Basiscursus Nederlandse taal
Hoofdstuk 1 Werkwoordspelling
De tijden van het werkwoord
In het Nederlands kennen we de volgende tijden van de zin:
o.t.t. onvoltooid tegenwoordige tijd
De monteur verwisselt vandaag het oliefilter.
o.v.t. onvoltooid verleden tijd
De monteur verwisselde vandaag het oliefilter.
De voltooide tijd wordt geconstrueerd met de hulpwerkwoorden van de voltooide tijd, hebben en zijn.
v.t.t. voltooid tegenwoordige tijd
De monteur heeft vandaag het oliefilter verwisseld.
v.v.t. voltooid verleden tijd
De monteur had vandaag het oliefilter verwisseld.
Met behulp van het hulpwerkwoord van de toekomende tijd, zullen, wordt de toekomende tijd
gevormd.
o.t.t.t. onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd
De monteur zal vandaag het oliefilter verwisselen.
o.v.t.t. onvoltooid verleden toekomende tijd
De monteur zou vandaag het oliefilter verwisselen.
Met behulp van het hulpwerkwoord van de toekomende tijd, zullen, wordt de toekomende tijd
gevormd.
v.t.t.t. voltooid tegenwoordige toekomende tijd
De monteur zal vandaag het oliefilter verwisseld hebben.
v.v.t.t. voltooid verleden toekomende tijd
De monteur zou vandaag het oliefilter verwisseld hebben.
De werkwoordsvormen
Persoonsvorm
Basisregel: 1e persoon: stam (hele werkwoord zonder –en)
Tegenwoordige tijd enkelvoud 2e persoon: stam + t
3e persoon: stam + t
Tegenwoordige tijd meervoud 1e, 2e en 3e persoon: stam +en
Verleden tijd enkelvoud 1e, 2e en 3e persoon: stam + te of + de
Verleden tijd meervoud 1e, 2e en 3e persoon: stam + ten of + den
In de tegenwoordige tijd krijgt de persoonsvorm nooit –dt als uitgang als ‘je’ erachter staat. Let op: ‘je’
moet dan wel het onderwerp zijn. Je moet dus van ‘je’ altijd ‘jij’ kunnen maken.
In de verleden tijd is er een verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden:
- Sterke werkwoorden hebben in de verleden tijd een andere klankvorm dan in de
tegenwoordige tijd (lopen liepen)
- Zwakke werkwoorden hebben in de verleden tijd –den of –ten. Als de stam eindigt op een van
de medeklinkers uit ’t ex-kofschip, dan krijgt het een uitgang op –te(n). Als gebruik gemaakt
wordt van deze manier om uitgangen te bepalen, wordt altijd gekeken naar het hele
werkwoord – en, bijv. leven leefde.
Bij alle andere zwakke werkwoorden eindigt de verleden tijd op –de(n).
1
,Het voltooid en het tegenwoordig deelwoord
Voor het voltooid deelwoord kun je ook ’t ex-fokschip gebruiken, maar je kunt ook het werkwoord
langer maken. Een voltooid deelwoord heeft altijd een hulpwerkwoord nodig, zoals worden, hebben of
zijn. Het voltooid deelwoord is meestal herkenbaar aan het voorvoegsel ge. Bij een groep voltooid
deelwoorden is dat niet het geval, het betreft de werkwoorden die beginnen met: be-, ge-, her-, ver-,
vol-.
Het tegenwoordig deelwoord geeft aan dat iets aan de gang is en eindigt altijd op –d. lopend,
fietsend, etc.
De onbepaalde wijs
Ieder gezegde heeft slechts één persoonsvorm en eventueel één voltooid deelwoord. Overige
werkwoorden in het gezegde komen in de onverbogen vorm voor, de onbepaalde wijs/het infinitief.
Men zal die weg moeten verbreden.
De gebiedende wijs
Er staat geen onderwerp in de zin. De gebiedende wijs wordt altijd in enkelvoud geschreven, ook als
het bevel aan meerdere personen gericht is. Ga maar slapen kinderen.
Let op: wordt meteen na het werkwoord het persoonlijk voornaamwoord ‘u’ toegevoegd, dan komt er
wel een –t na de stam van het werkwoord. Gaat u maar zitten. Zegt u het maar.
Het bijvoeglijk naamwoord, afgeleid van het voltooid deelwoord
De regel: voltooid deelwoord + e
De vraag werd beantwoord de beantwoorde vraag.
We krijgen hier dus geen verdubbeling van d of t. de basisregel: schrijf het woord zo kort mogelijk.
Bij ‘open’ lettergrepen past men de spelling op gebruikelijke wijze aan. de verbreed-e weg de
verbrede weg.
In enkele gevallen waarin de uitspraak dit vereist, is verdubbeling van de d of t wel noodzakelijk: het
geredde kind, de bezette universiteit, de verpotte plant.
Engelse werkwoorden in het Nederlands
Je kunt Engelse woorden het beste vervoegen alsof het Nederlandse werkwoorden zijn. faxen
faxte.
Als het werkwoord op een klinker uitgaat, dan krijgt de verleden tijd –de(n) en het voltooid deelwoord –
d. bingode(n) gebingood of rugbyde(n) gerugbyd
Voor enkele Engelse werkwoorden die uitgaan op een ‘e’, is die van belang voor de uitspraak. In deze
gevallen moet men alleen de n weghalen om de stam te vinden. timen stam: time. Andere
werkwoorden die op deze wijze vervoegd moeten worden, zijn racen, saven en leasen.
Als deze uitspraak-e betrekking heeft op een werkwoord dat een o-klank bevat, dan verdubbelen we
de ‘o’. ik scoor ik scoorde ik heb gescoord
Wanneer de stam van een van oorsprong Engels werkwoord eindigt op een ‘f’ die ook als een ‘v’ kan
worden uitgesproken of een ‘s’ die ook als ‘z’ uitgesproken kan worden, zijn zowel een –t als een –d
correct als laatste letter van het voltooid deelwoord. golfen golfte(n)/golfde(n) of leasen
leasete(n)/leasede(n). Er zijn twee uitzonderingen op deze regel:
1. Als de stam van het van oorsprong Engelse werkwoord eindigt op een dubbele medeklinker,
dan vernederlandsen we de stam. crossen ik cros, jij crost, wij crossen
Wanneer we het werkwoord op z’n Engels uitspreken, handhaven we de Engelse schrijfwijze.
baseballen ik baseball, maar basketballen ik basketbal.
2
, 2. Als de klemtoon van de stam valt op een lange oo, dan vernederlandsen we de stam.
scoren ik scoor (en niet: score). Het gaat hier alleen om werkwoorden die uit het Engels
komen en dus niet om werkwoorden uit bijv. het Frans.
Werkwijzer spelling (werk)woorden
Tegenwoordige tijd
Zoek eerst de ik-vorm (stam van het werkwoord) maken - maak
vinden - vind
jij/je stam + t
hij/zij voorbeeld: hij maakt
u/het/men/etc zij vindt
jij en je (als je jij betekent) achter het werkwoord stam voorbeeld:
denk jij?
denkt je vader
(je betekent hier geen jij)
Verleden tijd / voltooid deelwoord
Zwakke werkwoorden (dus werkwoorden die niet Gebruik ‘t-k-o-f-s-c-h-i-p-x (alleen de
van klank veranderen) medeklinkers)
Van het hele werkwoord -en afhalen!
Voorbeeld:
verhuizen - verhuiz Hij verhuisde naar Frankrijk.
De ‘z’ zit niet in t-k-o-f-s-c-h-i-p-x, dus gebruik je in Hij is naar Frankrijk verhuisd.
de verleden tijd een -d. vergissen - vergiss
De ‘s’ zit wel in t-k-o-f-s-c-h-i-p-x, dus een -t. De docent vergiste zich.
De docent heeft zich vergist.
Staat er al een ‘d’ of ‘t’ dan krijg je twee d’s of twee Hij wendde zijn gezicht af (afwenden). Ze
t’s. berichtte ons dat ze spoedig terug zou
komen (berichten).
Engelse werkwoorden: -en: daarna op klank letten. Finishen - en = s-klank, dus ‘t’! finishte -
gefinisht
Voltooid deelwoord
Voor het voltooid deelwoord kun je dus ook t-k-o-f-
s-c-h-i-p-x gebruiken. Je kunt het werkwoord ook Hij is naar Frankrijk verhuisd.
langer maken (verhuisde). Bij twijfel t-k-o-f-s-c-h-i-
p-x gebruiken! De deur wordt geschilderd.
Een voltooid deelwoord heeft altijd een De deur is geschilderd.
hulpwerkwoord nodig, zoals worden, hebben of Hij heeft de deur geschilderd.
zijn.
Bijvoeglijk naamwoord
Zo kort mogelijk. Het gelande vliegtuig.
Bijvoeglijke naamwoorden (van werkwoorden) De gehate man.
komen van voltooid deelwoorden.
Alleen twee d’s of t’s als dit nodig is voor de
uitspraak. Het geredde kind.
Bij voltooid deelwoord met -en, -n nooit weghalen!
De verzonden brief. (De brief is verzonden.)
De verraden man. (De man is verraden.)
3