Toegepast onderzoek hoofdstuk 1
Kenmerken goed onderzoek
1. Betrouwbaarheid: de mate waarin een onderzoek precies en nauwkeurig is, wat
wordt gekenmerkt door meetfouten. Hoe minder meetfouten, des te
betrouwbaarder het onderzoek is.
2. Validiteit: de mate waarin de resultaten van een studie geldig zijn en er
daadwerkelijk gemeten wordt wat men wilde meten.
3. Repliceerbaarheid: in welke mate is de studie herhaalbaar? Kunnen andere
onderzoekers de studie opnieuw uitvoeren?
4. Objectief: de studie is onafhankelijk van de opvattingen van de onderzoeker
uitgevoerd.
5. Ethisch verantwoord: de uitvoering van het onderzoek zelf en de resultaten daar
van zijn noch direct noch indirect schadelijk voor betrokkenen bij het onderzoek.
Verschil wetenschappelijk en toegepast onderzoek
Wetenschappelijk onderzoek: is in eerste instantie gericht op het verkrijgen van
meer theoretisch inzicht, met behulp van de criteria die hiervoor genoemd zijn,
om op die manier meer kennis te verkrijgen en/of theorievorming te verbeteren
rond een bepaald gebied.
Toegepast onderzoek: gelden de eerste voorwaarden ook, maar hiernaast heeft
het tot doel om de praktijk te verbeteren. Het is dus praktijkgestuurd.
Toegevoegde waarde onderzoek
Aan de hand van goed onderzoek kan men met meer zekerheid iets concluderen en
(in het geval van toegepast onderzoek) adviseren over de fenomenen of het gedrag
dat men bestudeert dan aan de hand van een studie die niet aan deze criteria
voldoet.
Verschillende perspectieven en stromingen
Een perspectief is een manier van kijken. Het is niet zo dat het ene perspectief
superieur is aan de andere, maar wel dat het ene beter past bij een bepaald
vraagstuk. De onderzoeksvraag moet dus zo specifiek mogelijk geformuleerd
worden, zodat het best passende perspectief gekozen kan worden voor de studie.
Wat is het soort probleem? VB: economisch, psychologisch of technisch?
Inductie en deductie
Inductie: Op grond van specifieke waarnemingen komt men tot een algemene
theorie.
Deductie: Op grond van een algemene theorie komt men tot een specifieke
verwachting of veronderstelling. ‘Als…dan…’
Empirisch-analytische en interpretatieve stroming
Onderscheid in twee wetenschapsfilosofische stromingen.
Empirisch-analytische (positivistische) stroming: Deze methode wil feiten
verzamelen op basis van de zintuigelijke waarnemingen van de onderzoekers.
Oorsprong in natuurwetenschappen, vaak gebruikt in deductief onderzoek.
Interpretatieve (fenomologische en hermeneutische) stroming: Gaat niet af op
feiten, maar bestudeert eerder de ervaringen van mensen; de beleefde waarheid
en het duiden hiervan door de onderzoeker staan hier centraal. Vooral in
inductieve studies.
, Twee centrale onderzoeksmethoden; Kwantitatief en kwalitatief onderzoek
1. Kwantitatieve (numerieke): dit is kwantificeerbaar onderzoek gericht op
beschrijven of toetsen, dat in meetbare eenheden of getallen is uit te drukken.
(positivistisch)
a. Surveymethode: enquête- of vragenlijst.
2. Kwalitatieve: dit is vaker exploratief onderzoek, dat niet in meetbare eenheden
uitgedrukt wordt, maar waarin rijke, diepgaande informatie verzameld wordt.
(interpretatief)
a. Interviews.
Studies die van beide methoden gebruik maken worden mixedmethodstudies
genoemd.
Studies die verschillende kwantitatieve of verschillende kwalitatieve technieken
gebruiken, worden mutimethodstudies genoemd.
Interventie
Laboratoriumexperiment Experiment/
simulatie
Beoordelingstaken Veldexperiment
(vignetstudies)
Algemeen Specifiek
Vragenlijststudies Casestudies en
(surveys) interviews
Theoretisch onderzoek/ Computersimulaties
secundaire data
Geen interventie
Keuze van perspectief
De gekozen methode moet consistent zijn met de onderzoeksvraag.
Experimenten
Deze worden uitgevoerd om te achterhalen of een bepaald variabele invloed
uitoefent op een andere variabele en hoe groot die invloed is. Bij een experiment
wordt systematisch variatie aangebracht in de onafhankelijke variabele. Er worden
bewust verschillende situaties voor groepen onderzoekseenheden gecreëerd om de
uitwerking van een manipulatie (interventie) te onderzoeken. Er zijn twee groepen:
de experimentele groep en de controlegroep. Randomiseren is het aselect toewijzen
van onderzoekseenheden aan groepen en het toeval laten bepalen welke groep de
experimentele en welke de controlegroep wordt.
, Casestudy Experiment
Onderzoek in natuurlijke omgeving Onderzoek zo veel mogelijk geïsoleerd
Aantal onderzochte variabelen Aantal onderzochte variabelen zeer
uitgebreid, soms meer dan het aantal beperkt
onderzoekseenheden
, Toegepast onderzoek hoofdstuk 2
De empirische cyclus
De empirische cyclus voor theorie gestuurd onderzoek is in Nederland ontwikkeld
door De Groot. Belangrijk is dat er in dit type altijd kennisprobleem als uitgangspunt
geldt. Deze cyclus wordt nog altijd als basisproces voor het opzetten, uitvoeren en
evalueren van wetenschappelijk onderzoek gezien.
Fase 1: Observatie.
Hier wordt het object van studie geobserveerd of verkend om tot de eerste
verwachtingen rond het object te komen. Tussenfase: inductie.
Fase 2: Theorie bestuderen en hypothese(n) opstellen.
Opzoeken relevante literatuur en deze bestuderen om zodoende algemene
verwachtingen of hypothesen te kunnen formuleren ter oplossing van het
kennisprobleem. Tussenfase: deductie.
Fase 3: Voorspellingen doen.
Nu worden SMART-geformuleerde voorspellen afgeleid uit de hypothesen om ze
toetsbaar te maken. Tussenfase: toetsing (bepalen welke data verzameld gaan
worden door een onderzoeksopzet te maken waarmee de voorspellingen getoetst
kunnen worden).
Fase 4: Onderzoeksdata verzamelen.
Data wordt verzameld door de onderzoekers. Tussenfase: analyse (data analyseren
om de voorspellingen te toetsen).
Fase 5: Evaluatie.
Bepalen of een onderzoek goed is verlopen en of het kennisprobleem aan de hand
va de resultaten kan worden opgelost of niet.
De professionele cyclus
Deze cyclus is praktijk gestuurd. De optimalisatie van de praktijkuitvoering staan
centraal. Deze cyclus is veel specifieker dan de empirische. De inhoud hangt in
sterke mate af van de gekozen beroepspraktijk. Het voorbeeld is toegespitst op de
beroepscyclus van HRM.
Fase 1: Selectie.
Nieuwe medewerkers worden door de HR-specialisten die hiervoor verantwoordelijk
zijn geworven en geselecteerd.
Fase 2: Prestatie.
De geselecteerde medewerkers gaan aan de slag binnen de organisatie.
Fase 3: Beoordeling.
Hier wordt de prestatie van de medewerker door de leidinggevende en/of HR-
professional beoordeeld.
- Beloning: afhankelijk van de beoordeling van de prestatie volgt een passende
beloning.
- Ontwikkeling: indien de prestatie te wensen overlaat.
Dit is ook wel het Michigan model. Het doel is niet theorie bouwen, maar een
probleem oplossen met behulp van theoretische kennis.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper xxloes. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,74. Je zit daarna nergens aan vast.