Gedrag in organisaties
Week 1: Individu en organisatie
Hoofdstuk 1
Doel: beïnvloeden arbeidsgedrag in organisaties (verzuim, productiviteit, samenwerking,
leidinggeven, motiveren)
individueel
organisatie groep
Arbeidsgedrag
omgeving
Motiveren = jezelf/anderen bewegen iets met nodige inspanning/energie te presteren
- Gaat om de vraag wrm mensen hun energie/talent ergens in steken of wrm niet.
- Welke overtuigingen, drijfveren, emoties, externe factoren liggen daaraan ten
grondslag? (Overwegingsproces: verwachtingstheorie/attributietheorie)
Ontstaan/bepaling van motivatie
Behoeften -> interne krachten
Situatie -> externe krachten
Betekenisgeving -> Wisselwerking behoeften en situatie
Behoeftepiramide van Maslow (Interne & duwende kracht)
Innerlijke groei, kennis, wijsheid
(Waardering) voor hun werk, respect
Contacten, liefde, vriendschap
Dak boven hoofd, bescherming
Eten, drinken, slapen
, Uitgangspunten
Deprivatie -> mens in actie bij tekort
Hiërarchie -> behoeften kunnen worden geordend (dagje met mensen en volgende
dag rust, dus sociale behoefte staat misschien niet op de plek als gister)
ERG – Theorie Alderfer (interne & duwende kracht)
Existentiële behoeften = materiele zekerheid, goede werkomstandigheden, vast
salaris (Maslow = fysiologische- en veiligheidsbehoeften)
Relationele behoeften = goede relaties, liefde, vriendschap (Maslow = sociale- en
erkenningsbehoeften)
Groeibehoeften = persoonlijke groei, zelfontwikkeling (Maslow =
erkenningsbehoeften)
Verschillen met Maslow
- Verschillende behoeften tegelijkertijd aanwezig (geen vaste volgorde)
- Frustratie-regressiehypothese: Hoe meer je hogere behoeftes wilt, hoe
belangrijker behoeften van lagere niveau worden.
Overeenkomst met Maslow
- Deprivatie zal leiden tot activatie
Behoefteprofielen (McClelland) (interne & duwende krachten)
Prestatiebehoefte: gericht op leveren van goede prestaties
Machtsbehoefte: streven naar invloed en controle over anderen
Affiliatiebehoefte: gericht op scheppen goede relaties met anderen
McClelland gaat niet uit van aangeboren, maar aangeleerde behoeften op jonge leeftijd en
dat dominant patroon daarna stabiel blijft.
Externe situaties kunnen gedrag uitlokken (trekkende kracht)
De wet van het effect (Skinner): De gevolgen van een handeling bepalen of iemand de
neiging heeft om die te herhalen of juist achterweg te laten.
Gevolg aantrekkelijk = positieve bekrachtiging
Gevolg niet aantrekkelijk = negatieve bekrachtiging
Bepaalde handeling steeds gevolgd door positieve bekrachtiging, zal na tijdje in zelfde
situatie automatisch vertoond worden. Handeling is geconditioneerd/opgenomen in
gedragsrepertoire.
Welke gevolgen bepaalde handeling oproept, afhankelijk van kenmerken situatie (stimuli).
Verwachtingstheorie Vroom (wisselwerking)