Hoofdstuk 1
Pagina 15-19
- ICF-CY: International Classification of Functioning, Disability and Health for Children and Youth.
- Menselijk functioneren wordt gezien als 1 geheel.
- Biologische, psychologische, sociale dimensies
- Wisselwerking persoonlijke en omgevingsfactoren.
- HOAC-II: Hypothesis-Oriented Algorithm for Clinicians II
- In kinderfysiotherapie hypothetico-deductieve benadering vanaf begin expliciete, duidelijke
vooronderstelling over inhoud van het probleem en de aspecten die in onderlinge samenhang een rol
spelen.
Hoofdstuk 2a – 2e druk
- Neurale rijpingstheorie Gesell en McGraw: invloed van omgeving/taak minimaal.
- Piaget en Schmidt cognitieve benadering: ontwikkeling afhankelijk van ontwikkeling cognitieve
structuren:
- Piaget: wederkerige interactie tussen individu en omgeving
- Schmidt: leren door bewegingservaring
- Ecologisch dynamische benadering: individu, omgeving en taak continu wederzijdse invloed
Neurale rijpingstheorie van Gesell en McGraw:
- Motorische ontwikkeling wordt gedetermineerd door endogene biologische factoren.
- Ook wel: nativistische benadering of predeterministische benadering
- Veranderingen motorisch gedrag door rijping centraal zenuwstelstel
- Interne zelfregulatie
- Reciproque verwevenheid: gelijktijdig 2 verschillende maar gerelateerde processen van
differentiatie en integratie toename complexiteit functioneel motorisch gedrag.
- Ontwikkelingsrichting:
- Cefalocaudaal: hoofd voeten
- Proximodistaal: romp extremiteiten
- Empirisch onderzoek Thelen omgevings- en taakgebonden factoren belangrijk.
- Stapreflex: tot ong. 10 weken kan bij een baby dit reflex worden uitgelokt.
Cognitieve ontwikkelingstheorie van Piaget:
- Opdoen bewegingservaring voorwaarde voor latere cognitieve ontwikkeling
- Wederkerige interactie individu-omgeving
- Adaptie zelfregulerend aanpassingsproces
- Accommodatie: aanpassing op nieuwe taak/omgevingseisen
- Assimilatie: interpreteren/vastleggen nieuwe info in bestaande schema’s.
- Equilibriummodel: continu proces waarbij accommodatie en assimilatie afwisselt in en uit
evenwicht. Fasen:
- Sensomotorisch: 0-2 jaar
- Preoperationeel: 2-7 jaar
, - Concreet-operationeel: 7-11 jaar
- Formeel-operationeel: 11+ jaar
Motorprogrammatheorie van Schmidt:
- Empirische ontwikkelingsbenadering ervaring/leren vormen basis voor ontwikkeling
schema’s/motorische programma’s
- Variatie in bewegen ontstaat door veranderingen van bewegingsparameters (sequentie, timing,
kracht) binnen een gegeneraliseerd programma.
- Fitts en Posner 3 fasen motorisch leerproces:
1. Cognitieve fase zoeken naar juiste uitvoering taak
2. Associatieve fase bewegingen worden consistenter door trial and error
3. Autonome fase bewegingen zijn automatisch (snel, consistent, zonder veel aandacht)
- Variabiliteitshypothese variatie in bewegingservaring vergemakkelijkt de vorming van abstracte
regels in het motorisch programma in vergelijking tot eenzijdige ervaring.
- Homunculusprobleem wie/wat in het brein bepaalt wanneer welk motorisch programma
geselecteerd moet worden? deze theorie geeft geen antwoord op deze vraag.
Ecologisch-dynamische benadering
- Microgenese oplossingen voor de vraag hoe mensen in staat zijn (complexe)
bewegingsvaardigheden te (leren) beheersen
- Ontogenese hoe veranderingen in het motorisch gedrag bij kinderen ontstaan
- Veranderingen in motorisch gedrag van kinderen komen tot stand door continue interactie
tussen betrokken systemen; kind – taak – omgeving.
- Heterarchische benadering: geen van deze systemen is de ‘baas’ over welke veranderingen
wanneer plaatsvinden.
Ecologische benadering:
- Waarneming en bewegingshandelingen onlosmakelijk verbonden Gibson
Perceptie-actiecyclus: perceptuele informatie begeleidt bewegingshandelingen en
bewegingshandelingen genereren perceptuele informatie.
- Affordance directe relatie tussen waarnemen en handelen.
- Ratio hoe eigenschappen van de omgeving zich verhouden tot eigenschappen van het
handelingssysteem (bijv. grootte van voorwerp bepaald of je het met 1 of 2 handen pakt).
Dynamische systeemtheorie:
- Relatie tussen kind en omgeving centraal.
- Nieuwe motorische vaardigheden of coördinatiepatronen ontstaan uit de interacties tussen de
samenstellende componenten van het evoluerend systeem zoals menselijk bewegen.
- Thelen en Smith subsystemen binnen het kind (bijv. neurale, skelet, spier, cognitieve,
emotionele) die ieder hun eigen ontwikkelingsdynamiek vertonen kunnen veranderingen in
motorisch gedrag bewerkstellingen in wisselwerking met taak en omgevingsfactoren.
- Fasetransitie Kwalitatieve overgang van de ene naar de volgende motorische vaardigheid
- Controleparameters:
- Interne: bijv. spierkracht/verbinding tussen zenuwcellen
- Externe: bijv. afmeting voorwerp
,Ontwikkelingsstoornissen vanuit een ecologisch-dynamisch perspectief:
- Latash en Anson een handeling die verricht wordt door een kind met een pathologie niet
opvatten als pathologisch maar als geadapteerd aan het gestoorde systeem.
Hoofdstuk 2B – 2e druk
- Model van actie niveau’s van bewegingsregulatie en coördinatie consequenties stoornissen
verschillende niveau’s.
- Linearisatie: het in de tijd ordenen van de noodzakelijke deelhandelingen.
- Initiatie rekrutering van motorunits.
- Gewrichtrotaties komen tot stand door de precieze rekrutering van spierkracht
krachtimpulsen voor beweging contractie spiervezels.
Kleinste eenheid die kan samentrekken: motor unit
- Totale hoeveelheid kracht: hangt af van type MU, aantal en vuurfrequentie.
- Bewegingsredundantie overmaat aan mogelijkheden – vrijheidsgraden – bestaat om taak uit te
voeren.
- Bewegingsregulatie effectief terug dringen grote hoeveelheid vrijheidsgraden tot controleerbaar
geheel.
- Grote hoeveelheid vrijheidsgraden:
- Nadeel: controleerbaarheid is laag
- Voordeel: flexibiliteit en adaptiviteit zijn hoog
- Stoornissen:
- Centraal neurologisch: cerebrale parese, contusio cerebri
- Perifere stoornissen: reuma, spierdystrofie
Hoofdstuk 2a – 3e druk
- Retentietest: test voor motoriek die wordt afgenomen nadat enige tijd niet meer is geoefend.
Drie stadia van motorische leerprocessen
- Fitts en Posner 3 fasen:
1. Cognitieve fase zoeken naar juiste uitvoering taak; deelaspecten van de taak; eerste
pogingen tot uitvoeren taak en op zoek naar hoe dit te verbeteren is.
2. Associatieve fase bewegingen worden consistenter door trial and error en gaan steeds
meer richting automatiseren. Minder bewuste controle over bewegingen nodig.
3. Autonome fase bewegingen zijn automatisch; vrijwel geen bewuste aandacht meer
nodig.
Neurale basis van motorisch leren
- Oefenen nieuwe motorische vaardigheid veranderingen in neurale activiteit en structurele
veranderingen in het zenuwstelsel functionele plasticiteit (bestaande verbindingen tussen
neuronen geactiveerd) en structurele plasticiteit (ontstaan nieuwe zenuwcellen, synapsen en
bloedvaten/veranderingen in de witte stof en corticale representaties).
- Edelman theorie gebaseerd op neuronale groepselectie, het neuraal darwinisme functionele
en structurele basis, samenhangend met ontwikkeling van het brein en de specifieke sensorische en
motorische ervaringen.
- Motor primitives functionele modules die een specifiek spieractivatiepatroon verzorgen en
, daarmee de aansturing en de productie van bewegingen aanmerkelijk vereenvoudigen.
- Computationele neurowetenschappen vanuit dit oogpunt kan het brein opgevat worden als een
systeem dat imputs (sensorische feedbacksignalen afkomstig van zintuigen/interne feedback in de
vorm van kopieën van motorische opdrachtsignalen in het brein) omzet in outputs (motorische
opdrachtsignalen naar de spieren).
- Open-loop-sturing: bewegingsprogramma’s zonder sensorische feedback
- Closed-loop-sturing: bewegingsprogramma’s met sensorische feedback
Interne focus vs externe focus en expliciet leren vs impliciet leren
- Interne focus van aandacht: aandacht gericht op de bewegingen die worden uitgevoerd om bepaald
doel in omgeving te bewerkstelligen
- Externe focus van aandacht: aandacht gericht op de effecten van de bewegingen in de omgeving.
- Constrained action hypothesis: interne focus van aandacht interfereert met de automatische
sturingsprocessen die er normaal gesproken voor zorgen dat de beweging naar behoren wordt
uitgevoerd, terwijl een externe focus van aandacht ervoor zorgt dat automatische sturingsprocessen
zich onverstoord kunnen voltrekken.
- Externe focus van aandacht impliciet leren
- Interne focus van aandacht expliciet leren
- Expliciet leren stapje voor stapje hoe de beweging moet worden uitgevoerd
- Impliciet leren zonder stap-voor-stap uitleg (bijv. nadoen of zelf laten proberen)
- Cognitieve fase expliciete kennis
- Associatieve fase expliciete kennis neemt af en impliciete kennis neemt toe
- Autonome fase impliciete kennis
- Voordelen impliciet leren: onder verhoogde druk blijft de prestatie overeind, impliciet geleerde
vaardigheden laten meer cognitieve ruimte over voor het uitvoeren van een extra taak (dubbeltaak),
geschikt voor personen met intellectuele beperkingen of beperkt werkgeheugen/
concentratievermogen (bijv ADHD), betere voorbereiding op onverwachte gebeurtenissen (minder
snel vergeten, beter bestand tegen neurologische en psychologische schade).
- Foutloos leren vorm van impliciet leren aantal fouten tijdens oefenen zoveel mogelijk terug
dringen; zonder fouten geen gedachten en zonder gedachten geen ontwikkeling expliciete kennis.
Variabel oefenen en zelfgestuurd leren
- Hypothese: variabel oefenen komt motorisch leren ten goede
- Schematheorie: bewegingen komen tot stand op basis van een abstract motorisch
responsschema, bestaande uit een oproepschema voor instellen van de responsspecificaties
(parameters motorisch programma) en een herkenningsschema voor inschatten van
sensorische uitkomsten van de beweging (verwachte sensorische feedback).
motorische leerprocessen het meest gebaat door dezelfde taak onder wisselende
omstandigheden uit te voeren (variabel oefenen; steeds andere responsspecificaties en
sensorische verwachtingen).
- Contextuele interferentie: niet zozeer de variaties binnen te leren taak zijn belangrijk,
maar volgorde waarin verschillende te leren taken worden geoefend. Leervoordeel ontstaat
als verschillende te leren taken tijdens oefenen random door elkaar worden uitgevoerd.
- Differentieel leren: Variatie in de uitvoering helpt het lerende individu om een
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ChantaldeGoede. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €20,49. Je zit daarna nergens aan vast.