Beleid en beweging
Boek: de organisatie als hulpmiddel
Hoofdstuk 1: kenmerken van een organisatie
Je hebt 2 soorten organisatie
Profit
o Eenmanszaak
o Vof )vennootschap onder firma
o Bv besloten vennootschap
o Nv naamloos vennootschap
o Winst is uitgangspunt
o Prijs dekt de kosten, uit de winst kunnen nieuwe investeringen
worden gedaan.
Non profit
o Gericht op het algemene belang van de burgers
o Publiek en privaat organisaties
o Privaat zijn verenigingen en stichtingen (rechtsvorm)
o Publiek :provincies, gemeenten, waterschappen
o Kunst, educatie, politie, onderzoek of ontwikkelingshulp
o Afhankelijk van subsidies
Not-for-profit
o Organisaties die een ideëel doel proberen te realiseren aan de hand
van bedrijfseconomische principes
o Zorg, sociale woningsector, overheid
Een organisatie is een hulpmiddel om iets te bereiken. Een duurzaam
samenwerkingsverband van mensen en middelen om een gezamenlijk doel te
bereiken
Duurzaamheid kan variëren tussen enkele weken (commissie van een
studentenvereniging) tot jaren (politieke partij of internationaal bedrijf)
Je hebt een organisatie doel (zorg voor zieken, politieke visie, winst)
Samenwerkingsverband bestaat uit mensen die zich hebben aangemeld of
zijn aangetrokken en de hulpmiddelen die zij daarbij nodig hebben, zoals
geld, kantoorruimte en computer
Rechtsvormen van ondernemingen (profit)
Eenmanszaak, zzp’er zelfstandige zonder personeel. Ondernemer is zelf
aansprakelijk
Vennootschap onder firma (vof) een aantal ondernemers die samen een
onderneming runnen en bezitten, en persoonlijk aansprakelijk blijven voor
de financiële verplichtingen
Besloten vennootschap (bv): deelnemers hebben een aandeel in de
onderneming en zijn niet persoonlijk aansprakelijk voor de financiële
verplichtingen van de bv als rechtspersoon
Naamloos vennootschap (nv) beleggers kunnen via de aandelenmarkt een
aandeel nemen.
Duurzaamheid
"Een duurzame ontwikkeling is een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van
de huidige generatie zonder de mogelijkheden voor toekomstige generaties om
in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen”
,Duurzame groei = economische groei die niet ten koste gaat van natuur en
milieu; economische groei die niet ten koste gaat van groeimogelijkheden in de
toekomst
Duurzame energie = energie uit bronnen die niet opraken, zoals windenergie,
zonne-energie en waterkracht
Duurzame brandstof = brandstof die zo min mogelijk grondstoffen verbruikt,
brandstof uit herwinbare bronnen
Duurzame gebruiksgoederen = goederen die het milieu niet of weinig belasten
Non-profit organisatie: een organisatie die zonder winstoogmerk ideëel doelen
nastreeft
Rechtsvormen non-profit
Stichting: een stichting is een rechtspersoon waarin een bestuur een
vermogen of andere middelen aanwendt voor een ideëel doel.
o Stichting wordt opgericht met een formele acte bij een notaris
o Doel van de stichting wordt vastgelegd, totstandkoming van bestuur
en werkwijze
o Gericht op het welzijn van anderen, niet op winst
o Je kunt geen lid worden, wel donateur
Vereniging: een samenwerkingsverband van leden die een
gemeenschappelijk ideëel doel nastreven. (sport, toneel, woningbouw)
Professionalisering: de ontwikkeling van vrijwillige inspanning om een ideëel doel
te bereiken naar betaald werk van geschoolde hulpverleners binnen een
instelling
, Organisatieleer of organisatietheorie: de tak van wetenschap die iets zegt over
de feitelijke structuur van organisaties en de processen binnen organisaties
Er worde verbanden gezocht (bijvoorbeeld tussen leiderschapsstijlen en
ziekteverzuim)
Toetsen van hypothese, is A de oorzaak van B?
Organisatiekunde: de leer die zich richt op de vaardigheden de nodig zijn om
goed te kunnen organiseren of goed te kunnen werken in een organisatie
Hoofdstuk 2
Systeem: een systeem is een geheel van samenhangende delen dat zichzelf in
wisselwerking met de omgeving in stand houdt. Zo is een organisatie ook een
systeem. Het is een wisselwerking tussen mensen en middelen dat uit is op een
doel
Sociaal systeem: een samenwerkingsverband dat effecten op de omgeving
nastreeft en daarvoor gebruik maakt van invloeden uit die omgeving. (alle
medewerkers van een instelling en hun hulpmiddelen vormen de binnenwereld
van het systeem, de organisatie als sociaal systeem streeft doelen na die
gelegen zijn in de buitenwereld)
Hoofdstuk 13
Organisatietheorieën hebben te maken met:
Ideologieën: politieke ideologen hebben bepaalde kijk op de samenleving zoals
socialisme en liberalisme.
Mensbeelden: een mensbeeld bestaat uit opvattingen over de eigenschappen
van mensen. ‘De mens is lui, dom, slecht, goed, intelligent, …
Wetenschappelijk onderzoek: Wetenschappers mogen niet uitgaan van één
bepaald mensbeeld. Zij moeten incalculeren dat de mensen die zij bestuderen
uiteenlopende mensbeelden aanhangen. De ene manager hanteert het negatieve
mensbeeld en een ander ziet dat veel rooskleuriger. De theorieën die
onderzoekers opstellen, moeten laten zien hoe mensbeelden en
organisatievormen elkaar beïnvloeden.
Macro: de plaats van de organisatie in hun maatschappelijke omgeving
De middeleeuwen en nieuwe tijd: enige verzorging van armen, zieken,
bejaarden, maar er was geen openbare veiligheid, geen inkomensgarantie,
geen vrijheid van denken.
De verlichting: optimisme, de rede zou een betere samenleving brengen.
De arbeidersbeweging: opstanden. Compromis gesloten tussen de
heersende elite de arbeidersbewegingen in West-Europa. Wettelijke
voorzieningen voor onderwijs, gezondheidszorg en huisvesting.
De verzorgingsstaat als moderne samenleving: de democratie keerde
terug na de Tweede wereldoorlog. De kwetsbare arbeider werd beter
beschermd door wetten. Openbare bedrijven zoals zorg en welzijn
organisaties geprivatiseerd.
Varianten van de welvaartstaat: de staat of het particulier initiatief bieden
diensten aan de burgers.