SAMENVATTING
Bedrijfseconomie
Titel: Basisboek Bedrijfseconomie
Auteur: P, de Boer, M.P. Brouwers en W. Koetzier
Uitgever: Noordhoff Uitgevers B.V.
Druk: 9
Bevat hoofdstukken: 1, 2, 3, 6, 7, 8, 9, 15, 16, 17, 18
Gemaakt door: Linda de Wildt
De inhoud van dit uittreksel is met de grootste zorg samengesteld. Incidentele onjuistheden kunnen
niettemin voorkomen, maar ik streef naar het verschaffen van foutloze informatie. Dit uittreksel is voor
persoonlijk gebruik en is bedoeld als wegwijzer bij het originele boek. Het is niet toegestaan het
gekochte uittreksel door te verkopen of door te sturen aan derden.
1
,Hoofdstuk 1
Algemene economie: bestudeert relaties tussen consumenten en producenten en tussen de
producenten onderling. Onderscheidt:
- Micro-economie. Hiertoe behoort de theorie van de marktvormen.
- Macro-economie: houdt zich bezig met economische problemen van de maatschappij als
geheel, bijv. inflatie en werkloosheid.
Bedrijfseconomie: richt zich op het economisch handelen binnen de productieorganisaties. à
Dit gaat om productie van goederen en ook om de handel en het verlenen van diensten.
Ondernemingen
= productieorganisaties die erop gericht zijn om op de markt inkomen te verdienen voor hun
eigenaren (winst).
Een onderneming is een productieorganisatie:
In een productieorganisatie worden productiemiddelen bij elkaar gebracht en in productieproces
omgezet in producten. Deze organisatie werkt tussen twee markten: de inkoopmarkt (hier
worden productiemiddelen verkregen) en verkoopmarkt (hier worden geproduceerde goederen
verkocht). Is samenwerking tussen arbeid en kapitaal.
Productiemiddelen kunnen bestaan uit grondstoffen, machines en gebouwen. Machines en
gebouwen zijn duurzame productie-middelen (= bewijzen hun diensten aan de onderneming
gedurende langere tijd).
Productieproces:
Grond-
stoffen
Duurzame
productiemid-
delen
Arbeid
Onderneming streeft naar winst:
Ze streeft naar waardecreatie: opbrengst van verkoop van geproduceerde goederen of diensten
is hoger dan prijs van productiefactoren op inkoopmarkt. Winst is afhankelijk van efficiency en
effectiviteit van ondernemingsproces. Winst = doel, activiteiten = middel. (3 inputs: grondstof,
duurzame productiemiddelen en menselijke arbeidskracht.)
- Efficiency= doelmatigheid van productieproces.
- Effectiviteit= doelgerichtheid van productieproces
(mate waarin eindproduct geschikt is om te
voldoen aan eisen van de afnemer.
Efficiënt = productieproces waarbij een gegeven hoeveelheid met zo gering mogelijke kosten
wordt geproduceerd.
Effectief= productieproces dat een eindproduct oplevert dat in trek is bij de klanten.
Twee opmerkingen:
1. Continuïteit: behalen van winst is noodzakelijk, maar men moet ook naar lange termijn
kijken. Door inferieure producten als topkwaliteit aan te bieden, behaalt men snel winst maar
werkt op lange termijn averechts.
2. Mission statement: ondernemingen geven aan welke doelen ze zichzelf stellen. (milieu etc)
Ondernemingen behoren tot profitsector, maar bestaan ook non-profitorganisaties. Kan
onderscheidt maken tussen overheidssector en andere particuliere non-profitinstellingen.
2
, Overheidssector bestaat uit het Rijk, de provincies, gemeentes en waterschappen. Dit zijn
voorzieningen voor de bevolking en kunnen niet overgelaten worden aan de ondernemingen,
omdat marktmechanisme hierbij niet werk. Hier is budgetmechanisme: overheid heft
gedwongen bijdragen en stelt budget beschikbaar voor deze collectieve goederen.
Privatisering = van overheid naar de markt.
Particuliere non-profitinstellingen zijn organisaties als sportverenigingen en het Rode Kruis.
Verschillen tussen ondernemingen en non-profitsector:
1. Non-profitinstellingen hebben als doel om bepaalde voorzieningen tot stand te brengen.
Activiteiten die zij verrichten staan verbonden met dat doel.
2. Non-profitorganisaties kunnen niet voortbestaan door zakelijke markttransacties uit te
voeren, zijn economisch niet zelfstandig. Zijn afhankelijk van bijdragen in vorm van
contributies, donaties, subsidies, etc. Ondernemingen niet.
3. Beoordeling van effectiviteit is bij non-profitinstellingen veel moeilijker dan bij
ondernemingen. Bij ondernemingen geeft de winst de mate hiervan aan.
Global indeling naar aard van omzetting van inkoop à verkoop:
Landbouw en extractie:
Ze gebruiken rijkdommen van de natuur. Met relatief weinig grondstof wordt grote
hoeveelheid eindproduct verkregen. Kosten zijn klein percentage van de opbrengst.
Extractieve bedrijven houden zich bezig met winning van delfstoffen, hierbij worden geen
grondstoffen gebruikt. Duurzame productiemiddelen zijn zeer belangrijk: landbouwgrond,
vergunning voor de mijn of olieveld bij extractieve bedrijven.
Industrie:
= creëren een fysiek, tastbaar product dat vóór productie in die vorm niet bestond.
• Stukproductie: hierbij wordt maatwerk geleverd. Elk product is afgestemd op wensen van
de klant à productie op bestelling. Er is hier geen voorraad.
• Massaproductie: hierbij wordt 1 soort product in grote hoeveelheden gemaakt. Wordt op
voorraad geproduceerd.
Hiertussen is serie-stukproductie en serie-massaproductie. Serie-stukproductie: klant krijgt
eigen individueel bepaalde product, maar men probeert kosten te besparen door
componenten in grotere aantallen te produceren. Serie-massaproductie: varianten of
modellen van standaardproduct worden geproduceerd, waarbij eens in de tijd de machines
omgesteld worden naar betreffende variant.
Handel:
Handelsondernemingen produceren geen nieuwe producten. Zijn ongelijkheden tussen
productie en consumptie op gebied van: grootte, samenstelling, tijdstip en plaats.
• Detailhandel: laatste schakel, levert rechtstreeks aan de eindverbruiker/consument.
• Groothandel: koopt in bij fabrikant en verdeelt ingekochte partijen over detailhandel. Is
B2B onderneming. Belangrijk is hun logistiek systeem.
De kosten van de handel zijn vooral de ingekochte handelsgoederen en menselijke arbeid.
Dienstverlening:
Deze ondernemingen verrichten prestaties voor hun klanten zonder dat zij een nieuw
concreet goed vervaardigen of bestaand goed overdragen. Bedrijven als: financiële
dienstverlening, horeca, transport, ICT, facilitaire dienstverlening. Er worden geen
grondstoffen ingekocht bij leveranciers. De arbeidskosten zijn hoog.
Verschillende rechtsvormen:
1. Onderneming heeft rechtspersoonlijkheid. De onderneming is dan een rechtspersoon
en wordt zelf beschouwd als partij in juridische overeenkomsten die het zakendoen met
3