Vakkennis kunstzinnige oriëntatie – 2 juli
- Je kent de drie kerndoelen voor kunstzinnige oriëntatie.
Kerndoel 54: de leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken om er
gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om er mee te communiceren.
Kerndoel 55: de leerlingen leren op eigen werk en dat van anderen te reflecteren.
Kerndoel 56: de leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten
van cultuur erfgoed.
- Je kent het KVB-model en kan het gebruiken en herkennen in muziekonderwijs.
De binnenste cirkel kan ‘ronddraaien’. Betekenis, vorm en klank kun je koppelen aan
bewegen, maken, luisteren, zingen of lezen en noteren.
Klank: muziek bestaat uit klanken met een lengte (ritme), hoogte (melodie), sterkte
(dynamiek) en kleur (timbre). De componist speelt met de klanken, de muzikant herschept
die klanken op zijn eigen manier en de luisteraar interpreteert die klanken.
Vorm: door klanken te herhalen en te variëren en door contrasten tussen klanken aan te
brengen ontstaat vorm in de muziek. Muzikale vormen zijn voor kinderen een handvat om
greep te krijgen op de muziek. Herhaling, contrasten en variaties zijn waar te nemen, te
benoemen en te tekenen.
Betekenis: de in vorm gezette klanken hebben betekenis voor mensen: muziek doet mensen
iets, muziek schept een sfeer of vervult een specifieke functie. Kinderen leren dat muziek
iets voor hen betekent en dat zij iets met muziek kunnen doen.
- Je kent de didactiek die bij luisterlessen hoort.
De muziek moet passen bij wat je de kinderen wilt leren. Er moet iets opvallen: een bepaald
ritme of melodie, herhalingen, een duidelijke sfeer. Er moeten didactische activiteiten aan te
verbinden zijn.
, Voorbereiding: doelen stellen a.d.h.v. KVB-model. Muziek en werkvorm kiezen. Techniek
regelen: goede apparatuur, op kwaliteit letten.
Opdracht zelf: bewegen, noteren (tekenen, kaartjes op volgorde leggen, vormschema
maken), vragen beantwoorden, enz.
Evaluatie: is het doel behaald? Extra info geven, reageer op wat de lln aangeven, begrippen
noemen.
- Je kent de muziektheorie met betrekking tot klank (toonduur, hoogte en sterkte) in de
traditionele notatie en vorm (vormprincipes, eenheden en technieken).
De klank van muziek wordt weergegeven in een notenbalk. De toonduur wordt bepaald
door de nootwaarde, aangegeven door vorm van de noot en door vlaggetjes.
Open ovaal: hele noot.
Halve noot open bolletje met stok
Kwartnoot dicht bolletje met stok
Achtste noot vlaggetje aan de stok
Zestiende noot twee vlaggetjes aan de stok
Hoogte van noten: een noot die hoger op de notenbalk staat, klinkt hoger. Een noot die lager
op de notenbalk staat, klinkt lager.
De namen van noten zijn gebaseerd op de eerste zeven letters van het alfabet (A, B, C, D, E,
F, G). de g-noot staat aan het puntje van de G-sleutel.
- Je kent de stappen van het lied aan leren en zingen vanuit MM!
Drie fases:
Introductie: maak de kinderen nieuwsgierig
Aanleren: in een vrij korte periode waarin je intensief werkt (max 10 min.)
- Een aantal keer het lied laten horen + voorzingen.
- Tekstvragen stellen
- Luistervragen en luisteropdrachten geven
- Zing het lied in zijn geheel voor
- Geleidelijk nemen de kinderen het lied over
- Wisselmomenten
- Herhaling in het lied geef je als eerste weg
Afsluiten:
- Voer een gesprek over de kwaliteit van het zingen
- Zing het lied nog eens
- Zing het lied in wisselzang
- Beeld het lied uit
- Eenvoudige liedbegeleiding
- Je kent de omvang en de werking van de kinderstem.
De zangstem van een kind is gemiddeld 1,5 octaaf. De omvang en beste ligging zijn beide een
constante die nauwelijks verandert van het zesde levensjaar tot aan het moment dat de
puberteit intreedt.