Organisatiekunde
H1.1 Kenmerken van een organisatie
1.1.1 DEFINITIEKWESTIES
Organisatie een organisatie is een min of meer duurzaam samenwerkingsverband van mensen en
middelen om een gemeenschappelijk doel te bereiken.
- De duurzaamheid kan variëren van enkele weken tot jaren.
- Een organisatiedoel als bijvoorbeeld winst.
- Het samenwerkingsverband bestaat uit mensen die mee willen werken en de hulpmiddelen
die nodig zijn.
Het woord organisatie is de algemene, brede term die te gebruiken is voor alle mogelijke
doelgerichte samenwerkingsverbanden. Het woord instelling verwijst naar het feit dat er ooit iets is
opgericht met een specifiek doel. Het woord instituut is de verlatijnste vorm van instelling. Het
woord inrichting verwijst ook naar het doel, het is zo ingericht om het doel te bereiken.
1.1.2 INDELINGSCRITERIA
Er zijn veel verschillende soorten organisaties. Het gaat om de doelen die zij nastreven, de
hulpmiddelen die ze gebruiken, hun geschiedenis, de structuur of manier van werken, de invloed van
medewerkers, de rechtsvorm en andere kenmerken.
Soorten doelstelling:
o Sociaal-cultureel
o Maatschappelijk
o Economisch
o Politiek
o Staatsrechtelijk (denk aan provincie en gemeente)
o Commercieel of maatschappelijk (streven naar winst of nuttig zijn)
Sommige organisaties bestaan net, anderen bestaan al honderd jaar. Vaak zijn oude organisaties
groter als jonge, ze kunnen ook een hele levenscyclus doormaken van ontstaan, via groei naar
wasdom, naar krimp en opheffing.
Vooral kleine organisaties zijn eenvoudig en overzichtelijk. Grote organisaties zijn vaak complex. Dit
heeft gevolgen voor de manier van werken en de interne communicatie.
Bij de invloed van medewerkers spreek je van ‘horizontaal’ tegenover ‘verticaal’. In een horizontale
organisaties is iedereen ongeveer gelijk; in een verticale organisaties heb je verschillende lagen.
Voor commerciële organisaties bestaan andere rechtsvormen dan voor ideële organisaties. De
rechtsvorm regelt onder andere de mate van aansprakelijkheid.
Rechtspersoon organisatie die kan optreden alsof het een natuurlijke persoon is.
Zorg- en welzijnsinstellingen microniveau van organisaties.
Grote samenhang van instellingen die min of meer hetzelfde doel nastreven; zorg of welzijn
macroniveau.
,H1.2 Profit: winst als doel
Elke organisatie heeft te maken met het afstemmen van doelen en middelen. De manier waarop dat
gebeurt is verschillend. Er is een verschil tussen profit- en non-profit organisaties.
Profitorganisaties hebben als doel winst. Er is geen directe band tussen producent en klant. Het
gaat om goederen, dit zijn tastbare producten. Als het gaat om dienstverleningen staat de relatie met
de klant centraal. Diensten kun je namelijk niet in een werkplaats fabriceren, want zij komen al
werkend tot stand.
Een dienstverlenende organisatie is een duurzaam samenwerkingsverband van mensen en middelen
dat als gemeenschappelijk doel heeft diensten te verlenen aan klanten die daar behoefte aan
hebben.
1.2.1 DE ROL VAN DE MARKT
Particuliere bedrijven worden opgezet door ondernemers die hopen langs deze weg een inkomen te
verwerven. Het is de bedoeling dat de opbrengst de kosten overtreft, want dan maken ze winst,
kunnen ze uitbreiden en een boterham er aan verdienen. Hun kosten zijn niet alleen de productie en
verkoop van goederen en diensten, ze staan ook voor eigen pensioenvoorzieningen, verzekeringen
tegen arbeidsongeschiktheid, administratiekosten en veel meer.
Sinds het begin van de economische wetenschap (Smith) wordt de vrije markt gezien als het
mechanisme om aanbod en vraag met elkaar te verbinden.
Ondernemer biedt producten tegen een te hoge prijs aan > klant stapt over naar concurrent >
ondernemer gaat dichterbij zijn kostprijs zitten > meestal lage winst.
Er is meestal onvolkomen concurrentie: producten verschillen van elkaar en de consument weet vaak
niet welke waar hij krijgt voor zijn geld. Soms ontbreekt concurrentie en is er geen overstap mogelijk.
Dan is er sprake van een monopolie: één ondernemer beheerst de markt.
Bij een aantal producten zijn er slechts enkele, grote aanbieders, die elkaars producten en prijzen in
de gaten houden, soms maken ze afspraken en verdelen ze de markt; dan is er sprake van een
oligopolie.
De overheid heeft enkele wetten om ervoor te zorgen dat productie niet voor milieuvervuiling zorgt
of dat de klant oneerlijk wordt behandeld.
1.2.2 RECHTSVORMEN VOOR ONDERNEMINGEN
Ondernemingen hebben verschillende rechtsvormen; hierbij verschilt de mate waarin deelnemers
bijdragen in het kapitaal van de onderneming en aansprakelijk zijn voor de kosten:
o Zzp’er is zelf aansprakelijk.
o Vennootschap onder firma, waarin een aantal ondernemers samen een onderneming
bezitten en runnen, en persoonlijk aansprakelijk blijven voor de financiële verplichtingen.
o De besloten vennootschap, waarin deelnemers een aandeel hebben in de onderneming en
niet persoonlijk aansprakelijk zijn voor de financiële verplichtingen.
o De naamloze vennootschap, waarbij beleggers een aandeel kunnen nemen in de
onderneming.
Om het overheidsbeleid uit te voeren betalen kiezers belasting aan de overheid.
, H1.3 Non-profit en not-for-profit: ideëel doel
Non-profit ontbrekend winstoogmerk. De directe ruil tussen bedrijf en klant mist. Het gaat om het
ideëel doel nastreven. Een klant betaald niet voor de gebruikte diensten, of alleen een kleine
bijdrage, een zogenaamde retributie, die niet alle kosten dekt. Alle klanten betalen belasting en
premies; hiermee wordt maatschappelijk werk betaald.
Ngo’s niet-gouvernementele organisaties. Dit zijn vooral pressie- en belangengroepen; Rode kruis.
Volgens vastgestelde regels (bureaucratie) worden alle burgers gelijk behandeld. Dat sluit willekeur
uit volgens Max Weber. Deze onpersoonlijke aanpak kan echter ook leiden tot wat wij nu
‘bureaucratie’ noemen in de slechte betekenis van het woord: rompslomp, traagheid, onredelijkheid.
Daarom is er een beweging op gang gekomen die ook overheden klantgericht laat denken.
In de non-profitsector is over het algemeen weinig of geen concurrentie. Binnen een bepaald gebied
bestaat meestal maar één gesubsidieerde instelling voor een bepaald doel. De klant kan niet naar
een ander. Wel is er een klachtrecht voor de klant.
1.3.1 HET COMMERCIËLE BEDRIJF ALS LICHTEND VOORBEELD
Bedrijven zijn veelal opgedeeld in ‘divisies’ met een eigen taakstelling. Om deze taken te kunnen
uitvoeren, moeten deze divisies hun eigen kosten terugverdienen. De divisies hebben een grote mate
van vrijheid om hun doelen te realiseren, maar worden wel regelmatig ‘afgerekend’ op het bereiken
van die doelstelling. Ze moeten daarom efficiënt werken.
Welzijnsinstellingen worden steeds kosten bewuster. Financiering is niet meer vanzelfsprekend. De
moderne welzijnsinstelling heeft een ondernemend bestuur en een actief sturende directie; de
medewerkers moeten creatief, productief en kwaliteitsbewust zijn. De klant is koning.
1.3.2 NOT-FOR-PROFIT?
Net als ondernemingen moeten ook de non-profitinstellingen een goed ‘product’ aanbieden en
zorgen dat de inkomsten de uitgaven dekken. In dat opzicht bestaat er nog een enige overeenkomst
tussen de profitsector en de non-profitsector.
Not-for-profitorganisaties organisaties die een ideëel doel proberen te realiseren aan de hand van
bedrijfseconomische principes.