Week 1: Europese btw en ondernemerschap
Hfd. 1 t/m 4 globaal
Algemene indirecte verbruiksbelasting = die beoogt al het consumptieve verbruik te treffen
dmv heffing die niet bij consument plaatsvindt maar bij leverancier.
Fabrikantenbelasting = Belasting wordt geheven in 1 schakel, bij de producent c.q. fabrikant.
Vaak zijn er verschillende fabrikanten achter elkaar, waardoor er cumulatie van belasting
kan ontstaan; niet altijd rechtstreeks aan consument. Om te bereiken dat op het eindproduct
altijd dezelfde belastingdruk rust, zal men in gevallen waarin de fabrikant aan de consument
levert, de winst van de groot- en kleinhandel moeten kennen.
Groothandelbelasting = Het gaat om het belasten van de aan de kleinhandel voorafgaande
schakel. ‘Neutraliteit’ is groter: hoe dichter het punt van de belastingheffing bij de consument
ligt, hoe groter de mogelijkheid wordt om de belasting exact uit te drukken in een % van de
kleinhandelsprijs.
Kleinhandelsbelasting = strekt zich uit tot alle ondernemers die rechtstreeks aan consument
presteren. Is ideaal in zoverre dat daarmee bereikt wordt dat daadwerkelijk de besteding van
de consument in de heffing wordt betrokken, nu over de kleinhandelsprijs wordt geheven.
In een cumulatief cascadestelsel vindt belastingheffing plaats in alle schakels van productie
en distributie. In beginsel wordt geheven over de gehele in rekening gebrachte prijs: hierdoor
vindt er cumulatie van belasting plaats.
Bij toepassing van een niet-cumulatief cascadestelsel stapelt de belasting die bij elk van de
heffingspunten wordt geheven zich niet op. Dit is de omzetbelasting over de toegevoegde
waarde. De heffing vindt plaats in meer dan 1 schakel in de bedrijfskolom, waarbij in iedere
schakel slechts belasting wordt geheven over de in die schakel toegevoegde waarde aan de
goederen.
● Additieve methode = [tarief x (lonen + winst + subsidies)]
De componenten van de verkoopprijs die nog niet eerder in de heffing zijn betrokken,
worden bij elkaar opgeteld en daarover wordt de belasting berekend.
● Subtractieve methode : aftrekmechanisme.
- Subtractieve methode volgens systeem aftrek vooromzet [tarief x (output -/-
input)]
- Methode van aftrek voorbelasting [(tarief x output) -/- (tarief x input)]
Allereerst wordt op de belaste verkopen van de ondernemer het geldende
tarief toegepast. Van het aldus verkregen bedrag aan belasting wordt het
totaal van de omzetbelasting dat op de inkopen van een ondernemer drukt
afgetrokken.
De heffing volgens de methode van aftrek van voorbelasting is een paradox; degene die
denkt te worden vrijgesteld, wordt veelal belast, en degene die denkt te worden belast, wordt
veelal vrijgesteld.
Inhaaleffect: de belastingdruk wordt bepaald door het percentage dat de laatste ondernemer
in de bedrijfskolom moet voldoen. Wanneer een vrijstelling van toepassing is, treedt het
inhaaleffect ook op.
Een lager tarief in kleinhandel heeft effect, omdat de afnemer de belasting niet in aftrek kan
brengen. Ook een vrijstelling in de laatste schakel van het distributieproces zorgt dat de
,‘toegevoegde waarde’ van de laatste schakel buiten de heffing blijft, zodat de belastingdruk
wordt gematigd.
Gevolgen van het aftrekmechanisme:
- Binnen de bedrijfskolom vormt de btw een doorlopende post die geen invloed
uitoefent op de kostprijs van het goed/de dienst.
- Onmiddellijke aftrek voorbelasting heeft tot gevolg dat voorraden, investeringen e.d.
zich belastingvrij bij de ondernemer bevinden.
- Een lager (of hoger) tarief heeft alleen effect indien het in de laatste schakel wordt
toegepast. Binnen de bedrijfskolom treedt het inhaaleffect op.
- Een vrijstelling van belasting heeft alleen een ‘drukkend’ effect in de laatste schakel.
- In beginsel heeft de aftrek van voorbelasting tot gevolg dat de belastingdruk op ieder
moment en in iedere schakel nauwkeurig is vast te stellen.
- Belastingdruk is voorts volledig onafhankelijk van de lengte van de productie- of
distributieketen.
- De btw wordt uiteindelijk gedragen door degene die de belasting niet in aftrek kan
brengen.
- Een btw waarin de kleinhandel is betrokken, betekent in wezen niets anders dan een
eenmalige heffing in de kleinhandel schakel, met dien verstande dat de neutraliteit
verstorende nadelen van een dergelijke eenmalige heffing worden vermeden.
Harmonisatie van de belastingwetgevingen van de lidstaten is een van de manieren om de
totstandkoming van de interne markt dichterbij te brengen. De nadruk komt mogelijk teveel
te liggen op de indirecte belastingen; deze hebben als nadeel dat weinig rekening kan
worden gehouden met persoonlijke omstandigheden van de belastingplichtige. Daar komt bij
dat de handhaving van de omzetbelastingstelsels niet geheel lijken te zijn toegerust om de
digitalisering en mondialisering van de samenleving op te vangen.
De Eerste richtlijn : lidstaten hun cumulatieve stelsels moesten vervangen door een stelsel
van heffing over de toegevoegde waarde met aftrek van voorbelasting. Tweede richtlijn:
structuur en wijze.
De Zesde richtlijn vormde tot 1 januari 2007 de basis waarop de omzetbelasting in de
lidstaten berustte.
De beste manier om de fiscale grenzen op te heffen zou zijn om de gehele Unie als 1
bestemmingsland aan te merken. Om toch te bereiken dat de belastingontvangsten geheel
ten goede zouden blijven komen aan de lidstaat van bestemming, zou een
compensatiemechanisme in het leven worden geroepen: de lidstaat die de (buitenlandse)
belasting had teruggegeven zou het desbetreffende bedrag moeten terugkrijgen van de
lidstaat in wiens schatkist de belasting in eerste instantie was gevloeid. Momenteel wordt er
gebruik gemaakt van de Btw-richtlijn.
In het materiële recht van de indirecte belastingen was het gebruik van verordeningen tot
voor kort voorbehouden aan het douanerecht.
Richtlijnen zijn gericht tot de lidstaten en zijn verbindend ten aanzien van het te bereiken
resultaat. De vorm en middelen waarmee dat resultaat wordt bereikt, wordt overgelaten aan
nationale instanties. Omdat de lidstaten een behoorlijke vrijheid hebben, worden richtlijnen
, vaak niet letterlijk in nationale wetgeving verwerkt; de tekst van de wet wijkt regelmatig af
van die van de richtlijn.
Kameleoneffect = Als het niet mogelijk is om via het kameleoneffect de uitlegging van een
nationale bepaling in overeenstemming te brengen met het resultaat waartoe de richtlijn
loopt, rijst de vraag of particulieren c.q. ondernemers zich rechtstreeks op de
richtlijnbepalingen kunnen beroepen.
Dat kan, als aan de volgende voorwaarden van HvJ wordt voldaan:
- de uitvoeringstermijn van de richtlijn moet verstreken zijn
- de desbetreffende bepaling moet niet, niet tijdig/correct in nationaal recht zijn
omgezet
- de bepaling moet onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn of rechten
vastleggen die een particulier tegenover de staat kan doen gelden.
Indien de richtlijnbepaling voor een belastingplichtige gunstiger uitpakt, zal hij zich daarop
beroepen, maar indien zijn nationale wet een voor hem beter resultaat geeft, mag hij deze
nationale bepaling inroepen.
Het is ofwel heffing én aftrek, ofwel vrijstelling maar geen aftrek.
Een verordening verschilt in zoverre van een richtlijn, dat zij niet wordt omgezet in nationaal
recht. Art. 288 VWEU: verordening is wetsinstrument dat een algemene strekking heeft,
verbindend is in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk is.
Art. 155 VWEU: harmonisatie van directe belastingen vindt op basis van richtlijnen plaats.
De omzetbelasting werkt geheel zonder verordeningen en sinds 2005 kennen we een btw-
uitvoeringsverordening.
Art. 397 van de Btw-richtlijn bepaalt dat de Raad op voorstel van de Commissie met
eenparigheid van stemmen ‘de nodige maatregelen’ ter uitvoering van de Btw-richtlijn
vaststelt.
Besluit = bindend, maar uitsluitend voor hen.
Uitlegging van HvJ is bindend in alle lidstaten.
Arrest Cilvit → voorleggen prejudiciële vragen niet nodig wanneer uitlegging
richtlijnbepaling/begrip geen twijfel kan bestaan (acte clair). Geen vraag als er al
uitspraak over gedaan is (acte éclairé).
Ten aanzien van welke verhoudingen neutraliteit een rol speelt, hangt af van het
rechtskarakter van de belasting.
In het geval van omzetbelasting: een algemene indirecte verbruiksbelasting.
- Geen ‘last’ voor de ondernemer binnen zijn onderneming. Dat betekent dat de aan
de ondernemer in rekening gebrachte belasting in beginsel volledig aftrekbaar is, en
dat de door de ondernemer verschuldigde belasting eenvoudig moet kunnen worden
afgewenteld op zijn afnemer. Inwendige neutraliteit = binnen onderneming belasting
zo min mogelijk merkbaar.
- Proportioneel en zonder verstoringen tussen ondernemers. Het algemene karakter
van de belasting brengt met zich mee dat alle consumptieve uitgaven voor goederen
en diensten moeten worden belast. Uitwendige neutraliteit kan worden
onderverdeeld in: economische neutraliteit (concurrentieneutraliteit = interne
neutraliteit), juridische neutraliteit (= prijsevenredigheid), externe neutraliteit
(neutraliteit in internationaal verband).