Inleiding in de Pedagogiek
o Zelfgemaakte samenvattingen van elk hoofdstuk uit het boek “Pedagogiek in beeld”.
o Cijfer: 3.75/5.00
Hoofdstuk 1: Methodologie: kennis door veranderen, de empirische benadering in
de pedagogiek
Een casus
Horizontale indeling: aparte groep voor baby’s. Dus stel leeftijd varieert van 3-12 maanden, dan worden kinderen
vanaf 12 maanden oud overgeplaatst naar een oudere leeftijdscategorie met andere leidsters.
Verticale indeling: twee of drie leidsters zorgen voor kinderen van verschillende leeftijden. In principe blijft kind in
de gehele voorschoolse periode onder de hoede van dezelfde leidsters.
Bij een pedagogisch verantwoorde keuze staat het belang van de kinderen voorop.
Pedagogisch criterium is dus wel-bevinden van de kinderen (inclusief het belang van een optimale ontwikkeling).
Wat is empirisch-analytische pedagogiek?
In empirisch-analytische benadering probeert men op systematische wijze verschillende pedagogische
handelingen, methoden, ingrepen, therapieën en dergelijke uit om te kijken of er dan een verschillend
pedagogisch effect is.
- Hierbij wordt gebruik gemaakt van (veld)-experiment, het survey-onderzoek, observatieonderzoek enzovoort.
Elk pedagogisch onderzoeksprogramma mond uit in een systematische verandering van de
opvoedingswerkelijkheid om daarmee kennis te verwerven over haar veranderbaarheid in gewenste richting
(gewenst= welbevinden van kinderen + optimale ontwikkelingsmogelijkheden).
Empirisch-analytische pedagogiek is een benadering van pedagogiek die zich richt op het verzamelen en
analyseren van bewijsmateriaal over de effectiviteit van verschillende pedagogische methoden en interventies.
Deze benadering is gericht op het vinden van bewezen effectieve interventies en deze te implementeren in de
praktijk.
De empirisch analytische benadering dwingt de opvoedkundigen hun ideeën over opvoedingsprocessen
voortdurend te toetsen aan de realiteit.
- Onderzoek kan kwantitatief of kwalitatief zijn.
Belangrijk is dat systematiek en navolgbaarheid wordt nagestreefd: het onderzoek zou door iedere goed
opgeleide onderzoeker herhaald kunnen worden (repliceren).
o Integratieve, interdisciplinaire wetenschap:
- Integratief: dingen combineren zodat deze elkaar aanvullen of een geheel vormen.
- Interdisciplinair: bij een interdisciplinaire samenwerking hebben de disciplines elkaar nodig om een probleem op
te lossen.
De pedagogiek integreert gegevens uit verschillende disciplines en op verschillende niveaus van organisatie in een
meer omvattend theoretisch perspectief.
o Pedagogiek als belangenbehartiger van het kind: de pedagogiek beschrijft de relevante normen en waarden en
stimuleert de reflectie erover, maar schrijft geen waarden en normen voor. En de pedagogiek bewaakt het belang
van het kind dat over weinig pressiemiddelen beschikt om zelf dat belang te verdedigen.
Empirisch-analytische pedagogiek
Er zijn belangrijke verschillen in vraagstelling tussen de pedagogiek en de psychologie.
o Verschil 1
Pedagogiek verbindt verschillende disciplinaire perspectieven met elkaar tot een integratieve theorie.
Pedagogiek integreert pedagogisch relevante kennis uit andere disciplines vanuit een pedagogisch perspectief en
met het oog op de verbetering van de pedagogische praktijk, in het belang van het kind.
o Verschil 2
Psychologie legt de nadruk op beschrijving en verklaring van ontwikkeling. En de pedagogiek is juist gericht op
praktische toepassing van kennis gericht, naast of in het verlengde van theorieën die de opvoedingswerkelijkheid
beschrijven en verklaren.
Dit verklaart de voorkeur in de pedagogiek voor veldexperiment waarin beschrijving, verklaring en toepassing hand in
hand gaan.
- In een (gerandomiseerd) veldexperiment worden gegevens over de kosten en effecten van een bepaalde
interventie verzameld bij personen die onderwerp zijn van de interventie.
De empirische cyclus
De empirische cyclus laat zien hoe empirisch-analytisch onderzoek is gestructureerd en welke stappen moeten
worden gezet bij het verzamelen en analyseren van empirische gegevens.
, Hypothese: voorlopig antwoord op (onderzoeks)vraag die uit een paar observaties is afgeleid.
Observatie: het waarnemen en verzamelen van empirische feiten.
Inductie: het formuleren van een algemene veronderstelling op basis van
observaties.
- Uit de globale hypothese moeten concrete voorspellingen worden afgeleid,
of gededuceerd.
- De onderzoeker kan niet alle leerkrachten en leerlingen onderzoeken, en
niet alle beoordelingen die in een schoolsituatie worden gegeven erbij
betrekken.
Deductie: formuleren van specifieke toetsbare hypotheses.
- Voorbeeld deduceren: De onderzoeker concretiseert het begrip
‘beoordeling van leerkrachten’ met ‘het aantal fouten in een taalschrift dat
leerkrachten niet hebben aangestreept’. Hij kiest verder voor de leerlingen
in de tweede klassen van het basisonderwijs in Leiden, en vraagt de
leerkrachten aan te geven uit welk milieu de kinderen afkomstig zijn.
Evaluatie: de resultaten van het experiment waarnemen en evalueren, terugkoppelen aan hypothese.
- Ieder onderzoek levert materiaal op ten behoeve van een aanscherping of hernieuwde formulering van
hypothesen voor verder onderzoek.
Toekomst
Wetenschappelijke basis voor pedagogische diagnostiek en behandeling is flinterdun.
Diagnostiek: activiteiten met als doel (bijdragen aan) het stellen van een diagnose, uitgevoerd door een
zorgverlener die hiervoor bevoegd en bekwaam is.
- Boomtekening, poppenspel.
Belangrijk dat een diagnostiek wetenschappelijk verantwoord is.
Behandeling: de behandeling is gericht op herstel, of op voorkomen van verergering.
Er zal nog veel systematisch pedagogisch interventieonderzoek moeten plaatsvinden om na te gaan welke vormen
van opvoedingsondersteuning en hulpverlening het belang van het kind optimaal waarborgen.
o Een interventie is een weldoordachte, systematische aanpak voor preventie, ondersteuning en hulp bij specifieke
risico's en problemen.
o Een interventie onderzoek wordt ook wel experimenteel onderzoek genoemd. Een onderzoeker verandert dan
met opzet de condities om op die manier iets te kunnen zeggen over de uitkomst. Vaak wordt er gebruik gemaakt
van een gerandomiseerd interventie onderzoek met een controle groep.
Hoofdstuk 3: Onderwijsgeschiedenis: methoden en bronnen
Methoden van (empirisch) onderzoek naar het onderwijsverleden
Wie menselijk gedrag uit het verleden wil bestuderen, zit met het probleem dat er alleen op indirecte manier nog
iets achter te halen is over opvoedings- en onderwijsgedrag uit vroeger tijden.
Studie van onderwijsverleden
I. Tellende benadering
o Vooral gericht op cijfermatige gegevens.
o Seriële bronnen: dit zijn bronnen die min of meer gelijkwaardige gegevens over een langere periode
bevatten.
o Beperking van tellende benadering is dat het niets zegt over de ervaringen, motieven en dagelijkse omgang
tussen leerlingen en leerkrachten in het onderwijs.
II. Vertellende benadering
o Het gaat om de emoties en mentaliteit achter het feitelijk gedrag van mensen.
o ‘Binnenkant’ van opvoeding en onderwijs: persoonlijke ups en downs in het dagelijks gezins- en schoolleven.
o Oral history: Door het op band vastleggen en schriftelijk uitschrijven van interviews werden samen met de
betrokken personen nieuwe historische bronnen geproduceerd. De zwijgende ‘onderkant’ van de
samenleving kreeg een stem die gehoord werd: onderzoekers interviewden arbeiders, vrouwen en kinderen
en andere minderheidsgroepen over hun dagelijkse handel en wandel.
o Egodocumenten: bronnen waaruit persoonlijke ervaringen, motieven en opvattingen naar voren komen.
, Denk aan dagboeken, schoolagenda’s, briefkaarten en correspondenties.
Culturele filters: persoonlijk gekleurde bronnen hebben vaak culturele filters: denk hierbij aan het
verschillend uitdrukken van mannen, vrouwen en kinderen. Andere interesses. Andere plaats en tijd en vaak
met andere bedoeling geschreven. Betekenis van begrippen veranderen, de stijl van schrijven en de
onderwerpen waarover geschreven kon worden.
III. Veronderstellende benadering: baseert haar keuze voor bronnen en de wijze waarop deze bestudeerd worden
vooral op vooraf uitgewerkte theoretische uitgangspunten en daarvan afgeleide hypothesen.
o De veronderstellende benadering is geleidelijk meer interdisciplinair (met meerdere disciplines te maken)
geworden.
o Voorbeeld:
De bestudering van de ideële en materiële ontwikkelingsgeschiedenis van opvoeding en onderwijs is niet
uitsluitend het terrein van de historisch pedagoog. De sociologisch, sociaalpsychologische, economische en
politicologische inbreng heeft tot belangrijke verbreding en verbetering van het onderwijshistorisch
onderzoek geleid.
Cultuur-historische invalshoek: men wil door bestuderen van literaire bronnen en beeldcultuur uit een bepaalde
periode de leidende opvattingen over opvoeding en onderwijs reconstrueren.
Cultuuroverdracht: het overbrengen van normen, waarden en cultuurkenmerken.
Hoofdstuk 4: Pedagogische ideeëngeschiedenis: de gehechtheidstheorie van
John Bowlby en Mary Ainsworth
Je kan na studeren van stof de conclusies van de hoofdstukken lezen, goede samenvatting.
John Bowlby’s vormende jaren
Opgevoed door gouvernante (vrouwelijke docent die privéles gaf). Toen zij wegging was John 4 jaar oud en hij
vond het erg moeilijk. Later ging hij naar de kostschool.
Psychoanalyse: naam gegeven door Sigmund Freud aan een systeem van interpretatie en therapeutische
behandeling van psychische stoornissen.
Kinderen met een affectieloos karakter: kinderen die niet in staat bleken een emotionele band met anderen aan
te gaan.
o Melanie Klein oordeelde dat geestelijke aandoeningen het gevolg waren van onderbewuste fantasieën uit de
kindertijd.
o John Bowbly was van mening dat emotionele stoornissen verband hielden met feitelijke gebeurtenissen in het
leven van het kind.
Bowlby: scheiding van de moeder in de eerste drie jaar zou leiden tot emotioneel teruggetrokken en affectieloos
gedrag op latere leeftijd.
- Bowlby kwam in conflict met Klein en Freuds dochter Anna vanwege deze ideeën.
De gehechtheidstheorie beschrijft hoe vroege ervaringen in relatie met opvoeders van belang zijn bij de
ontwikkeling van het zelfbeeld van kinderen
Scheiding als belangrijk onderzoeksthema in Bowbly’s vroege werk
Bowlby deed veel onderzoek naar effecten van de gevolgen van scheiding en verlies van de moeder op de
ontwikkeling van jonge kinderen. Ook maatschappelijk was hij zeer betrokken.
- Hij was tegen evacuatie van kinderen tijdens Tweede Wereldoorlog en ook wilde hij dat ouders hun in het
ziekenhuis opgenomen kind vaker konden bezoeken.
Retrospectieve onderzoek: een studie gebaseerd op gegevens uit het verleden die reeds beschikbaar zijn in
bestaande patiëntendossiers, medische dossiers of administratieve dossiers.
Na de oorlog was ‘thuisloze kinderen’ een groot probleem en Bowlby kreeg de opdracht van de
Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) om ‘geestelijke gezondheid van thuisloze kinderen’ te onderzoeken.
Invloed van psychoanalyse en ethologie op de gehechtheidstheorie
Verklaringen voor sterk verband tussen moeder en kind:
I. Cupboard-love theorie (Baatzuchtige liefde): doordat de moeder fysiologische behoeften van het kind als
warmte en voeding bevredigt, leert het kind dat de moeder de bron is van alle bevrediging en liefde.
II. Een andere verklaring; kind heeft een aangeboren neiging om te zuigen en hecht zich primair aan de
moederborst en secundair aan de moeder.
III. Of; kind heeft aangeboren behoefte tot fysiek contact en vastklampen, een behoefte onafhankelijk van
voeding, maar net zo sterk + belangrijk; de band met de moeder is het gevolg van deze behoefte.
Bowlby was niet tevreden met verklaring dat band tussen moeder en kind gevolg was van de primaire behoefte
van het kind aan voeding, warmte en dergelijke.
Ethologie: onderzoek naar gedrag van dieren (in de natuurlijke omgeving). Vragen als ‘hoe heft het gedrag
bijgedragen aan de overleving van het individu’ worden gesteld.