Inhoud
Boek 1 De kern van het ondernemingsrecht..........................................................................................1
Hoofdstuk 1 Ondernemingsvormen...................................................................................................1
Hoofdstuk 2 Oprichting......................................................................................................................7
Hoofdstuk 3 Vermogensstructuur....................................................................................................10
Hoofdstuk 4 Aandeelhouderschap en lidmaatschap........................................................................15
Hoofdstuk 5 De organisatie..............................................................................................................20
Hoofdstuk 6 Vertegenwoordiging.....................................................................................................26
Hoofdstuk 7 Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid.................................................................30
Hoofdstuk 8 Herstructurering...........................................................................................................38
Boek 2 Faillissement, surseance van betaling en schuldsanering.........................................................41
Hoofdstuk 1 Faillissement................................................................................................................42
Hoofdstuk 2 De faillietverklaring......................................................................................................42
Hoofdstuk 3 De omvang van de failliete boedel...............................................................................46
Hoofdstuk 4 Invloed van het faillissement op de rechtspositie van de schuldenaar........................48
Hoofdstuk 5 De actio Pauliana..........................................................................................................52
Hoofdstuk 6 Positie van de schuldeisers...........................................................................................55
Hoofdstuk 7 De organen die een rol kunnen spelen bij het bestuur van de boedel.........................60
Hoofdstuk 8 De verificatie van vorderingsrechten...........................................................................62
Hoofdstuk 9 Einde van het faillissement na een akkoord of na vereffening.....................................63
Hoofdstuk 11 Surseance van betaling...............................................................................................66
Boek 1 De kern van het ondernemingsrecht
Hoofdstuk 1 Ondernemingsvormen
De rechtsvorm van een onderneming is een hulpmiddel om de onderneming in rechte te kunnen
laten functioneren. Het ondernemingsrecht kent drie hoofdthema’s:
1
, 1. Hoe steekt de interne structuur, de juridische organisatie, de inrichting van een onderneming
in elkaar? (organisatierecht).
2. Wie mogen en kunnen voor de onderneming transacties afsluiten? (vertegenwoordiging)
3. Hoe zijn de verantwoordelijkheid en de aansprakelijkheid voor de gang van zaken van de
onderneming uitgewerkt? (aansprakelijkheid).
De volgende wettelijke regelingen zijn van toepassing op rechtspersonen:
Boek 2 Burgerlijk Wetboek
Handelsregisterwet 2007 en Handelsregisterbesluit 2008
Wet op de Ondernemingsraden (WOR)
Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen 2020
(Stb. 2020, 507; treedt in werking per 1 juli 2021)
1. Besloten vennootschap
De BV, NV en coöperatie hebben ten doel het drijven van een onderneming die gericht is op het
behalen van winst. De winst is bedoeld voor de aandeelhouders van de NV/BV resp. de leden van de
coöperatie.
Gelet op artikel 2:175 BW is de bv een kapitaalvennootschap, omdat je alleen kan participeren in de
bv als je een aandeel hebt in haar kapitaal. Er moet minimaal 1 aandeel worden uitgegeven die wel in
handen mag zijn van één persoon; een eenpersoons-bv. Een aandeel dient als middel om vermogen
aan te trekken. Doorgaans is stemrecht verbonden aan een aandeel in de
aandeelhoudersvergadering (AV), zie artikel 2:228 BW; een zeggenschapsfunctie. Hoe meer
aandelen men heeft, hoe meer zeggenschap in de AV (lid 2). Maar hiervan kan worden afgeweken in
de statuten (lid 4). De derde functie van een aandeel is de winstverdelingsfunctie: in beginsel geeft
ieder aandeel recht op een gedeelte van de winst, artikel 2:216 BW. Hoe meer aandelen, hoe groter
de winst (= dividend). Hiervan kan worden afgeweken (lid 6 en lid 7). Voor de aandeelhouder is een
aandeel tot slot een vermogensobject, omdat deze voor overdracht vatbaar is en dus vrij
verhandelbaar is.
Een bv is besloten, dus de door haar uitgegeven aandelen staan op naam en overdracht van
aandelen kan in beginsel niet vrij plaatsvinden. Vóór de overdracht dient een aandeelhouder zijn
aandelen aan medeaandeelhouders aan te bieden ex artikel 2:195 lid 1 BW. De statuten kunnen de
aandelenoverdracht vrij maken, maar de wet bepaalt wel de grenzen waarbinnen een vrije
overdraagbaarheid in de statuten beperkt mag worden; blokkeringsregelingen. Overdracht van een
aandeel van een bv moet bij notariële akte plaatsvinden. Ook de aandeelhouders van een bv worden
in een register bijgehouden (artikel 2:194 BW).
Aandeelhouders en bestuurders zijn op grond van artikel 2:175 BW in beginsel niet aansprakelijk
voor hetgeen in de naam van de bv is verricht, althans slechts aansprakelijk tot het bedrag dat op de
aandelen is gestort.
Naast de speciale bv-bepalingen in artikel 2:175-2:274 BW zijn ook de algemene bepalingen in artikel
2:1-2:25 BW, 2:308-2:333l BW, 2:334a-334ii BW, art. 2:335-2:359 BW, 2:360-2:446 BW en de
statuten (2:177 BW; naam/zetel/doel) van toepassing op de bv.
2. Naamloze vennootschap
Het minimumkapitaal van een nv bedraagt €45.000,- (artikel 2:67 lid 2 BW). Een nv kent een in
aandelen verdeeld maatschappelijk kapitaal (2:64 BW), die voor een bv facultatief is. Een nv is ook
een kapitaalassociatie (kapitaalvennootschap) en de aandelen vervullen dezelfde functies als bij een
bv: aantrekken vermogen (artikel 2:80 BW), winstverdeling (2:105 BW) en stemrecht (2:118 BW). De
2
,aandelen van een nv hoeven niet op naam te luiden, maar mag ook aan toonder zijn. Nu de houders
van aandelen aan toonder niet in een aandeelhoudersregister worden opgenomen, worden de
personen achter het aandeel makkelijk uit het oog worden verloren. Een nv kán wel aandelen op
naam uitgeven (artikel 2:82 en 2:85 BW). De specifieke bepalingen voor nv’s zijn van toepassing op
nv’s (artikel 2:64-2:164) én de zojuist besproken algemene bepalingen zijn ook van toepassing.
3. De maatschap en de vennootschap onder firma
De maatschap is een verbintenisscheppende, wederkerige overeenkomst tot samenwerking van twee
of meer personen, waarvan het sluiten in beginsel vormvrij is. Een maatschap strekt tot een actieve
samenwerking van de maten (ook wel: vennoten of compagnons) die erop gericht is om door middel
van hun inbreng voor gemeenschappelijke rekening voordeel te behalen dat aan hen allen ten goede
komt. de maatschap is geregeld in Titel 9 van Boek 7A BW (art. 7A:1655-1688 BW).
Als een maatschap onder gemeenschappelijke naam een onderneming of bedrijf uitoefent, gelden
naast art. 7A:1655-1688 BW ook artikel 16-34 K, omdat de maatschap dan als vennootschap onder
firma (vof) wordt aangeduid. Voor een maatschap geldt een minder streng aansprakelijkheidsregime
(artikel 7A:1680 BW) dan voor de vof (artikel 18 WvK). Voor het vertegenwoordigen van de
maatschap moet een maat een volmacht hebben gekregen (7A:1679 BW), de
vertegenwoordigingsbevoegdheid van vennoten in de vof volgt uit de wet (17 lid 1 WvK).
De vennoten van een maatschap en vof dienen op voet van gelijkheid samen te werken en dit
impliceert een duurzame relatie. Een maatschap of een vof wordt dan ook omwille van personen
(instuite personae; hoogstpersoonlijk) aangegaan; personenvennootschappen.
Maatschappen kunnen gebruikt worden voor de gezamenlijke uitoefening van het beroep van
bijvoorbeeld advocaat of chirurg. Voor bedrijvigheid, zoals loodgieters- of schilderbedrijven is de vof
de meest gebruikte rechtsvorm. Wanneer naar buiten toe niets van een gezamenlijke beroeps- of
bedrijfsuitoefening blijkt, spreekt men van een stille maatschap. Is een dergelijke uitoefening voor
derden wel aan te merken als gezamenlijke, bijvoorbeeld door een gemeenschappelijke naam, dan is
sprake van een openbare maatschap.
Het onderscheid tussen beroep- en bedrijfsuitoefening is van belang, omdat voor de gezamenlijke
uitoefening onder gemeenschappelijke bedrijfsuitoefening onder gemeenschappelijke naam als
gevolg van het wettelijk regime voor de vof strengere aansprakelijkheidsregels gelden dan voor de
beroepsuitoefening. Voor het onderscheid tussen beroep en bedrijf zijn de verkeersopvattingen van
belang, waarbij beroepsuitoefening wijst op persoonlijke dienstverrichting. Hier staan de
persoonlijke kwaliteiten van de dienstverrichter voorop. De beroepsbeoefenaar behartigt het welzijn
van zijn cliënt: advocaat, medicus, notaris etc. Er geldt vaak een vertrouwensband tussen de
beroepsbeoefenaar en de cliënt (en een beroepsgeheim). Bij bedrijfsuitoefening staat die
persoonlijke, vertrouwelijke band minder voorop, zoals bij de bakker of schilder. Bedrijfsbeoefenaren
gaan ook vaker transacties aan met derden.
Nu de maatschap en vof een overeenkomst zijn, zijn ook de bepalingen omtrent verbintenissen uit
overeenkomst en de bepalingen omtrent rechtshandelingen van toepassing.
De verschillen tussen een maatschap en een vof komen met name tot uiting in de volgende twee
punten:
a. Vertegenwoordigingsbevoegdheid
Bij de vof ontleent iedere vennoot aan de wet (van rechtswege)
vertegenwoordigingsbevoegdheid (artikel 17 lid 1 WvK), waardoor ieder der vennoten
3
, bevoegd is namens de vof te handelen. Bij een maatschap dient een vennoot daartoe in
beginsel een volmacht te hebben gekregen van de andere vennoten ex artikel 7A:1679 BW.
b. Aansprakelijkheid
Voor schulden van de vof zijn alle vennoten hoofdelijk verbonden (artikel 18 WvK). Voor een
maatschap geldt dat de vennoten in beginsel slechts voor gelijke delen verbonden zijn voor
de vennootschapsschulden ex art. 7A:1679 en 1680 BW.
Op de maatschap en de vof is de Wet op de ondernemingsraden van toepassing, voor zover een
ondernemingsraad dient te worden ingesteld. Ook is de Handelsregisterwet 2007 van toepassing. Tot
slot zij gewezen op het bijzonder strenge voorschrift van artikel 29 VwK. Naast de relevante
bepalingen is vooral het tussen vennoten afgesloten contract van belang.
4. Verschillen tussen nv/bv enerzijds en de maatschap en vof anderzijds
Verschillen tussen de bv/nv enerzijds en de maatschap en vof anderzijds:
a. Bij een bv/nv zijn aandeelhouders in beginsel niet aansprakelijk voor hetgeen in naam van de
vennootschap is verricht (2:64 en 2:175). Voor de maatschap en vof gelden strenge regels.
b. Voor de bv/nv geldt de verplichting om een jaarrekening openbaar te maken (titel 9 Boek 2
BW), die niet geldt voor de maatschap en vof.
c. Een aandeelhouder van de kapitaalvennootschap kan de vennootschap niet opzeggen
(althans slechts door zijn aandeel over te dragen). Een vennoot van een
personenvennootschap kan wel de vennootschap verlaten.
d. In een bv/nv geldt een duale organisatiestructuur waarbij er steeds een
aandeelhoudersvergadering en een bestuur moet zijn. Die duale organisatiestructuur geldt
niet voor de maatschap en vof.
5. Tussenvormen: commanditaire vennootschap en coöperatie
De commanditaire vennootschap is een samenwerkingsovereenkomst tussen een of meer gewone
vennoten (die hoofdelijk aansprakelijk zijn) en een of meer commanditaire vennoten, die tot niet
meer gehouden is dan het bedrag van zijn inbreng (artikel 20 lid 3 WvK). Een commanditaire vennoot
is net als de gewone vennoot wel gewoon deelnemer, partij in de cv. Zij heeft dus ook recht op een
deel van de winst van de cv. Artikel 19, 20 en 21 WvK zijn specifiek voor de cv opgesteld. Die regels
gelden voor de cv die als zodanig voor derden kenbaar is als cv. Zo’n cv is dan ook steeds vof,
waardoor de regels omtrent vof’s ook van toepassing zijn op cv’s. Op grond van artikel 20 lid 2 WvK
mag een commanditaire vennoot geen bestuurs- of beheershandelingen verrichten. Verricht de
commanditaire vennoot wél zo’n handeling, dan is hij hoofdelijk aansprakelijk voor de
verbintenissen van de cv, omdat hij wordt geacht een gewone vennoot te zijn. Die aansprakelijkheid
kan wel worden verlicht wanneer de aansprakelijkheid in onevenredige verhouding staat tot de aard
en ernst van de overtreding van het beheersverbod. In Lunchroom Katterug is bepaald dat de sanctie
van artikel 21 WvK uitsluitend gerechtvaardigd is, indien en voor zover zij in overeenstemming is met
de strekking van die bepaling. Zij mag dan ook niet in een onevenredige verhouding staan tot de aard
en ernst van de schending door de commanditaire vennoot van artikel 20 WvK en dient achterwege
te blijven indien en voor zover zij door het handelen van de commanditaire vennoot niet of niet ten
volle wordt gerechtvaardigd. Anders geformuleerd: de commandite moet een ernstig verwijt zijn te
maken.
Ook de coöperatie kan gesitueerd worden tussen de maatschap en de vof enerzijds en de nv/bv
anderzijds. Artikel 2:53-63j BW zijn enkele voor de coöperatie specifieke bepalingen. De coöperatie is
opgezet als verenging waardoor ook de meeste bepalingen over verenigingen van toepassing zijn.
Echter, de coöperatie is een aparte rechtsvorm en niet een bijzonder soort vereniging. In
tegenstelling tot verenigingen (artikel 2:26 lid 3 BW), mag een coöperatie wél winst uitkeren onder
haar leden (artikel 2:53a BW). De coöperatie heeft als doel te voorzien in bepaalde stoffelijke
4