Theorie II: Geschiedenis van de Wereldgeschiedenis.
Week I: Popkin = 3-12, 15-24, 26-31; Collingwood = Introduction, 14-31, 40-45.
Popkin
Sinds mensenheugenis worden al verhalen verteld en gebeurtenissen in het verleden
beschreven. Maar historici uit het verleden lopen tegen hetzelfde probleem aan als historici in
het heden: hoe betrouwbaar zijn bronnen? Hoe zijn deze opgesteld? Wat voor doel hadden
deze bronnen? De historiografie probeert deze vragen stap voor stap op te lossen, en wordt
ook wel gedefinieerd als de kritische pogingen waarop historici het verleden proberen te
reconstrueren, in tegenstelling tot de uitspraken die ze doen over het verleden. Historiografie
wijst ook op de geschiedenis van geschiedenis zelf. De term ‘historiografie’ is afgeleid van
het woord ‘geschiedenis’ wat in de meeste talen aangeduid wordt als gebeurtenis in het
verleden en hoe we hier verslag van doen. Dat wat geschreven is over de geschiedenis is niet
de geschiedenis zelf. Historiografie gaat op het verschil tussen deze twee definities zitten.
Historiografie is in dit opzicht een ‘metadiscours’; een verhaal over verhalen. Uit dit
voorgenoemde blijkt dat de historiografie eigenlijk veel raakvlakken kent met de filosofie:
‘Hoe kunnen we weten dat we iets weten?’ Historiografie is dus bedoeld om aanstormende
historici te laten weten dat geschiedenis niet ontdekt, maar gereconstrueerd dient te worden.
Historiografische debatten gaan vaak over de aard van mensen, het bestaan, kennis; deze
vragen kennen dus ook geen makkelijke antwoord. Het zijn deze debatten die de discipline
levende houden. Een aantal van die debatten is bijvoorbeeld de aanname dat onze eigen
periode uniek is of de relatie tussen geschiedenis en het verleden.
Waarom is de studie naar het verleden belangrijk? Niet
alleen gezien het salaris van enkele mensen, maar ook als onderdeel van het menselijk
geheugen, het individu en een collectief verleden. Iets vergeten hoort daar ook bij en zoals
Frans historicus en filosoof Ernest Renan stelde: ‘‘forgetting…is an essential factor in the
creation of a nation and it is for this reason that the progress of historical studies often poses a
threat to nationality.’’ Een van de belangrijkste lessen die uit de geschiedenis halen valt, zijn
de onvoorziene consequenties van gebeurtenissen of beleid. Hedendaagse historici
beschrijven geschiedenis meer in termen van het bepalen van een collectieve identiteit.
Geschiedenis kan ook bepaalde mythes of claims ontkrachten, en ook dient het als een
herinnering aan huidige machthebbers dat alles wat zij doen eventueel beoordeeld kan worden
door de volgende generatie(s). Ook kan geschiedenis een ondersteunende rol spelen in andere
disciplines om menselijk gedrag beter te kunnen begrijpen. Binnen de geschiedschrijving zijn
,er echter wel een aantal stromingen te herkennen, zoals bijvoorbeeld de politieke, culturele of
sociaaleconomische geschiedschrijving. Zoals gesteld wordt de geschiedenis al
sinds jaar en dag opgeschreven, ver voordat de geschiedenis van de geschiedschrijving
ontstond in de negentiende eeuw. De visie op de geschiedschrijving zelf is in de loop der tijd
enorm veranderd onder historici. Waar in de twintigste eeuw met name een verhaal met
vooruitgang geschreven werd, werd dit langzamerhand wetenschappelijker van aard. Om
dieper op deze historiografiegeschiedenis in te gaan is het noodzakelijk om te starten in de
oudheid bij Herodotus en Thucydides. Zo schrijft Herodotus over de Perzische invasie,
terwijl Thucydides over de Peloponnesische oorlogen schrijft. Deze poging tot het beschrijven
van gebeurtenissen in het verleden was onderdeel van een bredere golf aan pogingen om de
wereld beter te begrijpen. Herodotus merkte op dat in het gehele Middellandse Zeegebied de
geschiedenis opgeslagen werd op welke wijze dan ook. De poging van deze auteurs is zo
uniek door de wijze waarop de geschiedenis als aparte discipline beoefend werd. Het doel van
Herodotus was het schrijven voor het nageslacht, terwijl Thucydides een heroïsch verhaal
wilde vertellen en documenteren. Alhoewel de werken in het grootste deel van de
Middeleeuwen vergeten werden, werden ze ten tijde van de Europese Renaissance toch weer
opgepikt.
Collingwood
Collingwood noemt de historiografie ook wel de zogenaamde ‘filosofie van de geschiedenis’.
Meerdere negentiende-eeuwse filosofen hebben deze benaming gebruikt: waar Voltaire en
Hegel doelden op dat de geschiedenis voor zich spreekt, meenden de positivisten de
geschiedschrijving ‘wetenschappelijker’ van aard te maken. Filosofie is volgens Collingwood
bezig met de bekommering op de gedachte rondom een object; niet zozeer het object zelf. De
filosoof denkt over de geest van de historicus en hoe historici iets kunnen weten, terwijl de
psychologie juist naar de wijze kijken waarop historici kunnen denken. De filosofische
traditie van geschiedenis gaat terug tot het Griekenland van de zesde eeuw, waar de nadruk op
de wiskunde gelegd werd. In de Middeleeuwen veranderde dit langzaamaan tot een reflectie
op de theologie en de relatie tussen de god en de mens. Vanaf de zestiende eeuw tot de
negentiende eeuw sloeg dit om tot het leggen van een fundatie voor de natuurwetenschappen,
waarbij de menselijke geest centraal stond als onderdeel van de natuurlijke wereld om hem
heen. Rond de achttiende eeuw begon de mens kritisch te denken over de geschiedenis,
waarbij het een aparte discipline werd. In de negentiende eeuw kreeg de discipline een
werkwijze gebasseerd op die van de natuurwetenschappen en de theologie. Heden ten dage is
,iedereen een soort historicus, maar is niet iedereen een echte historicus. Dit werk ligt bij de
beoefenaar van de geschiedwetenschap; geschiedenis is een soort wetenschap of enquête naar
het verleden. De geschiedenis houdt zich bezig met de acties van mensen die in het verleden
geleefd hebben, ook wel de wetenschap van res gestae. Het voltrekt zich door middel van de
interpretatie van verschillende soorten bewijs en kent als doel vermoedelijk zelfkennis.
Het moderne Europese idee van geschiedenis is door middel van een
lange reeks aan processen tot stand gekomen. Bijvoorbeeld werd in het oude Mesopotamië al
een soort geschiedschrijving verricht door de overgebleven manuscripten die over het
verleden spreken. Het was een soort theocratische geschiedenis die naast over het goddelijke,
gedeeltelijk over de mens spraken. Daarnaast werd door middel van mythes ook gedeeltelijk
over temporale zaken gesproken door over het begin der tijden te spreken e.d.; e.g. een
theogonie. Deze soorten domineerden het Nabije Oosten totdat Griekenland begon op te
komen. Herodotus en Thucydides schreven meer een geschiedschrijving die we vandaag de
dag wetenschappelijk zouden kunnen noemen. Het was onderzoek, gebasseerd op feiten/een
argumentatie, naar het menselijke en is dus niet theocratisch of mystiek van aard. Dit maakt
Herodotus de aardsvader van geschiedenis met zijn zoektocht naar de waarheid. Ook
Thucydides stelde kritische vragen in plaats van slechts feiten/legendes te herhalen. Dit was
merkwaardig gezien de tijdsgeest waarin beide historici zich bevonden. De oude Grieken
kenden destijds een metafysisch wereldbeeld, waardoor geschiedenis eigenlijk helemaal niet
kon bestaan; ‘Als alles in de wereld veranderd, wat is er voor de geest om zich aan vast te
klampen?’ In het Griekse gedachtegoed ontstond hierom een tweescheiding tussen ‘echte
kennis’ en ‘meningen’. De eerste is permanent; de tweede is altijd onderhevig aan
verandering. Verandering kan alleen omgezet worden in kennis tot het niveau waarop het is
waargenomen. Om deze reden kon geschiedenis niet bestaan aangezien het over iets wat
voorbijgaand is en het wetenschappelijk moet zijn, maar aangezien iets waargenomen dient te
worden om voorbijgaand te zijn, kan het niet wetenschappelijk zijn. De Grieken waren – in
tegenstelling tot wat hier voorafging – juist gevoelig voor geschiedenis, door de snelheid van
de gebeurtenissen destijds. Plato stelde dat meningen even belangrijk kunnen zijn voor het
leven als wetenschappelijke kennis. De Griekse opvatting stond in complete tegenstelling met
een deterministische visie, aangezien ze de geschiedenis als flexibel zagen en openstaande
voor aanpassing. Niets wat gebeurt is onoverkoombaar. Bij het schrijven van de historische
teksten waren de Grieken vrij kritisch en wilden ze alles controleren; het waren al met al
allemaal ooggetuigenverslagen. Dit kende drie beperkingen: kort historisch perspectief, tevens
is hij afhankelijk van datgene wat de mensen om hem heen hem vertellen en was het erg
, tijdsgebonden. Wanneer Herodotus naast Socrates geplaatst wordt het verschil met de
traditionele intellectuele traditie meteen duidelijk.
Hoorcollege 1: Introductie + Griekse historiografie.
Er bestaan eigenlijk 2 soorten geschiedenis; a parte obiecti, het historische proces of a parte
subiecti, het historische denken. Historiografie is de geschiedenis van het geschiedkundige
denken. Maar waarom bestaat historiografie eigenlijk? Ten eerste om iets te weten te komen
over het verleden. Maar wat is kennis over het verleden? 1 Ten tweede is dat we tot een
structuur behoren en altijd dus immanent aan de geschiedenis zijn. Historici dienen hierin hun
plek te kennen en dienen ook op de hoogte zijn van eerdere vragen in het historische debat.
Daarnaast maakt historiografie echt een verschil in de geschiedenis. Maar waarom
wereldgeschiedenis (onderwerp van dit vak)? Omdat geschiedenis niet als een geïsoleerd
object te zien is, maar immanent aan alle geschiedenissen daar om heen; universele
geschiedenis. Wereldgeschiedenis betekent in dit vak de wijze waarop de mens geprobeerd
heeft haar realiteit of wereld te begrijpen. Geschiedenis is een discussie over echte problemen,
die leiden tot vragen die historici proberen te beantwoorden door middel van claims, gebouwd
op argumenten en gebaseerd op vooronderstellingen; dit alles zonder einde (Pieter Geijl).2
Theorie is de studie van aannames (de onderliggende concepten van de
historische discipline).Voor deze theorie zijn een aantal vragen van belang; #1 ‘Wat is
geschiedenis? (aard)’ – dit is geschiedenis is een benodigde aanname in de menselijke geest
(transcendentale aanname). #2 ‘Waar gaat geschiedenis over? (onderwerp)’ – Over zaken die
de mens in het verleden gedaan heeft (Res gestae handelingen). #3 ‘Wat voor methode wordt
gebruikt in de geschiedschrijving? (methode)’ – Deze vraag onderzoekt de wijze waarop het
historisch onderzoek verricht wordt. #4 ‘Waar kan het voor gebruikt worden? (waarde)’ –
deze vraag onderzoekt de waarde van het historische onderzoek voor de mens heden ten dage.
Ten tijde van Herodotus (485-420) en Thucydides (460-400) zag het
wereldbeeld er totaal anders uit; er bestond de bewoonde wereld (oikoumene) en de
onbewoonde mensetende wereld (androphagi). Dit vormde een soort ‘wij’ (Grieken) en ‘zij’
(Barbaren) wereldbeeld. Volgens Popkin zijn de beginselen van de Westerse historiografie
terug te vinden in de Griekse poleis waar niet alleen gebeurtenissen beschreven werden, maar
de Grieken hielden een soort ondervragen, hadden een duidelijk onderwerp en gebruikten
1
Pro: geschiedenis bestaat alleen in de geschiedschrijving.
Contra: geschiedenis komt ook op andere manieren boven water en is er meer geschiedenis dan
geschiedschrijving.
2
Ad debat, Ad vragen, Ad claims.