Frontale lob: voorkant van de hersenen, bevat 50% van het volume van de cerebrale hemisferen.
Taak is planning en denken. Rationele en executieve controlecentrum van het brein. Het
werkgeheugen zit ook hier. Deze rijpt langzaam, ook nog tijdens de kindertijd. Tot de leeftijd van 24
jaar is deze aan het rijpen (in vrouwen eerder klaar dan in mannen).
Temporale lob: boven de oren zit deze, deze dealt met geluid, muziek, gezicht en objectherkenning.
Ook delen van lange termijn geheugen. Spraakcentra zitten er ook in (linkerzijde).
Occipitale lob: achterkant van de hersenen, vooral voor visuele verwerking.
Pariëtale lob: deze is belangrijk voor ruimtelijke oriëntatie, calculatie en bepaalde vormen van
herkenning.
Tussen de pariëtale en frontale lob zit de motorcortex (werkt samen met cerebellum). Achter de
motorcortex zit de somatosensorische cortex (aanrakingssignalen van verschillende delen van het
lichaam).
Cerebellum zit onder het cerebrum, net achter de hersenstam. 11% van het gewicht van de
hersenen. Diep betrokken bij hoog georganiseerde structuren, en bevat meer neuronen dan de rest
van het brein bij elkaar. Het coördineert beweging, belangrijk voor performance en timing van
complexe motorische taken. Daarnaast slaat het geheugen op van automatische bewegingen
waardoor je deze bewegingen kan verfijnen.
Hersenstam: hierin zitten de kernen van 11 van de 12 hersenzenuwen. Vitale lichaamsfuncties
belangrijk. Daarnaast het RAS systeem (reticular activating system): taak hiervan is alertheid.
Limbisch systeem: boven de hersenstam en onder het cerebrum. Hierin zitten veel functies, zoals
generatie van emoties en verwerken van emotionele herinneringen.
- Thalamus: sensorische informatie gaat eerst naar de thalamus. Daarna naar andere delen
van het brein voor verwerking. Cerebrum en cerebellum sturen ook signalen naar de
thalamus.
- Hypothalamus: onder de thalamus, vorm van een parel. De hypothalamus monitort de
interne systemen voor homeostase. Controleren van hormonen, lichaamsfuncties zoals
slaap, voedselinname, waterinname
- Hippocampus: basis van het limbisch systeem. Belangrijke rol in consolidatie leren en in het
omzetten van informatie in het werkgeheugen via elektrische signalen naar lange termijn
geheugengebieden. Als je de hippocampus verwijdert, onthouden patiënten alles wat ervoor
gebeurt is, maar kunnen geen nieuwe herinneringen maken. Het speelt dus een rol in
permanente geheugenopslag.
- Amygdala: bij het puntje van de hippocampus. Belangrijke rol in emoties: vooral in angst. Het
reguleert de interactie met de omgeving voor overleving. De emotionele component van
geheugen ligt in de amygdala
Cerebrum is het grootste deel van de hersenen. Ze zijn verbonden door corpus callosum.
Leren vindt plaats als de synapsen fysiek en chemisch veranderen zodat de invloed van een neuron
de andere ook verandert.
Leren is het proces waarbij we kennis vergaren, geheugen is het proces waarbij we het kunnen
houden. Inkomende informatie maakt een korte stop in het immediate memory, voor een paar
seconden. Daarna gaat het naar het werkgeheugen (voor een paar minuten). Dit heeft een beperkte
capaciteit (alleen klein aantal nummer op een moment). Het geheugensysteem moet daarna een
, belangrijke beslissing maken: of naar het lange termijngeheugen of verwijderen uit het systeem
(vergeten).
Studenten met leerproblemen hebben problemen met focussen voor een langere tijd, en daarom
onthouden ze de informatie vaak maar voor korte tijd. Retentie is het proces waarbij
langetermijngeheugen leren in een manier zet dat het geheugen gelokaliseerd, geïdentificeerd en
gebruikt kan worden in de toekomst.
De beslissing om het te bewaren hangt af van: gevoel en betekenis. Gevoel: begrijpt de student wat
er geleerd wordt. Betekenis: weet de student waarom het relevant is. Rehearsal is een belangrijke
component in de transfer van informatie van werkgeheugen naar langetermijngeheugen. Tijd is een
belangrijke component voor rehearsal. Initiële rehearsal vindt plaats als informatie eerst in het
werkgeheugen komt. Er moet genoeg tijd besteed worden aan secundaire rehearsal waarbij de leraar
belang geeft aan de informatie en er waarde aan hecht. Daardoor komt het eerder in het
langetermijngeheugen.
Rote rehearsal: gebruikt als de leerling de informatie precies moet onthouden en opslaan zoals het in
het werkgeheugen zit. Bijvoorbeeld de tekst van een liedje. Hierbij heb je directe instructie nodig.
Kinderen met leerproblemen vinden dit vaak saai.
Elaborative rehearsal: het is niet nodig om de informatie exact hetzelfde als geleerd op te slaan. Denk
aan complexe denkprocessen. Bijvoorbeeld om de boodschap van een gedicht te onthouden. Bij te
weinig tijd gebruiken mensen vaker rote rehearsal. Daardoor kunnen ze geen associaties maken.
Bij het leren van fysieke vaardigheden gebruiken we de frontale lob, motorcortex en het cerebellum.
Dit gaat vaak zonder bewustzijn aandacht, dit zou de kwaliteit verminderen. Bij de eerste keer leren
van de vaardigheid gaat het wel met aandacht en bewustzijn samen. De frontale lob is betrokken
voor werkgeheugen en de motorcortex interacteert met het cerebellum voor spiercontrole. Als we
het vaker doen, dan wordt de activiteit in de motorcortex groter (nieuw netwerk). Het geheugen van
de vaardigheid is niet verzekerd totdat het oefenen stopt. Het neemt 4-12 uur voordat consolidatie in
het cerebellum plaatsvindt, vaak tijdens diepe slaap. Als je de vaardigheid onder de knie hebt,
verschuift de activiteit naar het cerebellum. Procedureel geheugen is het mechanisme, en de brein
gebruik niet langer hogere functies en de vaardigheden worden automatisch. Hoe jonger je bent, hoe
makkelijker.
Kinderen met lage motorvaardigheid hebben moeite. Maar dit betekent niet dat ze ook intellectuele
achterstand hebben. Ze hebben moeite met interpretering van visuele scenes betrokken bij de
beweging. Ook mensen met dyslexie hebben vaak moeite met motorische vaardigheden. Kinderen
met ADHD hebben vaak moeite met focussen, wat nodig is voor specifieke motorische vaardigheden.
Externe focus verbetert de effectiviteit van lichaamsbeweging en verminderd de andere signalen in
de motorcortex die de beweging minder betrouwbaar maakt.
Tegenwoordig hebben leerlingen kortere aandacht. We hebben interesse in veranderingen in de
omgeving. Het brein scant telkens de omgeving voor stimuli. Als je een onverwachte stimulus hebt,
krijgen we adrenaline en daardoor worden alle onnodige activiteiten uitgeschakeld en gaat de
aandacht van het brein naar de stimulus waardoor het actie kan ondernemen. Als er veel
voorspelbare stimuli zijn (zoals in klaslokaal) dan vermindert dat de interesse van het brein in de
wereld. De thuisomgeving is nu ook anders dan het 20 jaar geleden was. Minder geluid, meer praten,
stabiel, weinig tv, school was interessante plek, wijk was belangrijk.