Familie en gezin
HOORCOLLEGE 1: INLEIDING FAMILIE EN GEZIN
VOORBEREIDINGSVRAGEN + LITERATUUR
Literatuur
1. McElwain, N. L., & Booth-LaForce, C. (2006). Maternal sensitivity to infant distress and nondistress
as predictors of infant-mother attachment security. Journal of Family Psychology, 20, 247-255.
2. Joussemet, M., Landry, R., & Koestner, R. (2008). A self-determination theory perspective on
parenting. Canadian Psychology, 49, 194–200.
3. Hoofdstuk 4: de gehechtheidstheorie van John Bowlby en Mary Ainsworth
Voorbereidingsvragen
1. In hun artikel Maternal sensitivity to infant distress and nondistress stellen McElwain en
Booth-LaForce (2006) de hypothese dat ouderlijke sensitiviteit vooral belangrijk is als
baby's stress ervaren. Wat vind je van de methode die de onderzoekers hebben gebruikt om
ouderlijke sensitiviteit bij stress van baby's te meten en wat heeft dit voor gevolgen voor de
mate waarin de auteurs hun hypothese kunnen toetsen?
2. In het artikel A self-determination theory perspective on parenting leggen Joussement en
collega’s (2008) de zelfdeterminatie theorie uit. Leg deze theorie uit.
De zelfdeterminatie theorie houdt in dat een mens fundamentele behoeftes hebben om zich
verbonden, competent en autonoom te voelen als voorwaarde voor ontwikkeling en optimaal
functioneren.
3. Denk voor elk van de drie psychologische basisbehoeften uit deze theorie na over het eerste
semester van je studie dit academisch jaar: Waren er situaties waarin deze drie
basisbehoeften bij jezelf nadrukkelijk meer of minder vervuld waren? Welke situaties waren
dit en welk gevoel leverde dit op?
4. Opvoedtaken van ouders ontwikkelen gedeeltelijk met de ontwikkeling van kinderen mee.
Beschrijf de opvoedtaken van ouders in (i) de babytijd, (ii) peuter- en kleutertijd en (iii)
adolescentie.
5. Welke vier gehechtheidstijlen worden onderscheiden? Stel dat je oppast op een meisje van 2. Hoe
zou je elk van deze gehechtheidstijlen in haar gedrag kunnen herkennen als moeder
afscheid neemt en haar bij jou achterlaat, en als moeder weer thuiskomt.
6. Onze gehechtheidstijlen beïnvloeden onze sociaal-emotionele ontwikkeling. Leg uit via welk
proces dit gebeurt.
Oefenvragen
1. Bij welke hechtingsstijl laten kinderen veel exploratiegedrag zien?
a. Veilig gehecht
b. Onveilig-vermijdend gehecht
c. Onveilig-ambivalent gehecht
2. Wat voor soort controle is ouderlijke supervisie
a. Gedragscontrole
b. Psychologische controle
c. Geen van beide
3. Welke opvoedstijl zag je bij Red (That ‘70s show)
a. permissief
b. autoritatief
c. Verwaarlozend
d. Autoritair
4. Wat zijn volgens de zelfdeterminatietheorie aangeboren psychologische basisbehoeften?
a. Sensitiviteit en aanmoediging van exploratiegedrag
b. Gevoelens van verbondenheid, competentie en autonomie.
c. Een goede balans tussen warmte en controle.
, HOORCOLLEGE + LITERATUUR
Familie en Gezin gaat over de ontwikkeling van het kind in interactie met gezinsleden. Het gaat over
beschrijven, begrijpen en optimaliseren.
Inleiding
Eind 19e eeuw kwam de Mental Hygiene Movement: als je lichaam gezond en schoon kon
houden/maken, dan moet dat ook mogelijk zijn voor de geest. Hierdoor was er meer aandacht voor de
geestelijke gezondheid. Rond dezelfde tijd was de psychoanalyse in opkomst. Sigmund Freud herleidde
psychische problemen van volwassenen naar echte of ingebeelde gebeurtenissen die hadden
plaatsgevonden tijdens de kinderjaren. Hierop volgde dat de opvoeding de verdere ontwikkeling van het
kind kan beïnvloeden of schade kan veroorzaken. Er was meer focus op de ouders; met name op de
moeder.
Bowlby
John Bowlby is een grondlegger van de gehechtheidstheorie; hij werkte op scholen die beide sterk
beïnvloed waren door psychoanalytische denkbeelden. Op 1 van de scholen kreeg hij te maken met
‘affectieloos karakter” dit zijn kinderen die niet in staat zijn een emotionele band met anderen aan te gaan.
Bowlby werd opgeleid als psychoanalyticus op The Institute of Psycho-Analysis, waar begeleid werd door
Melanie Klein.
Klein en Bowlby hadden verschillende ideeën over de oorzaak van geestelijke aandoeningen:
- Melanie Klein: gevolg van onbewuste fantasieën
- John Bowlby: emotionele stoornissen verbonden met feitelijke gebeurtenissen in het leven van het
kind.
Bowlby vroeg om aandacht voor scheiding tussen moeder en kind in de eerste levensjaren van het kind, dit
zou leiden tot emotionele teruggetrokkenheid en affectieloosgedrag op latere leeftijd. Hij ging onderzoek
doen naar de gevolgen op kinderen van scheiding en verlies van de moeder, mar hij was ook
maatschappelijk betrokken en protesteerden tegen evacueren van jonge kinderen in de tweede
wereldoorlog.
Hij had ook een studie over afwijkend gedrag van de ‘44 diefjes’; dit gaat over delinquente jongeren die
werden vergeleken met een controlegroep van andere jongeren. Allemaal werden zij behandeld voor
emotionele problemen, maar wat opvallend was dat meer dan de helft van de delinquente jongeren op een
jongere leeftijd gescheiden waren van moeder, waardoor zij lijden aan affectieloosheid. Bowlby werd door
WHO gevraagd om onderzoek te doen naar de geestelijke gezondheid van thuisloze kinderen; er is
voldoende bewijs voor het schadelijke gevolg van langdurige scheiding van jonge kinderen van moederlijke
zorg op karaktervorming.
Cupboard-love theorie: de moeder bevredigt de fysiologische behoeften van het kind zoals warmte en
voeding. De relatie tussen moeder en kind is een gevolg van de primaire behoeften van het kind. Bowlby
was het hier niet volledig mee eens, maar het concept imprinting van Konrad Lorenz was wel weer
relevant: hier bestond een aangeboren basis voor de relatie tussen moeder en kind (niet volledig
aangeleerd dus).
- Een empirisch bewijs wat hier tegenin gaat is het gehechtheidsgedrag hypothese van Bowlby. Dit
houdt in dat er verschillende instinctie aangeboren componenten kent, zoals: grijpen, zuigen,
volgen, huilen en lachen. Deze zijn sterk geworteld in de biologie met een evolutionair doel;
Namelijk het voortbestaan van het soort. Dit ging goed met het werk van Harry Harlow over het
experiment met de verschillende moeders. Hieruit bleek dat jonge apen een sterke voorkeur
hebben voor de moeder met warmte dan de ijzeren voeding moeder. Hieruit kan je concluderen dat
er liefde nodig is voor een emotionele band en niet alleen voeding.
Mary Ainsworth ging op 16-jarige leeftijd psychologie studeren waar William Blatz haar docent was; Blatz
was een grondlegger van de Theory of Security, deze verondersteld dat je mentaal gezond bent als je
genoeg zelfvertrouwen hebt om de consequenties van je daden te accepteren of iemand anders dit kan
doen in je omgeving. Mary werd later door Bowlby aangenomen. Ze ging een studie uitvoeren naar de
ontwikkeling van de moeder-kinderelatie in Uganda, waar ze zag uit gedragspatronen dat kinderen anders
gehecht waren aan de moeder. Het gaat er niet om hoe sterk de hechting is, maar de kwaliteit van de
gehechtheidsrelatie. Hier kwamen drie categorieën uit: veilig gehecht, onveilig gehecht, niet gehecht (deze
werd later geschrapt).