Samenvatting ‘Kijk op spel’:
Hoofdstuk 1: Drama inhoudelijk
1.1 Wat is drama?
Doel = verwerven van inzicht in de functie en betekenis van het eigen dramatische product en
dat van anderen.
1.1.1 Kenmerkende eigenschappen van drama
Drama heeft dezelfde kenmerkende eigenschappen als elk ander kunstvak: verbeelding, vormgeving,
inzicht en discussie oproepen.
- Dramatische verbeelding -> verbeelding ten dienste van een dramatisch product. In een
dramales is het belangrijk dat de dramatische verbeelding ook daadwerkelijk gebeurt,
geïnspireerd en gevoed door anderen en door de lesstof.
- Dramatische vormgeving -> de wijze waarop het spel wordt gepresenteerd.
- Dramatisch inzicht -> door het inzicht wat het vak nu precies inhoud te vergroten, krijgt het
kind meer aanknopingspunten om zijn eigen functioneren binnen de dramales in te schatten,
zijn kijk op de werkelijkheid te vernieuwen en zich daardoor verder te ontwikkelen.
- Discussie oproepen -> het is belangrijk op vraagtekens te zetten bij de waarheid en vanuit
een combinatie van kennis en gevoel tot interpretaties te komen. Dit kan de leerkracht
bevorderen door richtinggevende vragen te stellen.
1.1.2 Wat is drama in het basisonderwijs?
Driedeling in drama:
- Drama als cultuurgoed -> door aan drama te doen en naar toneelvoorstellingen te gaan
ontwikkelt het kind inzicht in de kunstvorm theater, maar ook zijn eigen smaak.
- Drama als didactisch hulpmiddel voor leerinhouden van andere vakken -> drama wordt
vaak ingezet om meer begrip te ontwikkelen voor de meest uiteenlopende
ontwikkelgebieden, zoals taal en rekenonderwijs.
- Drama als pedagogisch middel -> drama wordt gebruikt voor het aanleren van een breed
scala aan vaardigheden waaronder de sociaal-emotionele ontwikkeling. Wanneer je
pedagogische doelstellingen formuleert bij een dramales, hebben die als doel de juiste
randvoorwaarden te creëren om vakspecifiek verder te kunnen komen. Zet je drama in met
als doel het bevorderen van de sociale ontwikkeling dan noem je het sociale
vaardigheidstraining (SOVA) zoals kanjertraining.
1.1.3 Drama in schema’s
Procesgerichte didactiek model (PD-model) bestaat uit drie productcomponenten:
1. Materie -> de speler zelf. Het is waarmee de basis spelelementen (de vijf W’s) tot uitdrukking
worden gebracht. Ook het materiaal dat je inzet valt hieronder.
2. Vorm -> de basisbegrippen die van belang zijn voor de vorm waarmee de
betekenis van het spel wordt overgebracht. Dit zijn zaken als speelstijlen
en speltechnieken.
3. Betekenis -> de persoonlijke verbinding die de speler met zijn
spelinhoud heeft.
In de ring om materie, vorm en betekenis staan zaken die het proces betreffen:
- Werkwijze -> de spelvormen en de daarbij behorende specifieke
aandachtspunten.
- Beschouwing -> je beschouwt met name wanneer je naar andermans
werk kijkt.
- Onderzoek -> je onderzoekt een spelvorm wat de betekenis ervan is voor jou.
,Tijdens de repetitiefase onderzoek je de toepassing van de spelvorm en de aandachtspunten die
door de leerkracht daarbij zijn opgegeven.
Als buitenste ring staat het reflectieproces dat drie gebieden beslaat. Zo zie je dat reflectie
tijdens het hele leren plaatsvindt.
- Reflectie tijdens het beschouwen -> het verband leggen naar je eigen spel en daarvan leren.
- Reflectie tijdens onderzoek -> tijdens het repeteren naar jezelf kijken en bijsturen op basis
van aandachtspunten.
- Reflectie over de werkwijze -> kijken of alles goed te verstaan is enz.
MVB-model -> in het midden staat creativiteit om het belang ervan te benadrukken.
Daaromheen staan materie, vorm en betekenis zoals bij het PD-model. In de volgende ring staan
vijf componenten:
1. Presenteren -> de wijze waarop de speler op de spelvloer de
boodschap overbrengt.
2. Spelen -> het doen-alsof-spel en spelvaardigheden.
3. Beschouwen -> kunnen nadenken over spel van anderen.
4. Ontwerpen en vormgeven -> iets kunnen omzetten in scènes.
5. Regisseren -> vormgeven voor buitenstaanders en voor elkaar.
Regisseren bij drama houdt de pendel in tussen de speltechniek
en het spel dat tijdens de repetitiefase plaatsvindt.
- Productie -> dit zegt dat er opbrengst is, werk dat kan worden gepresenteerd.
- Reflectie -> op eigen werk.
- Receptie -> open staan, ontvankelijk zijn voor speluitingen.
1.1.4 Het procesgerichte karakter van drama
Het doel van drama is om actief en receptief kennis te maken met de kunstvorm theater. Om meer
grip op procesgericht dramaonderwijs te krijgen onderscheiden we drie fases:
1. Aftastfase -> wennen aan het vak. Te hoge criteria verhoogt de speldrempel (spelangst).
2. Kennismaken met spelcriteria -> zoals verstaanbaarheid, spelrichting, fysieke
spelhouding. Houdt evenwicht tussen positieve punten en werkpunten.
3. Inzetten op perfect spel -> op natuurlijke wijze bezig gaan met de spelcriteria en het geven
en ontvangen van feedback. De kinderen hebben het zich eigen gemaakt.
Drama daagt ons uit om samen te werken, een opdracht uit te voeren, om kritisch opbouwend
met elkaar om te gaan, om elkaar en elkaars werk te respecteren.
1.1.5 Hoe leer je bij drama?
De sociaal constructivistische leerstijl kan als volgt worden omschreven -> iedere speltechniek heeft
een aantal aandachtspunten/criteria waaraan het moet voldoen. Worden op twee manieren door de
leerling onderzocht:
1. Praktisch -> door te oefenen krijgt het kind ervaring.
2. Cognitief -> door te beschouwen ontstaat inzicht in het belang van kennis en
vaardigheidsobjecten.
Werkvormspecifieke criteria -> kleine kennis en vaardigheidsobjecten, zoals een tableau.
Grote kennis en vaardigheidsobjecten -> verstaanbaarheid, spelrichting, mimiek enz.
1.2 Waarom drama op de pabo?
Je leert het vak te geven, om inzicht te krijgen in de kenmerken en de begeleidingsaspecten ervan.
Ook is het om je persoonlijke professionaliteit te vergroten.
Gedownload door: sabinemalestein | sabinemalestein@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.
, Stuvia - Koop en Verkoop de Beste Samenvattingen
tvalmkerk – stuvia.nl
1.2.1 De persoonlijkheid van de leerkracht
De leerkracht doet aan informatieoverdracht. Uit verhalen van leerlingen over leraren blijkt dat juist
de wijze waarop leerkrachten invulling geven aan hun vak wordt herinnerd. Drama levert een
bijdrage om op persoonlijke wijze invulling te geven aan het beroep van leerkracht. Je leert jezelf
kennen als verteller, speler en professioneel communicator.
Er moet gewerkt worden aan persoonlijke professionaliteit -> de leerkracht in wording achterhaalt
welke ervaringen, opvattingen, normen en patronen zijn handelen sturen/kleuren. Zicht hebben op
eigen gedrag en de bereidheid feedback te ontvangen.
Bij drama zet je niet zozeer een masker op, je zet een masker af. En dat afzetten van het masker
confronteert je met jezelf, met je competenties en die waaraan je nog moet werken.
1.2.2 Drama op de pabo om non-verbaliteit te stimuleren
Non-verbale (lichaamstaal) bepaalt tussen de 65% en 93% van onze communicatie. Ongeveer 55%
van de boodschap wordt overgebracht via lichaamstaal. Vooral wanneer er verschil is tussen de
verbale en non-verbale communicatie zal de ontvanger geloof hechten aan de non-verbale
signalen. Komt het overeen dan doe je aan evenwichtig communiceren.
1.3 Fantasie, creativiteit en zelfvertrouwen
1.3.1 Kernwoorden: fantasie, creativiteit en zelfvertrouwen
Creativiteit wil doorgaans zeggen ‘iets concreets doen’ met je fantasie en daartoe is
zelfvertrouwen nodig.
Een ander woord voor fantasie is verbeeldingskracht. Fantasie vereist vrijheid van denken, een
denken dat los staat van de kaders en invloeden die gelden in de wereld van de volwassenen. Binnen
zijn fantasierijke spel krijgt het kind vat op de werkelijkheid en op de gevoelens die de werkelijkheid
bij hem oproept. Drama stimuleert de fantasie door het kind zelf de bepalende factor in het spel te
laten zijn.
Creativiteit is het scheppend vermogen om nieuwe en/of ongebruikelijke maar toepasbare
oplossingen voor bestaande problemen te vinden. Creativiteit met een kleine c en een grote C:
- Kleine c -> heeft betrekking op het dagelijks leven en is verbonden met het onderwijs.
- Grote C -> heeft betrekking op unieke wereldwijde vernieuwingen.
Veel uitspraken over kinderen (‘succesvolle en intelligente kinderen zijn creatiever’) scheppen in
feite verwachtingen die zichzelf waarmaken -> selffulfilling prophecies, omdat de leerkracht
onbewust meewerkt aan hun verwezenlijking. Voor creativiteit moet een bron zijn
(verbeeldingskracht), een kind moet durf hebben om tot vormgeven te komen (zelfvertrouwen), en
het moet vrij kunnen experimenteren (omgeving). Creativiteit stimuleert het vermogen om divergent
te denken -> verschillende oplossingen bedenken voor een probleem.
Onderzoek suggereert dat kinderen met zelfvertrouwen creatiever zijn. Om nieuwe dingen te
creëren moet je allereerst geloven dat je tot zoiets in staat bent. In dit proces is positieve
bevestiging vanuit je omgeving buitengewoon belangrijk. Zelfvertrouwen groeit dus bij een kind
wanneer het succes heeft.
1.3.2 De rol van de leerkracht
De leerkracht is op school de centrale figuur bij het scheppen van de juiste randvoorwaarden voor
creativiteit en zelfvertrouwen.
1.4 Geschiedenis van het vak drama
Drama -> Griekse oudheid, betekent handeling, verrichting, bewuste daad.
1.4.1 Geschiedenis van dramatisch spel binnen het onderwijs
de
Uit de 14 eeuw zijn er overleveringen waaruit blijkt dat er door leerlingen, van wat later de Latijnse
de
scholen zouden worden, voorstelling werden gegeven. In de 16 eeuw wordt de functie van drama
Gedownload door: sabinemalestein | sabinemalestein@gmail.com
Dit document is auteursrechtelijk beschermd, het verspreiden van dit document is strafbaar.