Inleiding pedagogische en onderwijswetenschappen 1A
College 1: Kennismaking onderwerpen en discussies binnen pedagogiek
Pedagogiek?:
Pedagogiek is een tak van de wetenschap die opvoeding en onderwijs van kinderen
bestudeert en onderzoekt welke effecten specifieke opvoedkundige handelingen hebben.
Het is dus wetenschap van de ontwikkeling van kind tot volwassene. Ook was het
oorspronkelijk filosofie
Pedagogiek richt zich op:
Het opvoeden: opvoeders, begeleiders, leerkrachten, leidsters. En het opgroeien: kinderen
adolescenten en (jong-)volwassenen.
Pedagogiek als wetenschap:
Als wetenschap ga je het gedrag eerst beschrijven, hierna ga je het verdrag verklaren om zo
een plan op te stellen hoe er gehandeld moet worden.
Francis Galton is grondlegger van de gedragsgenetica. Hij was geïnspireerd door Darwins
evolutietheorie en onderzocht intelligentie. Na zijn onderzoek kwam hij tot de conclusie dat
erfelijkheid belangrijker is dan omgeving. Dit gaat tegen de theorie van Locke in, want hij
dacht dat ieder kind een blank blad was dat gevormd kon worden door juist de omgeving.
Het nature of nurture debat (erfelijk of aangeleerd) blijft interessant in de pedagogiek.
Differentiële ontvankelijkheid is ook belangrijk binnen dit debat. Hier worden
omgeving/ervaring en ontwikkeling met elkaar vergeleken en wat voor effect het heeft.
Positieve omgeving/positieve ervaring en goede ontwikkeling leidt tot een gevoeliger kind.
Omgeving als nurture is altijd plaats- , tijd- en soort gebonden. Hierdoor ziet opvoeding in
een ander gebied of cultuur er vaak anders uit.
Hoeveel opvoeding is nodig voor een gezonde ontwikkeling:
Er zijn volgens Baumrind een aantal opvoedingsstijlen of opvoedingsdimensies: Permissief,
autoritatief, verwaarlozend en autoritair. Volgens hem heb je binnen opvoeding warmte en
regels nodig, dit is gelijk met de autoritatieve opvoeding. Permissief is weinig regels veel
warmte, verwaarlozend is weinig warmte en weinig regels en autoritair is weinig warmte
veel regels.
1. Autoritaire opvoeding: Veel en heel strikte regels, het kind dient te gehoorzamen.
Het is vooral niet sensitief er wordt dus niet gekeken naar wat het kind nodig heeft.
Ook is er negatieve disciplinering, dus straffen.
2. Permissieve opvoeding: Het ging erom dat kinderen vrij en zonder dwang opgroeien.
Er is dus veel warmte en liefde en weinig regels.
3. Verwaarlozende opvoeding: Dit kan eigenlijk ook worden gezien als het gemis van
opvoeding, want zowel warmte als regels zijn in deze opvoeding afwezig.
4. Autoritatieve opvoeding: Veel warmte, regels en structuur. Het kind wordt de goede
kant op geholpen
, Onder warmte verstaan we betrokkenheid, begripvol en accepterend. Ook is er dus een
veilige gehechtheidsrelatie met ouder/verzorger, dus een secure base. Regels zijn goed als ze
controlerend en gezaghebbend zijn en positief disciplinerend (inductieve discipline).
Inductieve discipline is uitleg van de gemaakte fout en de gevolgen van gedrag voor andere
en doet beroep op empathie en cognitieve vaardigheden van het kind. Regels zijn slecht als
ze disciplinerend met fysieke dwang zijn en kinderen onthouden van aandacht en liefde.
Gevolg van negatieve regels is boosheid en escalatie.
Kun je te veel opvoeden?:
Veel ouders voeden te veel op als: ze weinig zelfvertrouwen hebben, ze de levens van hun
kinderen vullen met activiteiten, hun kinderen belemmeren door bezorgdheid en als ze
wantrouwen creëren voor de samenleving.
“Good enough parents”:
Volgens Sandra Scarr is er een normale ontwikkeling en komt eruit wat er in zit als de
opvoeding goed genoeg is. Je kunt tussen bepaalde grenzen bewegen zonder schade te
maken in de opvoeding. Als je buiten deze grenzen gaat dan krijgt het kind achterstanden.
Als je beter probeert te gaan dan “good enough” dan ontwikkelt het kind zich niet beter dan
als je binnen die grenzen blijft, ze zouden eerder een negatieve impact kunnen hebben.
College 2: Pedagogische stromingen en de gehechtheidstheorie
Toename interesse ontwikkeling kinderen:
Voor 1900 werd er vooral gedrag dat opvoeding alleen het gedrag van het kind bijstuurt,
maar na 1900 kwamen we er ook achter dat de opvoeding invloed heeft op mentale
gezondheid. De moeder was grotendeels verantwoordelijk voor de uitkomst.
In 1880 begon de “child study movement” met de psycholoog G. Stanley Hall. Hij was vooral
geïnteresseerd in kinderen, adolescenten en onderwijs en hoe dat zich allemaal ontwikkelde.
Hij maakte vragenlijsten voor ouders en leraren en regelden congressen voor moeders, dit
allemaal om kennis te delen over opgroeien en opvoeden.
Einde 19e eeuw kwam Freud met de psychoanalyse. Hij sprak over de driftenleer, dat is dat
men primair streeft naar bevrediging van lusten. En de emotionele ervaringen worden
verdrongen, de energie die zoekt een uitweg. Zijn theorie was retrospectief, hij baseerde de
theorie op eigen herinneringen en verhalen van patiënten. Volgens hem was de meest
voorname taak van ouders het kind helpen om impulsen te beheersen.
Mental Hygiene movement
Kwam voort uit kennis van de hygiënisten en de algemene interesse was de mentale
gezondheid van een kind. Dat als je mentaal rein bent voorkomt dat problemen in de
mentale gezondheid. Ook werd er gedacht dat het gemis van mentale reinheid zorgt voor
fysieke medische klachten.
Behaviourisme:
Dit was een theorie van John Watson. Hij zegt dat het belangrijk is om keten van stimulus en
respons te versterken, hierbij is de taak van ouders om gedrag aan te leren of te
modificeren. Het kind moet getraind worden want iemand is maakbaar.