Volledige samenvatting van het vak formeel strafrecht, inclusief:
- Stappenplannen per week bij het beantwoorden van tentamenvragen
- Alle arresten verwerkt
- Hoorcolleges/werkgroepen ook verwerkt in de samenvatting
Helaas niet bruikbaar wanneer je geen studie volgt bij deze universiteit aangezien de stof is opgedeeld in weken en alles door elkaar loopt en er niet bij vermeld staat welk hoofdstuk het betreft.
Doelen van het strafprocesrecht
Hoofddoel: het verzekeren van een juiste toepassing van het abstracte materiele strafrecht. Dat doel
is tweeledig:
Het bewerkstelligen dat de schuldigen (de daadwerkelijke overtreders) worden gestraft
Het voorkomen van de bestraffing van onschuldigen
Bijkomende doelen:
Voorzien in een regeling waarin een adequate justitiële reactie kan worden gegeven op
strafbaar gedrag
Eerbiediging van de rechten en vrijheden van de verdachte en andere betrokkenen
Procedurele rechtvaardigheid
Demonstratiefunctie
Generale en speciale preventie
Voorkomen eigenrichting
Waarheidsvinding vs. rechtsbescherming
Er moet een balans worden gevonden tussen waarheidsvinding (waarbij bevoegdheden worden
gebruikt die een inbreuk maken op de rechten van personen) en rechtsbescherming
Klassieke uitgangspunten
•Rechterlijke onafhankelijkheid en onpartijdigheid (art. 6 lid 1 EVRM)
•Beroepsrechters (geen lekenrechtspraak of juryrechtspraak)
•Vervolgingsmonopolie OM (alleen OM kan een vervolging instellen, burgers en andere partijen niet)
•Opportuniteitsbeginsel (art. 167 en 242 Sv): het beginsel dat in Nederland een officier van justitie
kan beslissen dat een strafbaar feit niet vervolgd wordt op grond van het algemeen belang
•Strafvorderlijke legaliteit (art. 1 Sv): strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij wet voorzien
•Geen procedure zonder aanleiding (verdenking of aanwijzing)
•Onschuldpresumptie (art. 6 lid 2 EVRM): verdachte is onschuldig totdat het tegendeel is bewezen
•Hoor en wederhoor
•Recht op rechtsbijstand
•Recht op vertaling en vertolking
•Zwijgrecht (wel kan zwijgen invloed hebben op de straf)
•Interne openbaarheid (alle partijen hebben dezelfde processtukken) en externe openbaarheid
•Motivering
•Onmiddellijkheidsbeginsel (art. 338 Sv): de rechter mag bij de bewijsbeslissing slechts rekening
houden met hetgeen tijdens het onderzoek ter terechtzitting aan de orde is gesteld
Geschreven door Shahram Malouki
,EVRM
Uitspraken EHRM hebben res interpretata-werking: alle lidstaten bij het EVRM zijn gebonden aan de
uitspraken van het EHRM, ook als ze zelf geen partij zijn geweest bij een uitspraak
Absolute rechten (mag nooit inbreuk op worden gemaakt) en relatieve rechten (mag onder bepaalde
voorwaarden wel een inbreuk op worden gemaakt):
Art. 2 EVRM (recht op leven): relatief recht
Art. 3 EVRM (folterverbod): absoluut recht
Art. 5 EVRM (persoonlijke vrijheid): relatief recht
Art. 6 EVRM (eerlijk proces): absoluut recht als proces in het geheel, maar op bepaalde
onderdelen mag er wel een inbreuk op worden gemaakt
Art. 8 EVRM (recht op privacy): relatief recht
Art. 6 EVRM (recht op een eerlijk proces)
Algemene opmerkingen:
• Hoofddoel: voorkomen van willekeurige bestraffing d.m.v. het garanderen van een eerlijk
proces. Er mag pas gestraft worden als de lidstaat de verdachte in staat stelt de hem in art. 6
EVRM gegeven rechten uit te oefenen.
• EHRM beoordeelt de procedure ‘as a whole’ (in zijn geheel): niet iedere tekortkoming in de
procedure leidt tot de conclusie dat art. 6 EVRM is geschonden, omdat de procedure als
geheel (ondanks de tekortkomingen) toch eerlijk kan zijn geweest doordat gebreken
gecompenseerd worden (bijv. door vervangende verdedigingsmogelijkheden)
• Art. 6 EVRM heeft betrekking op de gehele strafrechtspleging, dus ook op het voorbereidend
onderzoek dat van invloed is op (de eerlijkheid van) het eindonderzoek.
• Art. 6 EVRM is slechts van toepassing nadat een strafbaar feit is vastgesteld. Er kan dus geen
schending van art. 6 EVRM zijn als er nog geen strafzaak tegen een persoon is.
Beschermingsbereik art. 6 EVRM:
- Openbare behandeling (lid 1) (relatief recht)
- Behandeling binnen een redelijke termijn (lid 1) (absoluut recht)
- Onafhankelijke en onpartijdige rechter (lid 1) (absoluut recht)
- Onschuldpresumptie (lid 2) (absoluut recht): verdachte is onschuldig totdat het tegendeel is
bewezen. De bewijslast ligt bij de overheid en niet bij de verdachte.
- Op de hoogte worden gebracht van de beschuldiging (lid 3 sub a) (absoluut recht)
- Verdediging en rechtsbijstand (lid 3 sub b en c) (absoluut recht, maar verdachte mag ervan af zien)
- Ondervraging van getuigen (lid 3 sub d) (absoluut recht, maar het aantal relatief)
- Nemo-teneturbeginsel (EHRM Jalloh, Gafgen) (relatief recht): verdachte hoeft niet/kan niet
worden gedwongen om mee te werken aan zijn eigen veroordeling
Uit het nemo-teneturbeginsel volgt:
o Het zwijgrecht (art. 6 EVRM en art. 29 lid 2 Sv)
o Cautieplicht (art. 29 lid 2 Sv)
o Pressieverbod (art. 29 lid 1 Sv): dat een verdachte niet mag worden gedwongen tot
het afleggen van een onvrije verklaring
o Dat het OM moet bewijzen (bewijslast heeft), zonder toevlucht te kunnen zoeken in
bewijs dat door ongeoorloofde druk is verkregen (Saunderscriterium ruim). Dit is
nauw verbonden met het vermoeden van onschuld (art. 6 lid 2 EVRM)
o Dat er geen uitleveringsbevel van voorwerpen mag worden gegeven aan verdachten
(art. 96a lid 2 Sv), omdat verdachte anders meewerkt aan zijn eigen veroordeling
Daarnaast is het nemo-teneturbeginsel (en het pressieverbod) nauw verbonden met het
folterverbod (art. 3 EVRM). Hierbij geldt dat een inbreuk op art. 3 EVRM niet altijd leidt tot
een inbreuk op art. 6 EVRM
Geschreven door Shahram Malouki
,Nemo-teneturbeginsel (art. 6 EVRM)
Verdachte hoeft niet/kan niet worden gedwongen om mee te werken aan zijn eigen veroordeling
EHRM Saunders
In EHRM Saunders maakt het Hof onderscheid tussen wilsafhankelijk materiaal (verklaringen) en
wilsonafhankelijk materiaal (al het overige: documenten, adem, bloed en urine). Volgens het Hof
heeft het nemo-teneturbeginsel geen betrekking op wilsonafhankelijk materiaal, maar alleen op
wilsafhankelijk materiaal. Verdachten kunnen dus bij wilsonafhankelijk materiaal altijd gedwongen
worden om materiaal af te geven, zonder dat het een schending van het nemo-teneturbeginsel
oplevert (Saunderscriterium eng). Het doorslaggevende onderscheid tussen wilsafhankelijk en
wilsonafhankelijk materiaal is achterhaald:
Het afdwingen van wilsonafhankelijk materiaal kan ook een schending van het nemo-
teneturbeginsel opleveren (bijv. bolletje cocaïne bij EHRM Jalloh).
Het afdwingen van wilsafhankelijk materiaal hoeft niet per se een schending van het nemo-
teneturbeginsel op te leveren.
Beoordelingscriteria schending nemo-teneturbeginsel (EHRM Jalloh)
Er dient een belangenafweging gemaakt te worden o.b.v. de volgende factoren (Jallohcriteria):
1. De aard en de hoeveelheid dwang dat is gebruikt om het bewijs te vergaren
a) wilsafhankelijk (verklaringen) of wilsonafhankelijk (overige) materiaal?
Het enkele onderscheid tussen wilsafhankelijk en wilsonafhankelijk materiaal (Saunderscriterium
eng) is niet meer doorslaggevend. Wel speelt het onderscheid nog een rol bij de mate van dwang dat
gebruikt mag worden:
Wilsafhankelijk materiaal: er mag minder dwang worden toegepast
Wilsonafhankelijk materiaal: er mag meer dwang worden toegepast
b) is er sprake van foltering, een onmenselijke behandeling of vernederende behandeling?
c) is er gedreigd met het opleggen van een straf? Indien sprake is van een strafbedreiging:
Wettelijk regime: klassiek strafrecht of bijv. wegenverkeerswet?
Strafhoogte? Vrijheidsbenemend?
d) wordt er een actieve medewerking van de verdachte vereist? (HR Ontgrendelplicht smartphone)
2. Het bestaan van ‘relevant safeguards’ in de procedure (relevante rechtswaarborgen)
a) Kon de verdachte gebruik maken van rechtsbijstand?
b) Kon de verdachte tegenbewijs leveren? (eigen bewijs/getuigen inroepen)
c) Kon de verdachte het bewijs tegen hem laten beoordelen?
Bij het bestaan van relevante rechtswaarborgen, is er minder snel sprake van een schending van het
nemo-teneturbeginsel. Die waarborgen moeten dan wel effectief en voldoende de mate van dwang
reduceren. Bij het ontbreken van relevante rechtswaarborgen, is er eerder sprake van een schending
van het nemo-teneturbeginsel
3. Het gebruik dat van de verklaring of het gevonden materiaal is gemaakt
Is het bewijs van doorslaggevende betekenis in de procedure of dient het als steunbewijs?
Indien er gebruik is gemaakt van ongeoorloofde druk, maar het verkregen bewijs niet wordt gebruikt
voor de bewezenverklaring of de straftoemeting, levert het onrechtmatige bewijs geen inbreuk op
het nemo-teneturbeginsel (dan ben je klaar). Hiervan is bijv. sprake als de verdachte tijdens het
proces een nieuwe verklaring aflegt (EHRM Gafgin II). Als het bewijs wel wordt gebruikt, dan is het
afhankelijk van de aard en mate van dwang en de relevant safeguards of er ook daadwerkelijk sprake
is van een inbreuk op het nemo teneturbeginsel
Geschreven door Shahram Malouki
, HR Ontgrendelplicht smartphone (actieve participatie)
Het gaat in deze zaak om de biometrische ontgrendeling van een inbeslaggenomen smartphone van
een verdachte om ten behoeve van het opsporingsonderzoek toegang te krijgen tot de inhoud
daarvan. Daarbij is op de aangehouden verdachte lichte dwang uitgeoefend door hem te boeien en
zijn duim op de vingerafdrukscanner van die smartphone te plaatsen. In dit verband is de vraag aan
de orde of het plaatsen van de duim van verdachte op de iPhone zonder zijn toestemming/
medewerking in strijd is met het nemo tenetur-beginsel.
Rechtsregel
Anders dan de situatie waarin verdachte wordt gedwongen de toegangscode van zijn telefoon te
geven, hetgeen een verklaring van verdachte vereist, maakt het plaatsen van de duim van verdachte
op zijn telefoon geen inbreuk op het nemo tenetur-beginsel.
Een verdachte is gehouden tot het (passief) ondergaan en dulden van
onderzoeksmaatregelen
In casu is er sprake van het dulden van een onderzoeksmaatregel die geen actieve
medewerking van de verdachte vereist
Daar komt bij dat het ondergaan van deze fysieke dwang slechts een geringe inbreuk op de
lichamelijke integriteit van de verdachte opleverde
Dat met het plaatsen van de duim van verdachte op de iPhone toegang wordt verkregen tot
mogelijk wilsafhankelijke en voor hem belastende gegevens, maakt dit niet anders
Folterverbod (art. 3 EVRM)
Van een schending van art. 3 EVRM is sprake indien het ‘minimum level of severity’ is overschreden.
Hiervan is sprake in de volgende gevallen (EHRM Gafgen II):
1. Folteren: een opzettelijk toegebrachte onmenselijke behandeling die zeer ernstig en wreed lijden
teweeg brengt met het doel om informatie te verkrijgen, te straffen of te bedreigen .
2. Onmenselijke behandeling: een opzettelijke behandeling die uren aaneengesloten duurt en
daadwerkelijk lichamelijke verwonding oplevert of intens fysiek lijden of psychisch lijden veroorzaakt.
Dreigen met folteren is ook een onmenselijke behandeling.
3. Vernederende behandeling: de behandeling die bij het slachtoffer gevoelens van angst en
minderwaardigheid veroorzaakt waardoor het slachtoffer vernederd wordt en mogelijk zijn fysieke
en morele weerstand breekt, of als de behandeling zodanig was dat het slachtoffer wordt gedreven
tot handelingen tegen zijn wil of geweten.
Verhouding tussen art. 3 en 6 EVRM (nemo-teneturbeginsel) (EHRM Gafgen II):
De vraag is wat moet worden gedaan met bewijs dat is verkregen als gevolg van een schending van
art. 3 EVRM:
• Er is slechts sprake van een schending van art. 6 EVRM (nemo-teneturbeginsel) als de
schending van art. 3 EVRM invloed heeft gehad op de uitkomst van de procedure (causaal
verband tussen onrechtmatige bekentenis en veroordeling). Hiervan is geen sprake van als
de rechter zijn veroordeling baseert op een nieuwe, ter terechtzitting vrijelijk afgelegde
verklaring/bekentenis (dat was het geval in de Gafgenzaak). Er is in dat geval geen sprake van
een schending van het nemo-teneturbeginsel, omdat de rechter de eerste (onvrije)
verklaring niet gebruikt om de schuld te bewijzen, maar om de waarheidsgetrouwheid ervan
te testen.
• Indien er sprake is van bewijsverkrijging via foltering (categorie 1), dan is er automatisch
sprake van een schending van het nemo-teneturbeginsel. Als de dwang om mee te werken
aan de eigen veroordeling niet bestaat uit foltering (maar categorie 2 of 3), hangt het af van
de Jallohcriteria of er in strijd met het nemo-teneturbeginsel is gehandeld
Geschreven door Shahram Malouki
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper shahrammalouki. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,98. Je zit daarna nergens aan vast.