv)
- De beperkingen van de rechtsstrijd na verzwijging
- Het gezag van gewijsde
TENTAMEN: weet wat bovenstaande aspecten betekenen voor mondeling
Procesrechtelijke obstakels voor de eerlijke uitkomst naar burgerlijk recht
Uitspraken waarin we achteraf kunnen stellen dat deze in strijd is met wat er werkelijk is gebeurd.
Uitspraken die volstrekt overeenstemmen met wat art. 6 EVRM met zich meebrengt, de eerlijke
uitspraak is alleen in strijd met de waarheid.
- HR 24 februari 1984, NJ 1984/415 (Bardoel/Swinkels)
- HR 24 februari 1997, NJ 1998/69 (Spruijt/Tigchelaar)
- HR 24 juni 2005, NJ 2006/46 (Dimopoulus/Van Mierlo)
- HR 17 december 2010, NJ 2012/58 (Lammers/Verhoeven)
- HR 25 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU2405 (Erfdienstbaarheid)
- HR 23 september 2011, NJ 2013/6 (Pesssers/Ru-Pro)
- HR 9 december 2011, NJ 2013/7 (Doornenbal/Van der Spek)
Het staat de rechter niet vrij om zijn beslissing te baseren op feiten en omstandigheden die tijdens een
procedure zijn gebleken maar door partijen niet aan hun vordering of verweer ten grondslag zijn gelegd
(art. 24 Rv). Verplicht de rechter om te beslissen op grond wat er is gevorderd.
JURISPRUDENTIE
HR 24 juni 2005, NJ 2006/46 (Dimopoulus/Van Mierlo)
Uitspraak wijkt af van wat er daadwerkelijk is gebeurd:
- Centrum van Amsterdam
- Restaurant werd gehuurd van mevrouw Van Mierlo (verhuurster), slechte relatie
- Verhuurder wilde van huurder af maar vorderingen afgewezen, doet de relatie geen goed
- Vordering huurovereenkomst ontbinden omdat ze huren nodig had voor dringend eigen
gebruik. Ze wilde het verbouwen omdat het moest gerenoveerd. Kan een grond zijn voor
ontbinding wegens dringend eigen gebruik.
- Tijdens mondelinge behandeling sloten partijen een overeenkomst, Dimonopoulus
vertrekken, mevr. Van Mierlo renoveren en dan weer verhuren aan Dimonopoulus.
- Mevr. Van Mierlo verhuurde het uiteindelijk aan iemand anders.
- Dimonopoulus nieuwe bodemprocedure en vorderde schadevergoeding.
3
, VERDIEPEND BURGERLIJK PROCESRECHT
2020-2021
- Verweer mevr. Van Mierlo was niet in verzuim, verzuim was vereiste dus geen
schadevergoeding veroordeling
- Dat verweer voerde mevrouw aan bij conclusie van dupliek, kanonrechter kon dat verweer
niet honoreren. Hij moest hoor- en wederhoor toepassen en meneer de kans geven om te
reageren. Dimonopoulus wees op vijf brieven waaruit volgde dat mevrouw van Mierlo in
verzuim was. Brieven voldeden niet aan de eisen van ingebrekestelling en mevrouw van Mierlo
is niet in verzuim en niet schadeplichtig dus afwijzing schadevergoeding.
- In hoger beroep was mevrouw van Mierlo wel in verzuim omdat ze een juiste ingebrekestelling
hadden gevonden.
- Dimonopoulus vond dat te weinig, HR verwierp cassatieberoep. Omdat hij in cassatie ging, ging
mevr. Van Mierlo ook in cassatie. De rechtbank had verzuim bepaald op de brief die de
rechtbank had gevonden maar waar Van Mierlo zelf geen beroep had gedaan, daarin kreeg
van Mierlo gelijk.
- Het staat de rechtbank niet vrij om te beslissen tussen feiten en omstandigheden die in de
loop van de procedure blijken maar niet door partijen in grondslag zijn gelegd. Ter motivering
heeft hij vijf brieven genoemd maar niet de juiste. Dus de brief kon niet worden gebruikt.
HR 23 september 2011, NJ 2013/6 (Pesssers/Ru-Pro)
- Het Hof heeft in deze zaak ambtshalve de toepasselijkheid van art. 3:84 lid 3 aan de orde
gesteld, dat is buiten de grenzen van de rechtsstrijd en art. 24 Rv heeft miskend.
- In art. 347 lid 1 Rv ligt de twee-conclusie-regel besloten en die beperkt – ingevolge art. 130 lid
1 in verbinding met art. 353 lid 1 Rv – aan de oorspronkelijke eiser toekomende bevoegdheid
tot verandering of vermeerdering van zijn eis in hoger beroep in die zin dat hij in beginsel zijn
eis niet later dan in zijn memorie van grieven of van antwoord mag veranderen of
vermeerderen.
Op grond van de tweeconclusieregel (ook wel aangeduid als de “in beginsel strakke regel”) dienen
appellant en geïntimeerde in hoger beroep hun grieven en verweren in beginsel volledig in de memorie
van grieven respectievelijk de memorie van antwoord op te nemen.
Op deze in beginsel strakke regel kunnen onder omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard:
o
Met name indien de wederpartij ondubbelzinnig erin heeft toegestemd dat de
eisverandering of -vermeerdering plaatsvindt
o Of indien de aard van het geschil meebrengt dat in een later stadium nog zodanige
verandering of vermeerdering van eis kan plaatsvinden.
o Voorts kan in het algemeen een verandering of vermeerdering van eis na het tijdstip van de
memorie van grieven of antwoord toelaatbaar zijn, indien daarmee aanpassing wordt
beoogd aan eerst na dat tijdstip voorgevallen of gebleken feiten en omstandigheden en de
eisverandering of -vermeerdering ertoe strekt te voorkomen dat het geschil aan de hand
van inmiddels achterhaalde of onjuist gebleken (juridische of feitelijke) gegevens zou
moeten worden beslist
o Of dat - indien dan nog mogelijk - een nieuwe procedure zou moeten worden aangespannen
om het geschil alsnog aan de hand van de juiste en volledige gegevens te kunnen doen
beslissen. Onverkort blijft dan gelden dat de eisverandering of -vermeerdering niet in strijd
mag komen met de eisen van een goede procesorde.
- Dat het Hof bij pleidooi in hoger beroep een bepaalde vraag aan de orde heeft gesteld en
daarop de eis is gewijzigd, rechtvaardigt niet een uitzondering op de ‘in beginsel strakke regel’
dat een wijziging van eis in hoger beroep in beginsel niet later dan bij memorie van grieven of
memorie van antwoord mag worden gedaan.
4